:: Reacties : jp.mulders@skynet.be

:: Voor de fans : zopas is bij Roularta Books ‘De halveringstijd van liefde’ verschenen, een bundeling van de 66 beste columns van Jean-Paul Mulders uit Weekend Knack en De Morgen (15,90 euro), zie ook p. 40.

Dat ik hoestend rondstrompel in vieze rook… Met dat gevoel zit ik al enkele weken. Het begon met die kaart in de krant, waarop Vlaanderen een bruine melanoomvlek blijkt op een overigens azuurblauwe wereld. Alleen Noord-Italië, zo toonden de satellietbeelden, en een stukje van China doen het qua stikstofdioxidevervuiling nog slechter dan wij. De foto’s kwamen ongeveer tegelijk in het nieuws met de resultaten van een ander onderzoek, dat aantoonde dat 40 procent van de Vlamingen slecht slaapt. “Stress”, wist een inderhaast bijgeroepen prof te verklaren, en het leek of hij daar schik in had. De foto’s bevestigden wat ik al langer wist : als Vlamingen koudwatervissen waren, dan stond hun aquarium op de toog van een rumoerig café. Brallende kroeglopers zetten hun glazen knallend neer, stoten met hun ellebogen tegen de door algen overwoekerde ruiten en tikken hun peuken af in het water. De vissen maken zichzelf wijs dat ze het zo slecht nog niet hebben getroffen, want een onzichtbare hand verkruimelt royaal droge schilfers en werpt smakelijke maden in hun bak. De vissen dromen maar zelden van het vreemde volkje dat in de wijde oceaan schijnt te leven.

Exemplaren die daar een kijkje gingen nemen, vertellen mij nochtans geregeld hoe de lelijkheid hen trof, bij het terugkeren. Het iets ouder wordende fotomodel bijvoorbeeld, dat zes maanden in Australië woonde en met ademloze bewondering het natuurschoon en het enthousiasme van de jonge mensen daar beschrijft : “Als je in Vlaanderen zegt dat je iets in de kunstfotografie wilt doen, antwoordt men meewarig en mat ‘ach ja, dat kun je altijd proberen’. Ginder vinden ze het niet meer dan normaal dat je zou slagen.” ” Europe is an old hooker”, had iemand haar in het oor gefluisterd, en dat kon ze alleen maar beamen. Had het continent nog wel zijn charmes, dan was het beste er toch af.

Vroeger zou ik de neiging hebben gehad dat als nestbevuiling te klasseren. De laatste tijd treffen het oorvandalisme en de wanstaltigheid van mijn omgeving mij daarvoor zelf te veel. Zoals het afgelopen weekend, toen ik met de auto van Gent naar Leiden diende te laveren. Tweehonderd kilometer lang wisselden asfalt en grijnzende industriële constructies zich af met choquerend lelijke appartementsgebouwen. Beroete tunnels die op hellemonden leken, baadden in spookachtig licht. Van alle afzichtelijkheid spande Rotterdam wel de kroon. Diep in de nacht, terwijl ik moeizaam de terugweg zocht, zag ik hoog boven mij een scheefgetrokken Moloch uittorenen. Op zijn flank, in vreeswekkende letters : Rabobank. Een van de talrijke westerse afgoden. Naar het schijnt worden we, als belijders van een vreemdsoortig poly- theïsme, dagelijks door zo’n vierduizend van ze betoverd.

Toen ik vanuit mijn bange kikvorsperspectief terugdacht aan Leiden, met zijn charmante grachten en stemmige cafés, vroeg ik mij af waarom dit soort sfeervolle plekjes stilaan reservaten worden in een door winstbejag gepijnigde wereld. Gelukkig rijdt dat perverse systeem zichzelf wel eens klem, probeerde ik mezelf te troosten. Aan de pomp pieken de prijzen tegenwoordig week na week ; voor diesel betaal je nu evenveel als enkele maanden terug voor benzine. Als een van de redenen wordt de grotere vraag in China genoemd, en ik kan me niet voorstellen dat ze daar vlug zullen zeggen dat ze nu wel genoeg hebben gehad. Met iets als hunkering kijk ik al uit naar de terugkeer van de autoloze zon- dagen uit mijn prilste jeugd. Ik heb de indruk dat toen nog meer op lange termijn werd gedacht. De rapporten van de Club van Rome sloegen in als een bom. Daarna was dat soort bewustzijn opeens uit de mode, en leek het of de oliereserves onbeperkt waren en er geen dieren meer uitstierven. Nu voel je je haast een zonderling als je daar nog wakker van kan liggen.

Ik schaam me er bijna voor dat ik zo’n zonderling ben. Soms, steeds vaker, bekruipt mij een haast lijfelijk verlangen naar klare lucht en helder water. In afwachting daarvan probeer ik de malicieuze lokroep van reclamejongens en marketeers alvast wat vaker te weerstaan. Dat lukt niet altijd, maar û en dat is al een hele verbetering û ik zie deze hogepriesters van de consumptiemaatschappij tenminste al aan het werk in de coulissen, druk knoeiend aan kunstmatige behoeften die mij door de strot worden geramd. Hun koekjes met trage suikers. Hun gefacelifte auto’s, die mij na twee jaar al het gevoel moeten geven dat ik met een verouderd model onderweg ben. Hun yoghurtpotjes die û o ironie û Zen worden gedoopt en waarin ik ’s avonds rust moet zien te vinden.

Met steeds kortere tussenpozen denk ik erover om, zoals mijn voormalige collega R., mijn spullen bijeen te pakken en een kalm leven te gaan leiden in riantere oorden. Hij woont nu in de omgeving van Valencia. De inkomsten zijn bescheidener, dat geeft hij toe, maar hij heeft er al een boek geschreven. En van op zijn terras kan hij sinaasappels zien groeien.

JEAN-PAUL MULDERS

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content