PARIJS

Hoewel het er voor sommigen altijd wel op lijkt, verlangen we er soms naar dat mode een poppenkast wordt, een echte dan. Gordijntje open, een achtergrondmuziekje en een tweedimensionaal decor, om ons te situeren. En dan mogen ze komen, de meisjes met nieuwe kleertjes, kleurtjes en hoedjes, wippend van de ene naar de andere kant. Als het tafereel afgelopen is en het verhaal, liefst niet met een open einde, uitverteld, dan nemen we onze jas en stappen we weer de straat op, de realiteit in. Misschien vergeten we terstond wat we gezien hebben, misschien brengen we rapport uit aan degene die niets anders te doen heeft dan te luisteren; in het beste geval dromen we het de volgende nacht nog even na.

Zeker is wel dat we ons dan niet langer hoeven af te vragen wie die verse lading van tonnen kleren moet dragen, hoe ze er uitzien zonder Karen Elson of Amber Valetta erin, of welke oogverblindende campagne er nu zal nodig zijn om alweer hetzelfde te slijten. Eenmaal de poppenkast het publiek heeft uitgewuifd, gaan ook de kleren en de figuurtjes de kast in, om nooit meer opgediept te worden. Alleen zo kunnen we vergeten dat de internationale mode niet echt meer om ideeën en expressie draait, wel om brillenlicenties, handtassen, logoasbakken en, voor de geloofwaardigheid, een pagina in Self Service of een plaats in de etalage van stijlsupermarkt Colette, allemaal zaken die nu primeren maar ons in feite niet interesseren. Alleen zo hoeven we niet langer naar een boodschap te zoeken en kunnen we het schouwspel nemen voor wat het is, als een verstrooiing, een tijdverdrijf als een ander. Alleen zo hoeven we halverwege niet van zaal te veranderen: de poppenkastgids zou vermelden waar en wanneer het postpunk-kostuumdrama gesitueerd in 1982 speelt en of het theaterspel met het psychedelisch hippiethema al dan niet herhaald wordt.

Het zou allemaal veel makkelijker en duidelijker zijn, wat iemand als Jeremy Scott, die ons spontaan tot dergelijke bedenkingen inspireert, alleen maar zal beamen. Want Scott ensceneert enkel en alleen poppenkasten, onder verontrustend luid applaus van mensen die meestal zeggen beter te weten. Scott, gevierde afsluiter van de Parijse modeweek, maakt komaf met de stelling dat mode een spiegel hoort voor te houden, en draait de mirroir zonder verpinken naar zichzelf. In een zwart pak staat hij achter een lessenaar, vooraan op het podium, elk voorbijwandelend silhouet becommentariërend en bewierokend, genre iemand-moet-het-toch-doen. Elke outfit is met opzet bad taste, een term die volgens ons niet eens bestaat maar een bron van jolijt blijft voor in essentie bange, wereldvreemde middle class kids als Scott: cruise-avondjurken, stijl Love Boat, tennisrokjes en truitjes, stijl seksposters uit de supermarkt, of met Jeremy Scott-logo’s bedrukte blousons in rommelmarktbeige. Scott bedrijft een ergerlijk maar tegelijk slim soort mode, dat zijn populariteit verklaart: “Maar het is zo lelijk, Jeremy.” “Ja, dat is bedoeling.” “Jeremy, het is allemaal zo visionair en beeldschoon.” “Dank u, dat is de bedoeling.” “Wat ben je onnozel, Jeremy.” “Helemaal de bedoeling.” Dat soort van postmoderne zelfbescherming.

Hij staat niet alleen en dat is tekenend: Gaspard Yurkievich, André Walker en Stella McCartney (Chloé) zoeken ook, weliswaar gematigder, naar zogenaamd vulgaire looks uit de seventies en vroege eighties, in de hoop dat iedereen er zich zo over opwindt dat het vanzelf opwindend wordt.

De truc werkt vanzelfsprekend niet, ook niet bij Balenciaga, getekend door Nicolas Ghesquière, die vleermuismouwen, driehoekapplicaties en fronsen op de verkeerde plaatsen met een uitgestreken gezicht presenteert. De Balenciaga-lijn staat mijlenver af van het Scott-kamp (daarvoor beheerst Ghesquière te veel de grondregels van elegantie en chic), maar het niveau van pakweg een Veronique Leroy-in-vorm of een Viktor & Rolf, allebei smaakstoorzenders, haalt het niet, omdat niet het hart maar de hipdetector zoemt.

