Zes van bij ons
Hasselblad België koos het werk van zes landgenoten uit om het halfeeuwfeest van de gelijknamige Zweedse topcamera luister bij te zetten: zes fotografen in beeld.
V ictor Hasselblad was ornitoloog, fotografeerde vogels en bleek vooral een perfectionist die al vroeg wist welk materiaal hij eigenlijk nodig had: een reflexcamera met groot beeldvlak, verwisselbare lenzen en verwisselbare magazijnen. In 1943 gaf hij een paar ingenieurs de opdracht zijn ideeën daaromtrent uit te werken. Vijf jaar later stelde hij in New York de Hasselblad 1600F voor. Een halve eeuw later is Hasselblad in de fotografie uitgegroeid tot een begrip dat nog steeds staat voor kwaliteit en betrouwbaarheid – ook al overleed de stichter tien jaar geleden. Niet toevallig nam de NASA een Hasselblad mee voor het maken van de eerste maanfoto’s en zweren de beste fotografen bij de Zweedse camera.
Ter gelegenheid van de 50ste verjaardag wordt op Photokina in Keulen, de grootste beurs voor foto- en videomateriaal ter wereld, een selectie van werken van fotografen geprojecteerd. Hasselblad België selecteerde werk van zes landgenoten, waarvan er drie min of meer regelmatig voor dit blad werken.
vier ogen, één visie
Eugeen Vangroenweghe (35) en Herman Van Hoey (37) delen in Gent professioneel een creatief eiland: Verne. Hun fotografiebureau is genoemd naar de schrijver voor wie geen droom te hoog lag. Sinds bijna acht jaar fotografeert het duo samen. Complementariteit is de boodschap, grenzen zijn moeilijk te trekken. Al is Eugeen misschien ietsje impulsiever, zal hij eerder projecten op gang trekken, terwijl Herman de finisher is, de perfectionist. Samen houden ze het evenwicht in de gaten, geen foto verlaat de studio zonder beider zegen.
De resultaten zijn intrigerende portretten en sinds een jaar ook modereportages – een discipline waarvan ze zelf vinden dat ze een lange aanloopperiode behoeft, “omdat er zo’n goede fundering voor nodig is”. Intussen heeft de wereld hun interieurreportages – in samenwerking met journaliste Hilde Bouchez – ontdekt. Tot in Japan toe, waar Elle Deco Japan afnemer is, maar ook in Engeland, Spanje, Portugal en Italië wordt hun werk geregeld gepubliceerd.
“Vroeger verslond ik boekjes met fraaie interieurs, nu stappen we er zelf in, en ontdekken zelf nieuwe”, zegt Herman, die vooral de vrijheid die dit soort werk geeft weet te appreciëren. Eugeen, die net als zijn professionele partner weekend- en avondwerk niet schuwt, heeft nog nooit het gevoel één dag te hebben gewerkt.
Zes jaar geleden trokken ze voor drie weken naar Cuba, op zoek naar boeiende interieurs. Het bleek een verkenning zonder veel tastbaar resultaat. Een jaar later geraakten ze in New York op kruissnelheid – ter plaatse vulden ze met hun tips en ontdekkingen een boekje met boeiende adressen. Toen sleurden ze nog rond met gehuurd licht en veel materiaal. Intussen hebben ze geleerd hoe ze perfect het natuurlijke licht kunnen gebruiken. “Hoe minder je meesleept, hoe meer je kan doen.” Hoewel het reizende duo het buitenland intussen grondig en van binnenuit leerde kennen, wijzen de fotografen nadrukkelijk op de schatten in eigen land: “In tegenstelling tot wat beweerd wordt, gebeurt hier erg veel op het gebied van design en interieur. Dat hebben de Italiaanse magazines goed begrepen: die lopen storm voor hedendaagse Belgische interieurs.”
de formule van aldelhof
Stefan Aldelhof (45) noemt zichzelf ironiserend een “dorpsfotograaf”. De dorpsfotograaf werd dit jaar wel laureaat van de Agfa European Portrait Award in de categorie huwelijksfoto’s. Om maar te zeggen dat de wereld zijn dorp is. Stefan Aldelhof studeerde af in pers- en communicatiewetenschappen op een moment dat die pers naar adem hapte en dat De Standaard failliet ging. En vermits vader en grootvader fotograaf waren, lag een bijverdienste in die richting voor de hand. Al doende geraakte Adelhof gepassioneerd. Bleek ook dat er wel degelijk een markt was voor communiefoto’s, voor kinderportretten, voor opa’s en oma’s op hun 60ste verjaardag, en zelfs voor eigenzinnige huwelijksreportages – op voorwaarde dat de geportretteerde er zichzelf in herkende. “Terwijl mijn collega’s ervan uitgingen dat het fenomeen van de middelmatige foto’s van nonkel Jef met zijn Nikon hun rol overbodig had gemaakt. Natuurlijk wil een 13-jarige niet meer met een kaars op de foto, maar hij bloeit wel op als hij hoort dat hij samen met zijn saxofoon in een decor met MTV-kleuren kan. Want dan voelt hij zich op zijn waarde geschat. Vroeger werd de oudste zoon in legeruniform op de foto gezet, nu wil hij er liever op met een zware motor.”
