Vrouwen prijken niet alleen op kalenders in garages of op de motorkap van nieuwe modellen bij autosalons. Ze fungeren op alle niveaus van de autowereld, als racer of als designer.

Natuurlijk houden vrouwen van auto’s, al houden ze dat vaak een beetje discreet. En die liefde is niet nieuw. Denk maar aan de duchesse d’Uzès, een actieve feministe die niet vies was van het politieke leven en die ook in de kunstwereld een aardig woordje kon meepraten ; kortom, een mondaine dame die al in 1898 haar brevet de conductrice haalde. Al gaat onze sympathie veeleer uit naar Camille Du Gast, die zich in 1903 als eerste vrouw aan een autorace waagde. Ze verscheen aan de start van de wedstrijd Parijs-Berlijn met een Panhard en eindigde 33ste op 120 deelnemers. Ook in de gruwelijke wedstrijd tussen Parijs en Madrid was ze weer van de partij, dit keer met een deDietrich. Ze lag in achtste stelling toen ze onderweg even de wagen aan de kant schoof om zich over een zwaargekwetste Engelse deelnemer te ontfermen. Die race eindigde overigens helemaal in een catastrofe en werd voortijdig afgevlagd nadat er verschillende doden waren gevallen, onder wie Marcel Renault, een van de stamvaders van het merk. Ondanks haar menslievende gebaar, viel het debuut van Du Gast niet in de smaak bij de mannen en toen ze het jaar daarop aan de start van de beroemde CoupeGordonBennett verscheen, werd de toegang haar door de heren van de Automobile Club de France bruutweg geweigerd. Het was wachten tot in 1926 toen de duchesse d’Uzès de eerste Vrouwelijke Automobiel Club opzette en het tij begon te keren.

Ontluikende liefde

Over het Kanaal ging het al niet veel beter en toen het Brooklands-circuit in 1907 geopend werd, zorgden de officials ervoor dat vrouwen prompt geweerd werden. Omdat ze het macho karakter van de sport zouden bezoedelen. Maar het bloed kruipt waar het niet gaan kan en tussen de beide oorlogen weerden vrouwen zich als gekken om hun passie voor snelheid te mogen beleven. Mildred Bruce vestigde

zeventien wereldrecords – te land, ter zee en in de lucht. Daarmee was de toon gezet en vrouwelijke sterren als Mistinguett (die dol was op een Delage torpedo) en Josephine Baker die een Voisin bestuurde, kwamen onbeschroomd voor hun liefde uit. Die ontluikende passie gaf in 1929 uiteindelijk aanleiding tot de creatie van de rally Paris-St. Raphaël die uitsluitend was voorbehouden aan vrouwen en waar baronessen, gravinnen en moderne amazones in bosjes op afkwamen.

Tussen de twee wereldoorlogen reed vooral Kay Petre zich in de kijker en ze werd al snel de darling of Brooklands genoemd, naar het ovaalcircuit in de buurt van Londen. Nadat ze in 1934 het vrouwensnelheidsrecord met haar Delage op 129.58 mph (208,49 km/uur) had gebracht, werd ze uitgedaagd door Gwenda Hawkes, een Engelse die op Monthléry meer dan 140 mph (225 km/uur) had gehaald. Het duel zou op Brooklands worden gehouden, maar tijdens de testritten gingen de dames zo snel, dat de officials verboden om een echte tweestrijd te houden. De snelle dames mochten wel elk solo drie ronden afleggen, en wie de snelste ronde reed, werd winnaar. Kay Petre haalde het met een ronde tegen 134.24 mph (215,99 km/uur), terwijl haar opponente mechanische pech kreeg. Maar ’s anderendaags haalde Hawkes met haar Derby-Miller 135.95 mph (218,74). Daarmee kregen beide racers de 130 mph (209,17 km/u)-badge en drongen ze door tot een uiterst select mannenclubje. Shocking !

Wereldrecord

Maar weer waren er vrouwen die meer wilden en toen het Formule 1-wereldkampioenschap in 1950 voor het eerst officieel werd georganiseerd, verscheen daar de Italiaanse Maria Teresa de Filippis aan de start. Ze reed dat jaar drie Grand Prixs waarbij ze in Francorchamps als tiende werd afgevlagd. Toch wilde het op het hoogste vlak nooit echt lukken voor vrouwen. Verschillende onder hen probeerden het, maar alleen Lella Lombardi slaagde er ooit in zich bij de eerste zes te klasseren en zodoende punten voor het wereldkampioenschap te scoren. In de Spaanse Grand Prix van 1975 eindigde ze zesde, maar ze kreeg maar een half punt omdat de race voortijdig werd afgevlagd.

In de Verenigde Staten was het wachten tot 1978 vooraleer een vrouw zich kon kwalificeren voor de beroemde 500 miles van Indianapolis. Janet Guthrie eindigde uiteindelijk negende en reed op het uiterst gevaarlijke ovaal rondes aan een gemiddelde van meer dan 191.002 mph (307,32 km/uur), het wereldrecord op gesloten piste.