Olivier Theyskens herinnert ons ook aan de vroege jaren tachtig, met zijn slijkbruin leder, slobberend glanzend breigoed, wijde rokken in juteachtig linnen en vetersluitingen op de rug, voor zijn doen zacht en vrouwelijk gebracht maar met een nauwelijks verholen vampfixatie. Het blijft ons wel verwonderen waarom net als deze voorgenoemde namen, allemaal twintigplussers zo betoverd blijven door de looks uit het vorige decennium, alsof niets hedendaags (muziek, kunst, voor ons part een televisiequiz) boeiender en inspirerender kan zijn dan twintig jaar oude creaties van Ungaro of Scherrer. Of Kim Wilde en Bananarama.

Zie dus Veronique Branquinho, die fifties prom queens koppelt aan brave new wave-vanop-het-eighties-schoolplein: rokken tot op de knie, opgebold met tule of vele lagen ruitjesstof, gecontrasteerd met losvallende tops en amorfe, zwarte blousons. Een beetje als meisjes met een dagboek dat beplakt is met vlindertjes, maar binnenin is volgekrabbeld met I hate you‘s. Sentimenteel en nostalgisch naar nog maar net vervlogen tijden, maar wel afgemeten en gedoseerd gebracht. Branquinho staat al van bij het begin van haar carrière een meer levensechte, gelaagde vrouwelijkheid voor, waar dit beeld nog steeds helemaal in past.

Ook A.F. Vandevorst sleutelt aan de geijkte normen door provocatief aan zedig te meten, deze keer in fleurige, frisse kleuren en bloemenstoffen, wat de doorgaans niet altijd even lichte huisstijl ten goede komt. An Demeulemeester, verrassend genoeg op een soundtrack van Patti Smith, oefent al jaren met hard en zacht, emotie en strakheid, zwart en wit, en doet precies en enkel dat voor de volgende zomer, op automatische piloot, wat haar niet afgaat, hoewel haar kleren ontegensprekelijk stijlvol blijven ogen.

Aan de eigen lauweren klampen kan ook voordelig uitdraaien, wat Karl Lagerfeld bij Chanel bewijst door de Chaneliaanse doorstikte tailleurs weer op te rakelen. Of Dries Van Noten, die zijn favoriete hobby terug beoefent: de ogen sluiten, een kompas op de wereldkaart gooien en vestimentair aan het kruisbestuiven slaan. Deze keer crasht hij in Spanje, met kijkboeken over Mexico, ergens ook een foldertje over Peru: bolle, volgeborduurde rokken met erg dunne bloesjes erover in polka dots of zwarte kant, en een dekentje rond het bovenlichaam gewikkeld.

De signatuur van Alber Elbaz, sinds vorig seizoen aan het tekenen en gommen bij Saint Laurent Rive Gauche, kennen we daarentegen nog steeds niet, en dat begint vooral de verzamelde internationale pers op de zenuwen te werken. De Elbaz-collectie is weliswaar erg Saint Laurent, maar een nieuwe wind kan hij nauwelijks uit zijn longen puffen. Het lijkt alsof hij vooral het trouwe cliënteel-op-jaren van het huis wil bedienen, in scherp contrast met de exploten van Hedi Slimane, de ontwerper van de mannencollectie. Iedereen wil Slimane adopteren, ondanks zijn al bij al flauwe maar fotogenieke ontwerpen, en de totaal onglamoureuze Elbaz mag, zo stellen we het ons toch voor, ergens in een hoekje borrelnootjes knabbelen.

Marc “Daaarling” Jacobs (Vuitton) krijgt dan weer wel van alles toegestopt, naast veel krediet en kredietkaarten vooral veel mogelijkheden die hij niet altijd benut. De zomercollectie is niet meteen baanbrekend te noemen (shorts, tot boven de navel opengeknoopte hemdjes met fijne bedrukkingen en strepen, wiegelkontrokjes), maar is wel up, wat altijd beter is dan down.

Thimister zoekt het dan weer in opvallend harde belijningen, met stugge trenchcoats die de trossen tere ruches van Comme des Garçons met een enkele beweging kunnen platdrukken.

