Ze rusten in het groen

Verscholen tussen woekerend groen, rusten

illustere doden in een vergeten stilte.

De plantenweelde en monumentale pracht maken

van het oude kerkhof van Ukkel een zeldzame plek.

JAN VAN VOLXEM

FOTO’S : GERALD DAUPHIN

Steden als Parijs, Berlijn of Amsterdam zouden er een lyrisch bezongen, toeristische trekpleister van maken. In Brussel is de nekropool aan de Dieweg een vergeten droomplek voor oude mensen gebleven. Liefhebbers van droeve romantiek en andere artistiekelingen weten het intussen wel : het oude kerkhof van Ukkel is uniek. “Dit is een goudmijn voor wie houdt van architektuur en van de geschiedenis van de hoofdstad”, zegt kunsthistorica Brigitte Vermaelen, die sedert twee jaar ijvert voor de bescherming van de begraafplaats.

De historische dodenakker aan de Dieweg is sinds 1945 buiten gebruik gesteld. De laatste illustere burger die er in 1983, dank zij een uitzondering op de regel, zijn definitieve rustplaats vond, was Hergé. Zijn glanzende grafsteen steekt enigszins af tegen die van zijn met korstmossen bedekte buren. Nu kan alleen nog worden bijgezet in de bestaande familiekelders. Vijftig jaar na de sluiting zijn de imposante grafmonumenten, vaak van figuren die het gezicht van België rond de eeuwwisseling bepaalden, overwoekerd door de buitenissige natuur, die haar rechten op de heuvelrug herovert.

Door zijn ligging alleen al, op de zuidflank van de heuvel tussen de Ukkelbeek onder de De Frélaan en de Geleytsbeek, die achter het kerkhof onder de Sint-Jobssteenweg verborgen zit, steelt het kerkhof het hart van de bezoeker. De Kauwberg, die door het volksverzet aan de klauwen van bouwpromotoren werd onttrokken, rijst achter de monumentale dodentempels omhoog in een Breugeliaans panorama van het voor buitenlui onbekende groene Brussel.

Rechts van de ingang valt een pompeus neoromaans mausoleum op, machtssymbool van de 19de-eeuwse financiersfamilie Allard. Philippe-Joseph Allard (1805-1877) legde in de beginjaren van België de basis van een fabelachtig familiefortuin door reusachtige winsten te maken als direkteur van het Munthof, de instelling waar de Belgische munten werden geslagen. “Waarschijnlijk heeft hij nooit vermoed dat in een van de 78 grafkelders die vandaag onder dit eklektische bouwwerk verscholen zitten, een nazaat zou begraven worden met de bijnaam “de rode baron”, merkt Brigitte Vermaelen geamuseerd op. Antoine Allard, die er in 1981 werd bijgezet, was stichter van Oxfam België en een notoir pacifist, “Rebelle par Amour”, volgens zijn grafschrift.

Sinds 1867 werden er aan de Dieweg zo’n 39.000 mensen begraven, onder hen een groot aantal kunstenaars, politici, grootindustriëlen en bankiers. Roestige gietijzeren kruisen, mysterieuze beeldjes en foto’s op porselein herinneren aan vergane macht en glorie.

Neogotiek wedijvert er met bochtige skulpturen op grafstenen van Horta of met de sobere sierlijkheid van art deco, stenen schoonheid die vaak verborgen zit onder de wilde mengelmoes van inheemse en uitheemse flora, dekoratieve aanplantingen die zich decennia lang ongehinderd ontwikkelden.

“Het kerkhof groepeert op 3 hektaren 202 plantesoorten, een vijfde van de Belgische flora”, aldus Vermaelen. “Daaronder zitten oude, zeldzame klimrozen, maretak, rariteiten als duizendguldenkruid en zegge (carex), een soort die hier voor het eerst in België werd aangetroffen. ” Beneden rechts aan de kerkhofmuur ligt een tuintje waar het hele jaar door bloemen bloeien. “Je vindt er zelfs orchideeën die in symbiose met zwammen leven. Door de ligging op een zuidelijke heuvelflank is een enorme biodiversiteit ontstaan. De plantengroei boven bij de ingang van de begraafplaats verschilt bijvoorbeeld grondig van wat je beneden tegen de zuidermuur vindt. ” Experts van de Nationale Plantentuin en de botanisten van de Rijksuniversiteit Gent hebben de begraafplaats als studieterrein gekozen, onder meer omdat er 55 verschillende mossen voorkomen. Het kerkhof herbergt ook zeldzame spinnen en insekten.