Aldelhofs formule die mensen in hun échte omgeving zet (“trouwers van nu die nog nooit een echte eik hebben gezien, voelen zich ook niet op hun best in dat eeuwige parkdecor”), sloeg niet alleen in Tessenderlo aan: zijn klantenkring reikt inmiddels van Gent tot in Nederland. Om zichzelf ‘scherp te houden’, maakt Adelhof geregeld ook sfeerreportages voor reclame, of zeer pittige reisreportages, “om ook even te laten zien dat het anders kan.”
laatbloeier in tsjernobyl
Roger Maes (52) runt sinds 30 jaar een fotozaak met bijbehorende studio in Maaseik, maar zijn ogen gingen pas echt open 10 jaar geleden, na de confrontatie met een sterfgeval in de naaste omgeving. Een reis naar Tsjernobyl deed de rest. “Ik was al heel lang zo klassiek bezig dat ik het resultaat nu niet meer durf te laten zien. De reis naar Wit-Rusland werkte bevrijdend, ik maakte voor het eerst foto’s zoals ik eigenlijk wou.” De laatbloeier ‘zag het licht’, bracht de bestraalde kinderen in het hospitaal van Minsk in beeld, en bewerkte het resultaat met de nieuwste digitale technieken. Sindsdien is Roger Maes vijf keer teruggeweest om de sociale gevolgen, de Tsjernobilitis en de armoede van een land dat almaar armer wordt, in beeld te brengen. Sindsdien haast hij zich ook leergierig van workshop naar workshop. Zo bekeek en bediscussieerde hij drie dagen lang foto’s met de Canadese Lynne Cohen, die uitblinkt in de koele, zeer technische weergave van interieurs en het gebruik van de groothoeklens. Roger roemt ook de beelden en lessen van de Brit Nick Wapplington en zijn foto’s van de fish and chips people aan de rand van Liverpool. Hij bewondert vooral diens sociaal engagement in de weergave van mensen in hun eigen interieur. Van landgenoot Dirk Braeckman leerde hij dat onscherp ook functioneel kan zijn. Roger trekt nu elk jaar een maand uit, om alleen die beelden te maken, die hij altijd al had moeten vastleggen. Vorig jaar werd hij voor zijn portretfotografie met een Kodak European Gold Award bekroond, “en dan nog niet eens met zijn beste beeld”.
Inmiddels kijkt hij al uit naar zijn volgende tocht door Wit-Rusland, waar hij opnieuw het schrale landschap van de miserie wil fotograferen. Aan andere bestemmingen denkt hij zelfs niet. “Ik hoef nog niets anders”, klinkt het resoluut.
koninklijke portretten
Fernande Kuypers (67) kan terugblikken op vele jaren ervaring en op koninklijke belangstelling voor haar werk. Als jong meisje wilde ze graag arts worden, maar de Gutt-geldzuiveringsoperatie na de oorlog doorkruiste de familiale financiën en daarmee haar initiële plannen. Omdat haar moeder fotografe was en zijzelf realistisch genoeg om te beseffen dat je in het leven beter bezig kan zijn, volgde ze in Luik een opleiding fotografie, een soort leercontract met twee, drie dagen praktijk in de week. “Mijn moeder was een heel open vrouw die vond dat ik mijn zin moest doen. Die boodschap heb ik ook aan mijn dochters doorgegeven. Van mijn opleiding heb ik nooit geen spijt gehad. In mijn vrije tijd retoucheerde ik foto’s en van de gespaarde centen kocht ik een eerste toestel, een Contax kleinbeeldcamera zonder flitssynchronisatie.”
Haar reputatie verwierf Fernande Kuypers vooral met portretten. Vele grote namen uit eigen land en uit Europa zijn in Bocholt langsgeweest, vaak incognito. Soms houden veiligheidsagenten dagenlang de buurt in de gaten vooraleer de shooting kan worden georganiseerd. Sinds jaren draaien ook haar dochters Maryse en Inge mee in een uniek ‘drievrouwschap’ waar weinig plaats is voor egotripperij en dat nog steeds onder de naam Studio Leyssen draait, de naam van Fernandes moeder.
In 1985 werd Fernande aangezocht om staatsieportretten voor het hof te maken. Toch een hele eer? Ze knikt, niet echt overtuigdend. “Ik zwierf toen al 25 jaar in Europa rond, gaf voordrachten in Duitsland en Engeland, vooraleer ik hier werd ontdekt. Ik aanvaardde de opdracht, op voorwaarde dat ik kon werken zoals ik wilde, en nam zoals gewoonlijk een van mijn dochters mee.” Dan nuchter: “Die eigen aanpak kreeg later veel kritiek in de pers.” De ‘klanten’ reageerden echter positiever, en later ook nog vele onbekenden: zes jaar na een korte uitzending over Fernandes werk in Vlaanderen Vakantieland worden de tv-diensten nog steeds gebeld om het adres van die fotografe uit Limburg te vragen.