In de rally’s en rally-raids lukte het dan weer beter. De mollige maar onstuimige Michèle Mouton wist in de jaren tachtig zelfs vier wedstrijden voor het wereldkampioenschap te winnen en werd uiteindelijk met haar copiloot Fabrizzia Pons vice-wereldkampioen. Datzelfde jaar kregen we nabij het Badrutts Palace Hotel in Sankt Moritz een lift van de française die ons meenam om met haar Audi Quattro een halfuurtje gecontroleerde pirouettes te maken op het bevroren meer. Bij die gelegenheid vertelde ze na afloop dat vrouwen een natuurlijke handicap ervaren tegenover mannelijke rijders. Niet dat ze fysiek minder taai zouden zijn, maar ze zijn nu eenmaal niet zo gek als mannen en hun overlevingsinstinct verzet zich tegen al te riskant rijgedrag.

Dat de succesvolle Mouton geen uitzondering was, bewees de Duitse Jutta Kleinschmidt, toen ze vier jaar geleden als eerste vrouw Paris-Dakar op haar naam schreef.

Hellé Nice

Maar geen carrière spreekt zo tot de verbeelding als die van Hellé Nice – pseudoniem voor Hélène Delangle – die in 1900 in een klein Frans dorpje geboren werd. Het gezin kende veel tegenspoed en nadat al drie kinderen gestorven waren, overleed ook de vader vroegtijdig. Op haar zestiende trok Hélène naar Parijs waar ze aan de kost kwam als fotomodel en op haar twintigste een kleine Citroën kocht waarmee ze het hele land doorkruiste. Ze geraakte tijdens die rit niet alleen verslingerd op autorijden, ze leefde zich ook fysiek volop uit : ze ging skiën, bobsleeën en beklom de Mont Blanc en andere Alpentoppen. Haar vriendenkring bestond bijna uitsluitend uit autosportliefhebbers en in 1927 verloor ze haar boezemvriend Henri de Courcelles tijdens een wedstrijd. Ze was niet alleen ontroostbaar, ze was vooral geschokt door het gedrag van ene Louis Chiron, die gewoon de race verderzette. Intussen verwierf ze als danseres naam en faam in de Casino de Paris. Maar twee jaar later beschadigde ze bij een skiongeval in Megève haar knie waardoor ze nooit meer de souplesse zou vinden om haar carrière verder te zetten.

Op aanraden van vrienden-racers waagde ze zich in 1929 op de baan van Monthléry met een geleende Omega Six aan de Grand Prix Féminin l’Automobile die ze, met een gemiddelde van meer dan 160 km/uur, won. ’s Anderendaags lag er een uitnodiging van Jean Bugatti klaar om deel te nemen aan het Acteurs Kampioenschap, waar ze het ronderecord verbeterde. In december van dat jaar werd ze ook klaargestoomd om met een Bugatti 35C een gooi te doen naar het wereldrecord snelheid voor vrouwen. Tot verbazing van de aanwezige toeschouwers legde ze in Monthléry een ronde af aan een gemiddelde snelheid van 197,7 km/uur ! Sneller dan een vrouw daar ooit gereden had. In 1930 veroverde zij stormenderhand de Verenigde Staten tijdens een tournee die vier maanden duurde en waarbij ze deelnam aan achttien dirttrack- en ovaalraces. Omdat dit soort races wegens de risico’s in principe verboden waren voor vrouwen, oogstte ze er een stormachtig succes en haar persoon werd ook gebruikt in publiciteit voor Esso-brandstoffen.

Verslaafd aan racen

Gaandeweg leek de passie voor snelle wagens uit te monden in een soort obsessie. Volgens haar Amerikaanse vriendin, Teddie Caldwell, vertoonde Hélène niet alleen een vaak onvoorspelbaar gedrag, maar was ze ook echt verslaafd aan het racen. Hoe moeilijker de omstandigheden, hoe meer ze genoot van de uitdaging. Racen was haar manier van leven en ze zag geen alternatief. Bovendien vond ze er een middel in om bijzondere aandacht te krijgen van zowel mannen als vrouwen. Een acute appendicitis hield haar enkele maanden weg van de circuits, maar teruggekeerd in Europa zette ze recordtijden neer op de Mont Ventoux. Het frêle vrouwtje (1,62 meter, 57 kg) werkte aan haar fysiek en in 1933 investeerde haar vriend Marcel Lehoux in een potente Alfa Monza, waarmee Hélène deelnam aan de meest tragische van alle Italiaanse Grand Prixs en waarin zowel de kampioen, operazanger en chef Giuseppe Campari, die zijn fans beloofd had dat het zijn laatste race was, als Borzacchini en de graaf Czaikowski het leven lieten. Zelf wist ze alle olie op de baan te mijden en als derde te finishen. Ook op de weg bleek Hellé Nice in haar sas en in 1936 won ze met de Russin Marinovitch de Lady’s Cup in de Rally van Monte Carlo, waarbij de dames de 4000 kilometer tussen Tallinn en Monte Carlo in ijselijke omstandigheden aflegden.