“Veel planten hebben een symbolische waarde. Eeuwig groene soorten en de klimopvariëteiten die in volle winter bloeien, staan bijvoorbeeld voor de kracht van het leven in het gevecht tegen de dood”, zegt Vermaelen. “De ontoereikende middelen die de overheid voor het kerkhof heeft ingezet, de afwezigheid van pesticiden, heeft van dit gebied een natuurreservaat gemaakt. Maar het schept wel een probleem van evenwicht tussen monumentale pracht en woekerende plantengroei. Sommige grafstenen zijn volledig bedolven onder het dikke groen van mahonia en andere oprukkende planten.

Daarom zou het kerkhof in feite onder toezicht van zowel kunsthistorici als milieudeskundigen moeten worden geplaatst. Wanneer men de natuur ongeremd laat begaan, zal het kerkhof over honderd jaar een eikebos zijn. “

De Ukkelse nekropool was in de vorige eeuw de inzet van een stuk vaderlandse politieke geschiedenis. Ze was een eerste resultaat van de zogenaamde “kerkhovenstrijd”, een hevige politieke ruzie tussen katolieken en vrijzinnigen, die het jonge Belgische parlement gedurende jaren in vlam zette.

Ukkel kreeg aan de Dieweg namelijk een eerste begraafplaats die konfessioneel neutraal was. Dat was niet in de laatste plaats een centenkwestie : de opbrengsten van de begrafeniskoncessies gingen voor het eerst naar de gemeentelijke overheid. Het destijds arme Ukkel kon daarmee zijn statige gemeentehuis bouwen.

Burgemeester De Fré had in het parlement handig gebruik gemaakt van het schandaal dat ontstond, toen de kerkfabriek van de Ukkelse Sint-Pieterskerk bevel gaf het lijk van de vrijdenker, kolonel De Moor, te ontgraven en kort daarop ook weigerde om een ongedoopt kind te begraven tussen katolieken. Het multikonfessionele kerkhof aan de Dieweg was het vrijzinnige antwoord op zoveel intolerantie.

Brigitte Vermaelen weet de beroemde figuren op de dodenakker blindelings te situeren. Rechts aan de centrale laan van het kerkhof, even voorbij de omheinde graven van de ziekenzusters augustijnen, ligt een van de Brusselse grootmeesters van de art nouveau, de architekt Paul Hankar, onder een sobere steen van Schots graniet. Hoewel negentig procent van zijn baanbrekend oeuvre deskundig uit het Brusselse stadsbeeld werd weggeslagen, blijft de schitterende art nouveau bloemenwinkel Isabelle De Backer in de Koningsstraat een staaltje van Hankars architektuur dat aan de slopers is ontsnapt.

Schuin rechtover staat de grafsteen van Charles Woeste, tot 1914 onbetwist leider van de katolieke partij, tegenstander van de Vlaamse ontvoogding en groot vijand van priester Daens. Op zijn grafsteen prijkt de titel “graaf”, die Leopold II hem gaf enigszins met tegenzin, want de titel mocht niet door zijn nazaten worden overgenomen. Zoals vele notabelen had Woeste in Ukkel een zomerverblijf.

Iets hoger, op de eerste kruising van de linkerzijlaan, ligt Isabelle Gatti de Gamond begraven, een feministe die eind vorige eeuw in Brussel een instituut oprichtte waar vrouwen voorbereid werden op universitaire studies. Ongeveer op dezelfde hoogte, op de centrale laan, wijst een klein pijltje naar de rustplaats van de vader van Kuifje. Aan het rechtse uiteinde van de eerste dwarslaan vindt men het grafmonument van de artistieke dynastie der Cluysenaars. Jean-Pierre Cluysenaar bouwde, behalve de inmiddels afgebroken buitenverblijven voor de familie Woeste (Kinsendael) en voor de familie Allard, ook de Brusselse Bortier-galerij en, zijn meesterwerk, de Sint-Hubertusgalerij.

Verder beneden, op een hoek aan de rechterkant, kondigt het monument van de familie Nias het meest fascinerende stuk van de begraafplaats aan, voorbehouden aan joodse families met grafkelders die de allures hebben van katakomben. De tolerantie van de Ukkelse liberale burgemeester Hubert De Fré en zijn vriendschap met de Brusselse opperrabijn Eli Aristide Astruc beiden lid van een vrijmetselaarsloge zorgden ervoor dat de Brusselse joden in Ukkel een nieuwe begraafplaats vonden, nadat het joodse kerkhof van Sint-Gillis in 1877 buiten gebruik was gesteld wegens overbevolking.