Op de vraag of de essentie van haar werk niet ligt in een combinatie van vakmanschap en klassieke stijl, antwoordt Fernande: “Mijn werk is niet echt klassiek, veeleer sober.” Ze wacht even. “Een foto is pas goed als je niets meer kan weglaten.”
menselijke architectuur in beweging
Henri-Louis Weichselbaum (60) is een fotograferende duizendpoot die de wereld vele keren heeft bereisd, steeds begerig naar indrukken. Hij noemt zichzelf een fotojournalist die ook verzot is op film en cinema, en die veel belangstelling heeft voor medische onderwerpen. Hij bracht als een der eersten openhartoperaties in beeld. Weichselbaum bestempelt zichzelf ook als een ‘ongeruste perfectionist’ die zweert bij 6×6, omdat er dan zoveel ruimte blijft om achteraf opnieuw te cadreren. In de jaren ’70 sleepte zijn vrouw hem mee naar het Koninklijk Circus waar ze Béjart aan het werk wilde zien. “Ik wist van ballet alleen dat het mij niet aantrok. Maar toen ik die witte mannen zag bewegen, des beaux corps d’homme, mis en valeur, was ik ontroerd en bewogen door dat beeld van de menselijke architectuur in beweging. En door de Iraanse muziek bij Golestan.”
Twintig jaar lang volgde Weichselbaum, tussen zijn ander werk door, de choreograaf om die architectuur vast te leggen. “Béjart schreef in mijn boek: ” On ne peut pas photographier la danse“, en ik kan hem niet echt ongelijk geven. Ik besef dat ik dikwijls op zijn zenuwen moet hebben gewerkt. Maar wat wil je? Het was een verslaving en een uitdaging. Soms kan je niet anders dan doen wat je moet doen. Zo volgde ik ook de zesdaagse oorlog. Ik was erg gespannen maar niet bang: ” Ça m’excite quand ça devient difficile. De angst kwam pas achteraf.”
Zijn balletfoto’s reisden de wereld rond en werden bekroond. Maar dat ervaart Henri-Louis Weichselbaum niet als het belangrijkste. “De kennismaking met het ballet heeft voor mij de wereld van kunst en opera geopend. Ik heb zoveel teruggekregen.”
Weichselbaum noemt zichzelf een eenzaat die van het leven houdt en daar elk moment van wil vastleggen. Een beweging, een blik van een vrouw, haar glimlach.
portretten van zelfrespect
Jean Patrick Meert (45) werd lange tijd heen en weer geslingerd tussen zijn passies voor grafisch tekenen en fotografie. Hij werkte als art director in de reclamewereld en koos uiteindelijk toch voor de fotografie. “Al is dat grafisch aspect blijven doorlopen: tijdens mijn eerste jaren als fotograaf werkte ik uitsluitend met een groothoeklens, omdat de vervorming van de lijnen en van het perspectief zo boeiend bleef. Ik experimenteerde erg veel, worstelde ooit dagenlang met een schoolgebouw waarvan ik het overweldigende karakter maar niet in beeld kreeg. Tien jaar studiowerk lieten me het gevaar zien van al te veel maakwerk, waarin geen plaats meer is voor spontaniteit. Enerzijds is er wel het prettige gevoel van de complete beheersing van de middelen – zelfs het zonlicht kon worden gereproduceerd, maar anderzijds blijft het gevaar van het ‘overbewerken’ van een foto.”
Sinds twee jaar is Meert weer on the road: hij stapte in het reportagewerk, geraakte steeds meer geboeid door de mensen voor de camera en beet zich vast in portretten.
“Vele mensen vinden zichzelf niet mooi, ik zie nog een vrouw langslopen die ik voor Amnesty International moest fotograferen. Een bewogen iemand die brieven verstuurde om gevangenen vrij te krijgen, maar voor de lens zat ze zelf vast, zenuwachtig en vol complexen. Pas toen ik haar herinnerde aan het prachtige werk dat ze verrichtte, kwam het mooie in haar los, de uitstraling die ik vermoedde. Ze werd weer zichzelf. Een fotograaf moet een geportretteerde vooral niet daarheen duwen waar hij hem of haar hebben wil, hij moet die persoon juist de kans geven om daar te zijn waar hij thuishoort: in zichzelf, en op die manier in zijn waardigheid.”
“Photokina” heeft plaats van 16 tot 21 september, van 10 tot 18 u., in de Kölner Messe. Voor het eerst is de vakbeurs ook elke dag toegankelijk voor het publiek.
Pierre Darge / Foto’s Lieve Blancquaert
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier