Zullen we of zullen we niet ?

© SEBASTIAAN VAN DONINCK

Nichefenomenen groeien soms snel uit tot algemeen aanvaarde gewoonten. Zullen we dit jaar van Koreaanse pop gaan houden ? Zal istanbul de ware hoofdstad van europa worden en eten we echt met zijn allen ‘groen’ ? Drie Knack Weekend-jongens geloven van wel.

Zullen wij van Koreaanse pop gaan houden ?

Door Jesse Brouns

In vroeger-was-het-beterkringen, maar soms ook gewoon in het café, hoor je geregeld dat de gouden jaren van de pop nu wel definitief voorbij zijn. Dat is kortzichtig. Het klopt dat de hitparades minder impact hebben dan vroeger. Maar er wordt nog steeds pure popmuziek gemaakt ( We Found Love van Rihanna is daar een uitstekend voorbeeld van). Pop anno 2012 moet niet onderdoen voor de lichting van 1986 of 1964. Lady Gaga heeft de plek van Madonna ingenomen, en Justin Bieber zit op de stoel van, pakweg, Cliff Richard.

Het grootste verschil is dat de markt voor popmuziek met de rest van de wereld geglobaliseerd is. De belangrijkste tieneridolen van het moment komen uit Azië, en de Beatles van 2012 zijn Zuid-Koreaans.

In Japan en China domineren boybands en meisjesgroepen uit Seoel al jaren de tienermedia. Nu volgt de rest van de wereld. In Parijs was het optreden van een handvol Koreaanse teenyboppers in de lente van vorig jaar een immens succes. De jongens van The Shinee en 2PM werden toen in de luchthaven van Roissy opgewacht door honderden hysterische Franse tieners. Meer van hetzelfde in Londen, waar The Shinee in november een optreden gaf voor vijftigduizend mensen. De politie maakte van de gelegenheid gebruik om bij de aankomst van de band in Heathrow alvast het veiligheidsplan voor de Olympische Spelen te testen (de jongens werden geëscorteerd door 120 agenten).

Op 8 en 9 februari komen The Shinee, 2PM, Beast, Girls’ Generation, T-Ara en U-Kiss terug naar Frankrijk. De naar verluidt tachtigduizend tickets waren in minder dan drie uur uitverkocht.

Wat is er bijzonder aan K-Pop ? Het genre bouwt voort op de oude succesrecepten van de Japanse popmuziek. Die bestaat sinds de jaren zestig in een soort vacuüm en doet intussen behoorlijk oubollig aan. De Zuid-Koreanen werken met een soortgelijk systeem van managementbureaus, die aan de lopende band nieuwe acts produceren. Maar er zijn verschillen : Zuid-Korea is internationaler dan het in zichzelf gekeerde Japan. De meeste bands uit Seoel nemen Japanse en Engelse versies van hun hits op. De muziek wordt vaak aangeleverd door westerse muziekfabrieken : een hybride van europop en bubblegum, met silly teksten (” Hands up high/high, and low/inside out/Just 1 step, 2 step”, uit het oeuvre van Big Bang).

Dat de Koreanen écht kunnen dansen, helpt. In Azië worden ze bovendien beschouwd als bijzonder aantrekkelijk (de jongens zijn groot en bleek) en het land heeft ook een voorsprong op het gebied van plastische chirurgie.

K-pop is op dit moment een bizar fenomeen. Het leeft ondergronds, maar is tegelijk bijzonder commercieel. Het zorgt voor een zekere mentaliteitskloof : tussen de fans en de anderen, die zich van niets bewust zijn. Omdat de hitparade veel minder impact heeft, en de kids hun muziek in het geniep downloaden, en niemand nog naar de radio luistert of naar televisie kijkt (maar wel naar YouTube) bestaat K-pop in een soort parallel universum : enorm, en toch mysterieus.

Welke groep wordt als eerste een wereldwijd fenomeen ? Wij gokken op de meisjes van 2NE1 – I Am The Best was een van de beste singles van 2011.

Op knackweekend.be vindt u onze 5 favoriete Koreaanse video’s.

Zullen we massaal groener gaan eten ?

Door Pieter van Doveren

Trends zijn trends omdat ze snel de kop opsteken en (doorgaans) weer even snel verdwijnen. In 2010 had iedereen nog de mond vol van het nieuwe ‘speelkoken’. In 2011 was er geen serieuze kok meer te vinden die de woorden ‘moleculaire keuken’ nog in de mond durfde te nemen. Actie gaat gepaard met reactie : na de overdrijvingen van het technische koken en de onherkenbare schuimpjes, sponsjes, geleitjes en in de mond uiteenspattende snoephapjes, grijpen koks terug naar de basis. Aangewakkerd door economische onzekerheden doen ze een stapje terug in de hoop vaste grond onder de voeten te vinden.

Terwijl in 2010 de wereld nog aan onze voeten lag en we onbekommerd aten van bekende en onbekende producten die werden aangevoerd uit de verste hoeken van onze aardbol, van asperges uit Peru tot boontjes uit Kenia, is 2011 het jaar geworden van de groene bewustwording. Food miles zijn doorslaggevend bij de keuze van producten. Eigen streek gaat voor. Het voorbeeld werd gegeven door René Redzepi van Noma in Kopenhagen, twee jaar achtereen uitgeroepen tot Beste Restaurant van de Wereld. Die ‘groene’ trend zet zich ook door bij ons. Als je als kok helemaal serieus genomen wil worden, leg je een eigen moestuin aan, waar je biologisch kweekt. Voorbeelden zijn Sang Hoon Degeimbre van L’Air du Temps en Gert De Mangeleer van Hertog Jan, die vorig jaar werd bekroond met een derde Michelinster.