Kawakubo blijft weliswaar weerbarstig: naast een overvloed aan roze, paarse en witte ruches die met de regelmaat van het blinde toeval vanonder regenjassen en babydolls komen uitgroeien, presenteert ze ook ruwweg geverfde teddy en geplette en verfrommelde legerjassen in kaki en bruin. Haar protégé Junya Watanabe verslaat zijn meesteres op punten: visueel is zijn collectie een hartenstelend hoogstandje, met Pucci-achtige prints, glinsterende schubbenjurken en T-jurken die aan beide kanten gedragen kunnen worden, wat met een ingetogen showmanship op het podium gedemonstreerd wordt. Technisch is de lijn nog verbluffender: zowat alles is uitgevoerd in impermeabelkwaliteiten, zo geperfectioneerd dat de outfits, wandelend onder een regengordijn, welgeteld twee seconden nodig hebben om weer kurkdroog te worden. Paraplufabrikanten kunnen nu wel inpakken, net als vele collega-designers. Iemand als Watanabe bewijst, zonder er ogenschijnlijk veel moeite voor te doen, dat poppenkastmode niets meer dan een cynische tijdgeestoefening is; zijn soort denkt twee keer, desnoods drie keer na en schiet allesbehalve losse flodders af.

M artin Margiela hoort ook bij deze snel slinkende groep nadenkers, getuige zijn nieuwe collectie. Er is maar één idee dat meesterlijk maar niet overdreven ostentatief uitgewerkt wordt: oversized kleren, allemaal tien maten te groot, waardoor hemden wijde zomerjassen worden en sweatshirts alternatieve en volumineuze coctailjurken. Ondanks deze niet echt nieuwe trouvaille oogt alles chic en complexloos, wat dan weer wel nieuw is en een krachttoer op zich.

Van Ommeslaeghe blijft koppig doorgaan met zijn geheel eigen esthetiek, die haaks op zowat alles staat maar artistiek wel erg loont: lange, sluike wikkels, nergens ingewikkeld, in poëtische en toch knallende kleuren, arcadische beelden in een hyperminimale versie. Ze glijden voorbij, zalvend, sereen en op eigen tempo.

Bernhard Willhelm zoekt ook een andere uitweg en schudt fors aan de boom: zijn stylinggewijs overladen outfits hebben eigenzinnige vormen en volumes en zijn overal en toch nergens thuis. Absurdistisch, stuitend en toch sterk.

Het Parijs-Berlijnse duo Bless, dat normaliter enkel eenmalige modeaccessoires brengt, gooit zich nu ook op de prêt-à-porter, in guerrillastijl, hoewel dat in Modeland een relatieve term blijft. Bless staat voor straatmode, letterlijk: een jeans is door vele tientallen voorbijgangers met een stift volgeschreven, honderd keer het woord Bless herhaald. Hun gerecycleerde, bonte en schots en scheef verknipte kledingstukken filmen ze tussen het publiek op andermans defilés; de fragmenten zien we een paar dagen later gemonteerd tot een quasi-subversieve videofilm. Als in een interactieve poppenkast. (PDP)

MILAAN

Seks, chic & celebrity. Dat zijn, de volgorde is van geen belang, de woorden die ons bij een oefening vrije associatie prompt zouden te binnen schieten als reactie op “Milanese Modeweek”.

Seks voor de kortste minirokken ooit gezien, de hotste hotpants, de transparantste topjes en de miniscuulste bikini’s. A bra too far, zoals Suzy Menkes het in The Herald Tribune zo mooi omschrijft. Kleren die een superslank lichaam en cellulitisvrije benen vergen en hooguit cup-A-borsten aankunnen. Voor teenagers dus. Al is de kans groot dat bezorgde moeders met gekruiste armen voor de deur postvatten en hun tienerdochter beletten om zo naar buiten te gaan.

Chic en duur, in de straten en op de catwalk, omdat het Milaan is. Omdat hier dure economische begrippen – acquisities, overnamebod, buy-outs,… – soms luider klinken dan modetermen. Dit keer gonsde het van de geruchten over het bont- en accessoirehuis Fendi, de makers van de hypertrendy Baguette, een klein, rechthoekig schoudertasje verkrijgbaar in wel 500 verschillende uitvoeringen (en prijzen, en alle Amerikaanse modejournalisten hebben er minstens één). De vijf zussen Fendi zouden volgens de laatste berichten, uiteindelijk – right time, right price – gezwicht zijn voor een gezamenlijk bod van Prada en LVMH (waarmee deze laatsten revanche nemen op het eveneens geïnteresseerde Gucci). Ook de Belgische baron en financier Albert Frère haalt het modenieuws: hij heeft net het Britse label Joseph overgenomen. Later op de week zien we Frères vrouw en dochter op het defilé van Pucci. “Mooi en interessant”, vond de dochter na afloop.

Celebrity voor het rock- en filmsterrengehalte van de eerste rij, van Whitney Houston bij Dolce & Gabbana over Ricky Martin, Tina Turner, Glenn Close en Sophia Loren bij Giorgio Armani tot All Saints bij Versace. En zijn de beroemdheden niet letterlijk aanwezig, dan toch in de geest. Tom Ford omschrijft zijn Gucci-collectie als “Farrah Fawcett en Blondie, met een snuifje Gwyneth Paltrow”. Het zag er zo goed uit als het klinkt.