“Vorig jaar ontdekte een joods historicus in een archief een geheim akkoord tussen De Fré en Astruc, waarin bepaald werd dat de joodse gemeenschap zonder beperkingen welkom was op de niet-konfessionele begraafplaats van Ukkel. Stilzwijgend werd de rechterbenedenhoek gereserveerd. Voor de gemeente Ukkel, die in financiële ademnood verkeerde, was de komst van joden uit andere gemeenten overigens een interessante bron van inkomsten, want niet-ingezetenen moesten veel geld neertellen om een eeuwigdurende grafkoncessie te kopen. In het geheim akkoord werd bepaald dat de koncessieprijs voor joden dubbel zo hoog was als die voor de Ukkelaars. “

Aan de dwarslaan die het joodse deel bovenaan begrenst, ligt de grafsteen van de zakenman Isaac Stern, die door Victor Horta werd ontworpen. De letter S uit de familienaam loopt in een zweepslag over de tombe die door plantachtige stenen grijparmen als het ware in de grond wordt gezogen.

Iets meer naar het midden toe, op de rechterzijlaan, staat de in eklektische stijl opgetrokken kapel van de familie Guerra-Rubens. De art deco glasramen zijn door vandalen aan diggelen geslagen. Alleen aan de achterkant getuigt een ongeschonden paneel van het oogstrelend glas-in-loodraam van de artistieke schat die hier is teloorgegaan. Aan dezelfde kruising staat op het graf van de familie Sermon een merkwaardige sfinks in strakke art deco, een werk van de beeldhouwer Marcel Rau. Vlakbij draagt een joodse grafzuil twee gebeeldhouwde handen. Dit symbool van de handoplegging wijst op het graf van een kohen of priester. Op dezelfde zuil staat een oliekruik in een teil, de overledene had dus de funktie van leviet.

Het kerkhof aan de Dieweg bevat overigens een kompleet staalboek van grafsymboliek : afgebroken zuilen voor het door de dood bruusk gestopte jonge leven, geskulpteerde nachtdieren als uilen en vleermuizen, die staan voor het eeuwig leven in het hiernamaals, zandlopers die de vergankelijkheid van de tijd maar ook de omkeerbaarheid van het sterven voorstellen, omgekeerde fakkels voor het gedoofde levensvuur, enz.

De grafkelders van de met elkaar gelieerde bankiersfamilies Bauer en Lambert liggen naast elkaar. Deze tempels van de financiers van de stedebouwkundige en koloniale politiek van Leopold II, domineren het joodse gedeelte van de begraafplaats. Romantische grafschriften, vaak in vreemde talen, leveren getuigenissen van druk gevulde mensenlevens ; namen van grootsteden uit diverse kontinenten tekenen de wortels van internationaal vertakte geslachten.

Bij het verlaten van de historische begraafplaats botst men op het oude huis van de doodgraver dat naast het knekelhuis staat te verkommeren. “Een betere site voor een gemeentelijk museum van Ukkel is niet denkbaar”, zucht Brigitte Vermaelen. Het Ukkelse gemeentebestuur heeft op haar pleidooi erg koel gereageerd. Toch lijkt er enige hoop voor het kerkhof aan de Dieweg : staatssekretaris Didier Van Eyll, verantwoordelijk voor het Brusselse erfgoed, heeft een voorstel klaar om de site definitief te beschermen. In afwachting poogt Vermaelen de belangstelling voor haar geliefkoosde stukje Brussel wakker te houden met rondleidingen tussen de rustplaatsen van de illustere doden, die op een Brusselse heuvelflank genieten van de onsteedse stilte der vergetelheid.

Vijftig jaar na de sluiting zijn de grafmonumenten, vaak van figuren die mee het gezicht van België bepaalden, ingepalmd door de buitenissige natuur.

Als gevolg van de “kerkhovenstrijd” werd een deel van de begraafplaats voorbehouden aan de joodse gemeenschap.

Joodse grafzuil met symbool van de handoplegging : wijst op het graf van een priester.

Imposante skulpturen getuigen van vergane macht en glorie.

Foto’s op porselein, romantische grafschriften en mysterieuze beeldjes herinneren aan druk gevulde mensenlevens.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content