Maar haar engelbewaarder was aan het einde van zijn krachten en tijdens een tournee in Brazilië, datzelfde jaar waarin ze de Grand Prix van Rio en van Sao Paulo reed, kwam ze enkele meters voor de finish van die laatste race in aanrijding met onvoorzichtige toeschouwers, waarna haar wagen in het publiek terechtkwam. Haar lichaam werd weggeslingerd en verbrijzelde de schedel van een kijker die overleed. Zelf werd ze in comateuze toestand opgenomen en toen ze drie dagen later ontwaakte, snelde president Vargas naar haar ziekbed.

Hellé Nice zou nog enkele races rijden en in 1937 met een vierkoppig vrouwenteam een uniek wereldrecord vestigen. In een non-stop race met de tijd, die tien dagen en tien nachten duurde, haalde het kwartet een gemiddelde van meer dan 140 km/uur. Maar haar zwaarste teleurstelling verscheen onder een heel andere gedaante. Op een banket na de Rally van Monte Carlo 1948 beschuldigde racer Louis Chiron (weer hij…) er haar in volle publiek van een Gestapo-agent te zijn geweest. Voor het eerst in haar leven was de sprankelende française sprakeloos. Hoewel de beschuldiging nooit werd hard gemaakt, zorgde de blamage voor een soort boycot : velen meden haar en daarmee kwam een verrassend einde aan haar carrière.

Hélène Delangle stierf arm en vereenzaamd in september 1984. Twintig jaar later wijdde Miranda Seymour een prachtige biografie aan deze uitzonderlijke vrouw : Bugatti Queen.

Ruimte voor de paardenstaart

Maar vrouwen houden niet alleen van racen. Ze zitten tegenwoordig ook in de designstudio’s. In het verleden kregen ze daar een stiefmoederlijke rol toebedeeld, stopten de designgoeroes hen in de colour and trim-afdeling waar ze kleuren mochten kiezen, de motieven voor de bekleding bedenken en als het een beetje meezat ook de stoffen zelf konden uitzoeken. Een uitzondering was de française Anne Asensio die een doorslaggevende rol speelde bij het ontwerpen van de eerste Renault Mégane Scenic, en die na het succes van de wagen weggeplukt werd door General Motors en nu in Detroit werkt. De echte ommekeer kwam er drie jaar geleden toen de Amerikaanse trendgoeroe Martha Barletta in het Volvo-hoofdkwartier langskwam en daar een stel vrouwen enthousiasmeerde voor meer inspraak. Zelfs de grote baas, Hans-Ove Olsson zag daar brood in, want slechts 14 procent van de Europese Volvo-klanten waren vrouwen en dus was er volop ruimte voor groei.

Uiteindelijk werd een negenkoppig vrouwenteam samengesteld dat begon met het ondervragen van 120 actieve vrouwen over hun wensen als het om auto’s ging. Daaruit kwam naar voren dat vrouwen vooral letten op veiligheid, op onderhoud, op vlot parkeren… Kortom, op zeer praktische kwaliteiten, waar mannen eerder vallen voor snelheid, uitzicht en uitstraling. De vrouwen van Volvo bundelden hun krachten en ontwierpen in veertien maanden een vrouwvriendelijke concept car, de YCC, ofte Your Concept Car. Het resultaat was een tweedeurs-vierzitter met fraaie rondingen, vleugeldeuren (om dichter bij andere auto’s te kunnen parkeren) en een wat vreemde, licht citroengele metaalkleur waarop het vuil weinig vat heeft. De positie van de rijder kan op vele manieren variëren : van heel laag voor lange trajecten op de snelweg tot juist heel hoog voor een beter overzicht bij het parkeren. Om dezelfde reden loopt de achterzijde verticaal naar omlaag en werden parkeersensoren gemonteerd. Met een intelligente sleutel op zak, wordt de auto al in gereedheid gebracht als de chauffeur hem nog maar nadert : de deuren klappen open, de drempel wordt uitgeklapt en de ideale, vooraf ingestelde afstelling (die in het geheugen van de sleutel zit opgeslagen) wordt bijgesteld.

Uiteraard had het vrouwenteam veel belangstelling voor de praktische functionaliteit van het interieur : de achterste zitjes kunnen opgeklapt worden, overal werden bergruimtes voorzien, en waar bij een klassieke auto de handrem zit, werd een extra opbergvak gemonteerd waarin drankjes koel worden gehouden. Het interieur is heel flexibel : er worden linnen stoelovertrekken bijgeleverd voor de zomer, terwijl de gebruiker ’s winters juist wollen exemplaren kan installeren. De tapijten zijn makkelijk afwasbaar en de hoofdsteun kreeg een centrale goot mee voor de eventuele paardenstaart. De YCC vrouwenauto oogstte op diverse salons al heel wat succes, maar in de praktijk zal hij niet gebouwd worden. Toch zullen de verschillende elementen in de komende jaren allicht wel een weg vinden naar de productie. n

Tekst Pierre Darge

Michèle Mouton : “Vrouwen hebben een natuurlijke handicap tegenover mannelijke racers : hun overlevingsinstinct verzet zich tegen al te riskant rijgedrag.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content