Na de millenniumgekte tijdens de voorbije defilés – het resultaat daarvan hangt nu in de winkels – lijkt zomer 2000 als vanouds te worden. Geen compleet nieuw begin, alsof dat zou kunnen en moeten, maar een mooie zomer (laat ons hopen) en een garderobe met nogal wat verwijzingen naar de jaren ’70 en ’80 van de dan al vorige eeuw.

Max Mara houdt het bij de jaren ’70: sexy hemdjurken met lage taille, knap getailleerde broekpakken, chiffon blouses à la Saint Laurent, smalle pantalons tot op de knie, een beige suède jasje. Het daar gepresenteerde palet aan blauwtinten maakt meteen komaf met de saaie schooluniformconnotatie van die kleur.

Meneer Saint Laurent mag zich overigens bij leven en welzijn al verheugen op een revival. Onder meer bij Miuccia Prada, de Milanese trendsetter die voor de zomer schitterend uitpakt. Zij is de concurrentie voor, net nu deze volop Prada Sport en utility wear ontdekt en gekopieerd heeft, met een verrassend en gesofisticeerd burgerlijk beeld: knielange rokken met een cardigan, rolkraagpull of flinterdunne chiffon blouses. De motieven gaan van lipsticks en lippen tot hartjes en noppen. Klassiek, vrouwelijk en superchic. Zo wilde Miuccia Prada het. “Ik heb de grenzen van het experimentele afgetast. Ik kon niet meer verder gaan zonder onnatuurlijk te worden. Vandaar”, vertelde ze aan WWD. Haar jongere lijn Miu Miu baadt in een aangepaste beourgeoisiesfeer: jaren ’80 preppy kostschoolstijl in moderne materialen en combinaties.

Was het nu zeventig of tachtig? Dat hebben we ons meerdere keren koortsachtig afgevraagd. Van de punkinvloeden en -styling bij D&G, het piekjeshaar bij Gucci, de voetballersshortjes bij Sportmax en de tot de navel gedecolleteerde palmboomprintjurken van Versace. Maar is het antwoord belangrijk? Stijlen worden gemixed en geschud tot een geheel dat in het jargon zeer nu heet.

Een beetje modemens houdt zich ook aan de wijsheid “never say never”. U zou nooit meer netkousen of roze panty’s dragen? Bij de lurexjurken met haltertop en slangenmotief van Gucci staan ze nochtans prachtig. Geen smalle en korte broek met daarover een wijd rokje? Bij Emporio Armani maken ze deel uit van een mooie, kleurrijke en zeer jonge collectie. Geen smock-blouses wegens te tuttig? Bekijk dan de stadse chic van de topjes en jurken met smock-afwerking bij Strenesse.

Wie had overigens kunnen denken dat het begrip “Hawaiaanse madeliefmotieven” recht uit het persbericht van Jil Sander komt? Oké, Sander brengt geen knallende maar afgebleekte bloemmotieven. Toch ademt ook de rest van haar (printloze) collectie een optimistische, minder strenge sfeer uit, met onder meer tere witte jurken in geometrische stroken stof, met vederlichte luxueuze pulls, met prachtig leer. “Modern, zonder referenties” staat er onbescheiden in datzelfde persbericht. Het lijkt niet eens overdreven.

Josephus Thimister, in zijn tweede seizoen voor Genny, refereert aan Martha Grahams wereld van moderne dans. Beweging staat centraal, wat Thimister benadrukt via de materiaalkeuze: kreuk- en papierstoffen versus fluïde mousseline en tule. Hij zet daarmee tegelijk frêle en sterke silhouetten neer.

Behalve Thimister tekenen nog andere Belgen voor een opmerkelijke en knappe collectie-in-dienst-van. Na Simons en Branquinho werd het duo A.F. Vandevorst aangezocht voor Ruffo Research, een Italiaans lederhuis dat er een goede gewoonte van maakt om met jonge avant-gardeontwerpers te werken. De typische A.F.-elementen – laagjes, body’s met jarretellengordel, ziekenhuisattributen – zijn er allemaal, in diverse en de meest exquise leersoorten. Van een groen chirurgenpak en een witte labojas tot een schortjurk die achteraan openvalt maar waar ruches uit piepen. De collectie getuigt ook van een doorgedreven materiaalresearch: een grijze ribfluwelen mannenpak blijkt bij nader toezien helemaal van leer. (TM)

Peter De Potter en Trui Moerkerke / Foto’s Etienne Tordoir e.a.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content