Feit is dat groenten steeds meer plaats krijgen in de keuken, net als in het wild groeiende kruiden en algen. Ook de ecologisch verantwoorde viskeuken en het verwerken van de bijvangst krijgen aandacht. Vlees is eveneens terug op het toneel, maar dan bij voorkeur inlands en lang gerijpt. Zo werd slager Hendrik Dierendonck met zijn West-Vlaams rood rund een echte ster.

Belangrijk in de keuken van vandaag zijn ook texturen en structuren : om het mondgevoel te stimuleren worden gerechten samengesteld uit zachtzalvende elementen en ingrediënten met beet, of krokant, zoals kroepoek en crumble. Verder blijven Japanse producten populair en is er een opvallende doorbraak van het condiment Colatura di Alice (saus van ansjovis, die door de Romeinen garum werd genoemd).

Tekenend voor de situatie van vandaag ten slotte, is het besef dat geschoold personeel stilaan onbetaalbaar en onvindbaar wordt. De zoektocht naar kostendrukkende vereenvoudiging van de gastronomie heeft een nieuw fenomeen voortgebracht, met name dat van de bistronomie, of gastronomie die terug naar de essentie gaat, zonder smuk en voor een redelijke prijs.

Zal Istanbul de ware hoofdstad van Europa worden ?

Door Max Borka

Met zijn naar schatting twintig miljoen inwoners, waar zich jaarlijks honderdduizenden bij aansluiten, is Istanbul de grootste metropool van Europa. Wat meer is : een derde van die bevolking staat niet eens geregistreerd. Dat alleen al, en het feit dat zovelen zich dagdagelijks op eigen kracht een bestaan bij elkaar weten te improviseren om te overleven, maakt Istanbul tot een voorbeeld bij uitstek van wat in de stedenbouwkundige literatuur de zelforganiserende stad heet. De stad wordt gestuwd door een pompende, bruisende dynamiek die in Europa zijn gelijke niet heeft, en waar uit het niets toch iets slaan tot een kunst is verheven. Geografisch Istanbul leeft op een breuklijn, wat maakt dat de stad elk moment door een aardbeving kan worden weggeveegd en continu met de dood danst, als een dronken derwisj, loud and proud, in pure extase, en in een permanente staat van niet-willen-weten.

Bovendien vormt de stad het bruggenhoofd tussen Oost en West, en weet ze vanuit die positie – moeilijk maar uiterst elegant – een spagaat te realiseren tussen waarden die doorgaans als onverzoenbaar worden beschouwd, zoals seculiere en religieuze.

Istanbul uit zich ook artistiek in een heel eigen taal. Waar de lome pracht van de Bosporus, met het geschreeuw van de watervogels dat alles verbindt en beheerst, haast organisch overvloeit in de wilde chaos van een dreunend nachtleven. Istanbul claimt, na de val van het Ottomaanse rijk en een winterslaap van meer dan een eeuw, opnieuw de titel van hoofdstad van Europa. Door de eeuwen heen en onder altijd maar nieuwe namen was het achtereenvolgens al de hoofdstad van het Romeinse, Byzantijnse en Ottomaanse rijk. De sporen daarvan geven de stad een indrukwekkende gelaagdheid.

Maar nog belangrijker : vooral in het licht van de recente politieke omwentelingen in het Midden-Oosten is Istanbul een lichtend voorbeeld, dat toont hoe een stad over de verschillen heen en onder het motto ‘leven en laten leven’ zichzelf kan regeren. In Istanbul speelt men geen schaak, maar backgammon, een spel waarin de teerling, het lot en het toeval een grote rol krijgen toebedeeld. In tegenstelling met het Westen, waar men het liefst dertien zetten vooruitdenkt, naar een ongrijpbaar ideaalbeeld, creëert men aan de Bosporus ad hoc, heel flexibel, met wat men heeft. Ook daar kunnen we nog ontzettend veel van leren.

Andere places to be in 2012

Berlijn :Poor but sexy“, vindt zelfs de burgemeester. Na de Wende, die van Berlijn opnieuw de hoofdstad van Duitsland maakte, trok alles wat creatief was erheen. Maar de industrie bleef weg. Het maakte Berlijn tot de eerste postindustriële metropool, een future lab, waar een heel nieuwe generatie zich noodgedwongen maar briljant een heel nieuw bestaan uitdenkt.

Palermo : van de vergankelijke pracht van de kerken tot de bedwelmende markten – één grote schatkamer.

Reykjavik : niet moeders mooiste, maar van een creativiteit die even vulkanisch, open en psychedelisch is als het betoverende achterland.

New Delhi : het beste voorbeeld van hoe men het weinige wat men heeft, kan weten uit te bouwen tot een waanzinnig straatfeest, onvatbaar in zijn geuren en kleuren.

Kopenhagen : één groot designobject. Alleen al vanwege de manier waarop in het Louisiana Museum de natuur zich met het modernisme laat combineren.

Max Borka is journalist, auteur en curator. Hij is gevestigd in Berlijn, maar verbleef het afgelopen jaar ook in Wenen, Dublin, en Istanbul. Voor het Marta Herford Museum realiseerde hij de tentoonstelling ‘Spagat ! Design Istanbul Tasarimi’.

DOOR JESSE BROUNS, PIETER VAN DOVEREN, MAX BORKA – Samenstelling Leen Creve

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content