Zoals het klokje thuis tikt…
Jongeren wonen steeds langer thuis. Verdienen ze te weinig om op eigen benen te staan, of willen ze gewoon nog wat sparen? Blijven conflicten tegenwoordig achterwege, of is het klokje thuis in feite een tikkende tijdbom ? En hebben we een generatie verwende angsthazen opgevoed ?
Trendwatchers hebben te vaak de neiging om jongeren te beklagen. Ja, ze wonen langer thuis, maar dat is lang niet altijd een kwestie van moeten. En ze sluiten zich ook niet op bij mama en papa omdat het daarbuiten allemaal zo ingewikkeld is. Dat pessimisme steunt op totaal voorbijgestreefde ideeën over ouder-kindrelaties en hoe gezinnen tegenwoordig werken. Een jonge twintiger van vandaag ervaart thuis wonen heel anders dan dertig jaar geleden.” Fons Van Dyck staat aan het hoofd van de strategische denktank van communicatie- en reclamebureau BBDO in België. Samen met waarnemers uit verschillende sectoren verdiepte hij zich de voorbije jaren in ‘hotel mama’, een catch phrase die de woonsituatie van vele jongeren beschrijft. Afgestudeerde en vaak al tewerkgestelde twintigers blijven immers steeds langer onder het ouderlijke dak wonen. Volgens recent VUB-onderzoek wonen 6 op de 10 werkende jongeren tussen 22 en 23 jaar nog thuis. Bij 24- tot 25-jarigen geldt dat voor zo’n 40 procent. In totaal woont ruim de helft van de twintigers thuis : 64 procent van de mannen, 50 procent van de vrouwen. De gemiddelde leeftijd waarop Belgische jongvolwassenen zelfstandig gaan wonen, is nu 23,3 jaar, een jaar later dan West-Europese generatiegenoten.
Het fenomeen was de voorbije jaren goed voor heel wat kopij. De aandacht ging daarbij vooral naar de, althans in de perceptie, hulpeloze of ondankbare gevallen (denk aan de oudere dertiger die was en strijk bij mama deponeert) én naar de beperkte financiële middelen van jongeren. Een eigen stek kost hen een fortuin, als ze al werk kunnen vinden, laat staan een vást contract. Bij de ouders thuis is het goedkoop wonen, en ondertussen kun je sparen voor later. De werkelijkheid is genuanceerder, zegt professor sociologie Mark Elchardus van de VUB : “Ouders die het wat breder hebben, kunnen hun kinderen meer financiële steun geven om sneller op eigen benen te staan, maar van babylosers of een duizendeurogeneratie is er geen sprake hier in België. Daar vonden we geen sporen van terug.” Eenenzeventig procent van de bevraagde jongeren vond immers binnen het jaar werk, terwijl de overgrote meerderheid zich niet aan werkloosheid of inkomensverlies verwacht. Jonge twintigers kijken eerder optimistisch naar de toekomst, met vertrouwen in een goede baan en loon naar werk. Andere nuances : universiteitsstudenten krijgen sneller de smaak van alleen wonen te pakken, en minder dan tien procent van de dertigers woont thuis.
Grote boze wereld ?
Ook de eerste onderzoeksresultaten van het Jeugdonderzoeksplatform (JOP), een interuniversitair samenwerkingsverband op initiatief van het Vlaams ministerie van Cultuur, relativeren het belang van werk. Volgens hun gegevens woont ongeveer twee derde van de werkende jongeren nog thuis, terwijl de loonverschillen met wel alleenwonende leeftijdsgenoten miniem zijn. Ook in dit onderzoek zijn vooral mannen trouwens late nestverlaters : op 25 jaar woont bijna 70 procent van de vrouwen alleen, tegenover slechts 45 procent van de mannen.
