“Het blijft toch een beetje verdacht he,” zeg ik tegen de vrouw van de orchideeënkwekerij, “zo’n man met een liefde voor orchideeën ?”

“Verdacht, mijnheer ?” vraagt ze met een zweem van verontwaardiging, terwijl ze stempels in de vorm van kleine orchideeën op mijn spaarkaart zet. “Helemaal niet. De orchidee is zelfs vooràl geliefd bij mannen. Daar is onderzoek naar verricht. Het komt door de vorm. De structuur van de bloemblaadjes schijnt een erotische aantrekkingskracht te hebben.”

Ze kijkt wat verlegen, een blos tekent zich af op haar wangen. Ik heb een zwak voor vrouwen die, voorbij de dertig, het vermogen te blozen nog niet zijn verloren. Het is waar, wat ze zegt, al had ik het zo nog niet bekeken. De gelijkenis tussen de orchidee en de vrouwelijke anatomie ligt voor de hand, al geeft de bloem de vrouw het nakijken wat betreft ragfijnheid en kleurschakeringen, van de maagdelijk witte en de pistachegroene tot de gemarmerde en de getijgerde, met hun sierlijke tongetjes en minuscule weerhaken. Blijkbaar is er meer frivoliteit vereist om bijen, kolibries en vleermuizen tot bestuiving te bewegen dan de gemiddelde man.

“Een bijkomende kwaliteit is dat orchideeën opnieuw kunnen bloeien als je er een beetje voor zorgt”, valt de oudere dame in de kwekerij bij, de moeder waarschijnlijk van de vrouw met de blos. “Daar houden mannen van. Ze zien het als een goede investering. De doorsnee vent heeft een hekel aan snijbloemen, ze zijn gedoemd om te verwelken en dat vindt hij verloren geld. Maar orchideeën ? Echt mijnheer, ik zou ze de kost niet willen geven, de mannen die geen klap doen in het huishouden maar wel vol overtuiging de orchideeën verzorgen.”

Gerustgesteld over de viriliteit van mijn passie voor de phalaenopsis loop ik terug naar m’n auto, met in m’n armen een prachtorchidee in oudroze die ik m’n moeder voor haar verjaardag cadeau wil geven. Het is een vreemd verschijnsel, die eeuwige schrik van mannen voor het ‘verwijfde’. De neiging schichtig om je heen te kijken, als blijkt dat je in je haast een douchegel hebt meegegrist waarop niet uitdrukkelijk FOR MEN staat vermeld, maar dubieuze geuren als ‘framboos & pioenroos’. De schroom die je voelt om, na het zwemmen, in het openbaar de trekkende huid van je gezicht te hydrateren. De gêne om langs terrassen te flaneren in het gezelschap van die ene vriend die z’n portefeuille en z’n iPhone in zo’n manbag bij zich draagt. Handig nochtans in de zomer, nu smartphones die aan broeksriemen bungelen even sullig zijn als witte sokken.

De ware man, daar ben ik inmiddels achter gekomen, trekt zich geen zak aan van wat ‘de mensen’ zullen denken. Much respect voor die collega die met een piepklein horloge rondloopt uit de jaren dertig dat hij gekocht heeft op een veiling. Als ik opmerk dat het een mooi uurwerk is maar echt wel een damesmodel, in deze tijden waarin een beetje patser iets ter grootte van een blikje tonijn rond de pols heeft hangen, haalt hij de schouders op. “Kan mij dat bommen”, gromt hij. “Ik voel me mans genoeg om met een klein horloge rond te lopen.” Dát vind ik een teken van karakter. Niet dat je manty’s moet gaan dragen, de panty’s die Jean Paul Gaultier heren de komende winter wil aansmeren. Niet dat je per se moet doen als Werner De Smedt, die op De Nacht van de Vlaamse Televisie Sterren verscheen, strak in het pak, met gelakte teennagels die piepten uit sandalen.

Mijn moeder, om niet te ver af te dwalen, is zichtbaar in de wolken met haar orchidee in oudroze. Het is zo’n zoele zaterdag waarin je als in een kazemat kunt schuilen tegen de voortstormende gebeurtenissen. We kijken in fotoalbums die in geen jaren zijn geopend, eten meer taart dan goed voor ons is en praten over de dagen die voorbij zijn en over de dagen die hopelijk nog komen. “Vannacht zetten we de klok een uur vooruit”, kwaken ze op televisie, met dat onuitroeibare enthousiasme dat ze op televisie kunnen hebben. “Twee uur wordt drie uur.”

Daar gaan we weer, denk ik. Ergens houden zich kogelronde bureaucraten schuil die hier een kick van krijgen : miljoenen mensen miljarden klokken te doen verzetten, in vale slaapkamers en anonieme keukens, zonder goed te weten waarom. Bij dat gepriegel aan wijzers en knopjes bekruipt mij een gevoel van lulligheid, alsof ik mij iets liet aansmeren dat ik niet kan gebruiken. Twee dingen zijn er, naast nog een heleboel andere, waar ze met hun harige klauwen vanaf moeten blijven : de tijd en de spelling. Zo heb ik nog een ei te pellen met de oenen die mij pannenkoek opsolferden en zielenpijn – alsof je die koek in meerdere pannen tegelijk staat te bakken of pijn kan voelen aan talrijke zielen terzelfder tijd.

jp.mulders@skynet.be

Jean-Paul Mulders

BLIJKBAAR IS ER MEER FRIVOLITEIT VEREIST OM KOLIBRIES TOT BESTUIVING TE BEWEGEN DAN DE GEMIDDELDE MAN

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content