Eén verklaring voor de populariteit van mama’s kitchen is alvast de verlenging van de leertijd, zegt Elchardus. “Jongeren studeren langer tegenwoordig. In onze westerse traditie is het dan zo goed als een verworven recht dat ze bij hun ouders terechtkunnen.” Maar waarom blijven dan ook werkende twintigers aan moeders rokken hangen ? Waarom keren sommige jongeren na hun studies terug naar de ouderlijke woonst ? Verscheidene waarnemers zoeken het antwoord in de tijdgeest. Fear, uncertainty en doubt (de zogenaamde FUD-factor) regeren, en al helemaal als je jong bent in de 21ste eeuw. Boven op de klimaatverandering, de vergrijzing van de samenleving en andere grensoverschrijdende problemen wordt van jongeren al snel een hoop beslissingen en keuzes verwacht, en de impulsen en verlokkingen zijn talrijk. In die context is de home harbour eens zo aantrekkelijk, zo wordt gesteld.
Niets eens, zegt Fons Van Dyck : “De huidige generatie jongeren is wellicht de zelfstandigste ooit. Vergeet niet dat heel wat jongeren opgroeien in gescheiden of een- oudergezinnen. Deze generatie leert van jongs af aan op eigen benen te staan en verantwoordelijkheid te nemen. Ze bouwen ook van op jonge leeftijd een eigen sociaal netwerk uit, mede dankzij MySpace, Second Life en andere kanalen. Het verenigingsleven bloeit ook bij jongeren.”
Op overbeschermende ouders zitten jongeren trouwens niet te wachten, zegt Van Dyck : “Dat is net de kern van de zaak : er is geen betutteling meer om je tegen af te zetten. Het klassieke, patriarchale gezin van de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw is helemaal weggevallen. Vroeger ging je op je achttiende het huis uit om vrij te zijn, ook als dat je materiële welstand kostte.” Vandaag is een streven naar onafhankelijkheid en vrijheid niet meer in strijd met thuis wonen : “Tussen de babyboomers en hun kinderen bestaat er geen generatiekloof. Tegenwoordig schieten twintigers en vijftigers veel beter op met elkaar qua waarden, opvattingen en interesses. Hun wereldbeelden lijken veel sterker op elkaar dan vroeger het geval was. Dat smeedt een heel andere, haast vriendschappelijke band tussen ouders en hun kinderen. Net omdat er geen betutteling en gepamper is, mogen ouders zich van hun zoon of dochter mengen in zaken als de studiekeuze, de inrichting van het studentenkot of contraceptie. Dat voelen jongeren van vandaag aan als coaching en support, waarbij mama en papa veeleer een oudere vriend of vriendin zijn. Ze zien hen als leden van hun persoonlijke netwerk.”
Een en ander wordt trouwens bevestigd door het JOP-onderzoek : de meeste jongeren zijn tevreden over de band met hun ouders. Ze worden geholpen en getroost als ze het moeilijk hebben en ze kunnen met hun ouders over persoonlijke aangelegenheden praten. Vader en moeder houden toezicht en zijn op de hoogte van hun doen en laten, evenwel zonder controle uit te oefenen, en ze tonen hun emotionele betrokkenheid.
Als er al sprake is van financiële motieven, meent Van Dyck dat het eerder om een afwegen van de voors en tegens gaat, dan om dwingende noodzaak. “De huidige jongeren zijn pragmatici. Ze wegen af wat ze te winnen en verliezen hebben en gaan voor het haalbare. Met wat ze uitsparen bij mama en papa, een goede verstandhouding en een grote persoonlijke vrijheid is thuis wonen gewoon veel aantrekkelijker. Dankzij het uitgespaarde geld kunnen ze heel wat ondernemen. Maar ze zitten niet aan de grond, we zijn ver van de no future-doembeelden van de jongeren enkele decennia geleden. Ze hebben het vrij goed, net dat maakt het zo verbazingwekkend dat ze bij hun ouders blijven hangen.”
Scheiden zonder lijden
Sinds kort groeit ook onder psychologen de belangstelling voor hotel mama. Zo bestudeert Evie Kins aan de Universiteit Gent het fenomeen momenteel vanuit de ontwikkelingspsychologie. Zij volgt de komende vier jaar zowel thuis- als alleenwonende jongvolwassenen van rond de 23 jaar, ruim 220 in totaal. De eerste resultaten werden eerder dit jaar verzameld.
Ook 411 ouders namen tot nog toe deel aan het onderzoek. Kins legt zich immers toe op de zogenaamde separatie- en individuatieprocessen in hotel mama : “Een kind plaatst zijn ouders aanvankelijk op een voetstuk. Die zijn alles en weten alles. In de adolescentie nemen kinderen echter meer afstand van hun ouders. Ze gaan hen zien als gewone mensen met zowel positieve punten als gebreken. En precies door los te komen uit die hiërarchische ouder-kindrelatie krijgen jongeren ruimte om uit te zoeken wie ze zelf zijn en een eigen identiteit te ontwikkelen, met eigen waarden.” Kins wil weten of dat proces anders verloopt bij jongeren die thuis blijven wonen : “Komen die minder gemakkelijk los van hun ouders, zijn die minder volwassen en zelfstandig ? Vertonen hun ouders misschien meer separatieangst ? Het onderzoek is schaars op dat vlak, zeker in vergelijking met landen als Italië. En het kwam tot nog toe vooral van sociologen.”
Opvallend : moeders van thuisblijvers zijn tevredener, terwijl autonomie en zelfstandigheid feller aangemoedigd worden in de opvoeding van jongeren die er op jonge leeftijd uittrekken. Thuisblijvers daarentegen rollen eerder in de situatie, zonder zich veel vragen te stellen, en staan minder ver inzake identiteitsontwikkeling en functionele onafhankelijkheid. Ze hebben een minder duidelijk toekomstperspectief en schrijven zich over het algemeen een minder volwassen status toe. “Het is te vroeg om definitieve uitspraken te doen,” nuanceert Kins, “maar een en ander suggereert toch dat nestvaste jongeren een ander mentaal parcours afleggen. Verder onderzoek zal moeten verduidelijken of het om een gevolg, dan wel een oorzaak van hun woonsituatie gaat.”
Dat jongeren thuisblijven omdat ze het daar zo goed hebben, is overigens ook niet zeker. Zelfstandig wonende jongeren tonen zich niet alleen iets gelukkiger met hun woonsituatie, ook over de ouder-kindrelatie lijken ze iets tevredener, zegt Kins : “Als je het hele plaatje bekijkt – de hechtingsrelatie, de emotionele betrokkenheid van de ouders, de stimulering om autonoom te zijn – is het opvoedingsklimaat van die jongeren behoorlijk positief. En een volwassen relatie met je ouders waarin gelijkwaardigheid de hiërarchische verhoudingen vervangt, is ook gemakkelijker te installeren als je zelfstandig woont. Thuis zal een ouder je steeds als kind blijven zien en je dingen uit handen blijven nemen. En het simpele feit dat je met je ouders onder één dak woont, leidt onvermijdelijk tot conflicten. Zonder goede afspraken werkt het niet.”
Al hoedt Kins zich voor veralgeme- ningen. Ouder-kindrelaties zijn gebaseerd op een wankel en allesbehalve tijdloos evenwicht : “Ouders bewandelen een moeilijke weg. Enerzijds moeten ze hun kind aansporen om zelf gemotiveerde keuzes te maken, anderzijds willen ze hun kind ook niet aan hun lot overlaten. Als ouder moet je beschikbaar zijn zonder je kind te verstikken. En de jongvolwassenen zelf willen ondertussen hun vrijheid, maar ook die hechte band met hun ouders. Zeker als het over écht belangrijke beslissingen gaat, rekenen jongeren nog steeds op hun ouders. Het is dus voor iedereen wikken en wegen.”
Door Wim Denolf I Illustratie Bad Pritt
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier