De gek en het genie, ze worden wel vaker als samenzweerderig duo opgevoerd. Genialiteit en waanzin : zijn het inderdaad twee zijden van hetzelfde geldstuk ? En is de uitkomst een voortdurende kop-of-muntkwestie ? Of is het verband gewoon een waanzinnig geniaal verzinsel ?

Neem schaakgenie Bobby Fischer. In 1972 zet hij als 29-jarige de Rus Boris Spassky schaakmat met de met Terminator-intonatie uitgesproken woorden : “Ik heb hem gebroken, de Rus”. Voor het eerst sinds de Tweede Wereldoorlog moest Rusland zijn koning neergooien. Door toedoen van de Verenigde Staten nog wel. De symboliek kon er geen mooier ogenblik uitgepikt hebben : de Verenigde Staten kraaiden van geluk en haalden Fischer binnen als hun held die zonet op zijn eentje de Koude Oorlog had beslecht. Helaas, de adoratie bekoelde snel. Hoe meer Fischer won, hoe gretiger zijn genie begon te ontsporen. De man werd overvallen door vlagen van paranoia (laat tandvullingen verwijderen omdat hij ervan overtuigd is dat de Russen er afluistermateriaal hebben ingestopt), zonderde zich af in een sekte, ontwikkelde een blinde adoratie voor Hitler, poseerde als fanatieke naziaanhanger en antisemiet en sleet tot voor kort zijn dagen in een Japanse cel.

Een triest verhaal. En zo zijn er wel meer in dezelfde categorie : genialiteit, maar tegen een waanzinnige kostprijs. De Amerikaanse wiskundige en Nobelprijswinnaar John Nash werd op zijn dertigste paranoïde schizofreen; pianovirtuoos David Helfgott, die wel het onspeelbare pianoconcert nr.3 van Rachmaninoff moeiteloos bedwong, moest het onderspit delven tegen schizofrenie; de (nu) felgeprezen beeldhouwster Camille Claudel begon in buien van razernij haar eigen beelden kapot te hakken en stierf uiteindelijk eenzaam in een instelling voor geesteszieken. De bejubelde Virginia Woolf werd het leven ondraaglijk gemaakt door loodzware depressies en ze maakte er liever een einde aan toen ze zich voor een zoveelste keer voelde wegzinken; dichter Arthur Rimbaud schreef het volgens sommigen alleszeggende vers Je est un autre, en dat Honoré de Balzac zijn Comédie Humaine heeft kunnen bevolken met 2500 personages zou hij, volgens sommigen, louter te ‘danken’ hebben aan de hypomane fases van zijn bipolaire stoornis.

Opvallend hoe haast al deze opgesomde levens ook een filmscenario hebben gevoed. De flinterdunne grens tussen hoogvliegende geniale roem en diepe waanzinnige ellende fascineert nu eenmaal. Even dun en tot de verbeelding sprekend als de grens tussen leven en dood, tussen haat en liefde.

Buiten-gewoon

Maar zijn deze voorbeelden regel of uitzondering ? Is er een rechte lijn te trekken tussen genie en mal de vivre ? Kunnen we de geest vergelijken met een machine : hoe ingewikkelder en verfijnder uitgewerkt, hoe kwetsbaarder ? “Dát lijkt me net iets te ver gaan”, meent Jan Godderis, hoogleraar psychiatrie aan de Leuvense universiteit. “Ikzelf durf alvast niet zomaar een causaal verband te leggen tussen de twee. Er zijn voorbeelden genoeg die dat lijken te demonstreren. Maar dat geldt ook omgekeerd : er zijn ook heel veel grote en creatieve geesten geweest die een zeer evenwichtig psychisch leven hebben geleid. Dat er een analogie bestaat tussen de betekenis van beide begrippen, dat staat wél vast. Want wat is genialiteit ? Iets dat zich buiten het gewone plaatst. Een genie heeft intuïties die anderen niet hebben, ziet verbanden die anderen ontgaan, creëert zaken die oorspronkelijk zijn, nieuw. En die dus vaak op onbegrip stoten bij anderen die níét verder kunnen kijken dan het bestaande. Genieën kleuren buiten de lijntjes. Ook gekheid situeert zich in het buiten-gewone. Gekken doen dingen die ‘normale’ mensen moeilijk kunnen volgen. Als iemand ‘gek’ is op iemand anders, dan is dat buitenmaats, met een abnormale intensiteit. De twee begrippen gaan dus duidelijk hand in hand. Maar dat betekent nog niet dat ze onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Of dat het ene noodzakelijk in het andere uitmondt.”

Het al dan niet terechte verband tussen genialiteit en waanzin is hoe dan ook millennia oud. Alleen al in het scheppingsverhaal komen de twee begrippen elkaar tegen. Eva eet een hapje appel van de boom der wijsheid, en ze wordt prompt met echtgenoot verzocht het paradijs te verlaten. Inzicht en wijsheid ? In bijbeltermen leiden ze je alleen maar weg van het geluk. Duidelijker en met meer impact is hoe de Griekse wijsgeren Plato en (vooral) Aristoteles het duo omarmden. Plato had het over de “goddelijke waanzin der dichters”, als een soort herinnering aan een bovenhemelse plek waarvan de gewone sterveling hoogstens in een moment van extase een glimp kan opvangen. Ook Aristoteles koppelde de twee. In zijn befaamde tekst Problema schrijft hij : “Waarom is het dat alle mannen die uitzonderlijk zijn geweest in de wijsbegeerte of de politiek of de literatuur of de kunsten melancholici blijken te zijn, en sommigen zelfs zodanig dat ze getroffen werden door ziekten (…) ?” Wie aan melancholie lijdt, aldus Aristoteles, handelt vaak onbeheerst, redeloos, ervaart heftige emoties. De gedachtegang grijpt wild om zich heen en verloopt hoogst associatief, waardoor het al eens uitmondt in een geniale inval. De melancholie als ‘heilige ziekte’ is duidelijk een tweesnijdend zwaard.

“Aristoteles maakt bovendien een onderscheid tussen natuurlijke en ziekelijke melancholie”, aldus Godderis. “Het ziekelijke-melancholieconcept is in de psychiatrie vertaald tot psychotische depressie. Nu, als al één toestand niet bevorderlijk is voor creatieve geesten, dan wel depressie. De apathie die daar optreedt, werkt verlammend. Bij manische depressie, of bipolaire stoornis, wordt inderdaad al eens gewezen op de katalyserende werking van de hypomane fases, maar dat slaat dan toch vooral op eventuele productiviteit, niet op de creativiteit.”

De pijn van het zijn

De melancholie blijft hoe dan ook fascineren. Vorig najaar nog liep in Le Grand Palais in Parijs de tentoonstelling Melancholie – waanzin en talent in West-Europa, hoe melancholie de literatuur en de kunsten inspireerde. “Inspireren, dat is een belangrijke woordkeuze”, meent Godderis. “Melancholie, als een soort opgeroepen weltschmertz, kan uiteraard triggeren. Maar ook niet meer. Dat het een voorwaarde is om, ik zeg maar, echt mooie, doorwrochte gedichten te kunnen schrijven, is een typisch romantisch idee.” Letterlijk ook, want sterk gecultiveerd in de romantiek. Het is het tijdperk van de poète maudit : leeft bewust in de achterbuurten van het leven, koketteert ermee, zuipt, rookt, gokt zich kapot en wentelt zich in een intellectuele pijn van het zijn. “En ja, de melancholie kan dan uiteraard ook al eens triggerend werken in andere, minder nobele richtingen. En kan ook zo hevig worden dat men er bijvoorbeeld aan wil ontsnappen door verslavingen. Om het pijnlijke ‘hier en nu’ even in een afzonderlijk bestand onder te brengen. Even op adem te komen. Verslavingen en creatieve geesten gingen zo inderdaad vaak hand in hand.”

Diezelfde verslavingen fungeren niet alleen als ontsnapping, maar ook al eens als een opstapje naar inspirerender oorden. Godderis schreef het boek En mijn verrukking neemt geen end, over schrijvers en hun geestesverruimende, maar even vaak tot waanzin drijvende roesmiddelen . “Vele schrijvers zijn bewust gaan experimenteren omdat ze op de grenzen stootten van hun verbeeldingskracht. De Duitse schrijver Ernst Jünger heeft het zelfs gedaan op vraag van Albert Hoffman, de ontdekker van de lsd. Hoffman wou dat een geniale literaire geest het experiment deed om daarna de ervaring zo goed en mooi mogelijk neer te schrijven. De meesten deden het uit eigen beweging natuurlijk : een artificiële waanzin oproepen om zo de creativiteit uit te dagen. Om het vlies dat het onbewuste afgrenst van de redelijke werkelijkheid als het ware permeabel te maken. Of het ooit concreet rendeerde, is een andere vraag. De Franse dichter Henri Michaux bijvoorbeeld had het over ‘wervelwinden’ door mescaline, die hij onmogelijk kon volgen. Mescaline werkt te desorganiserend om iets samenhangends te kunnen doen als het schrijven van een tekst.”

Nog zo’n roesmiddel, dat de laatste jaren weer ten tonele verschijnt : absint. Onlangs organiseerde het Brusselse kunstencentrum Bozar nog een thema-avond over de bedwelmende groene anijsdrank (met een optreden van de Gentse band Absynthe Minded, die er de etymologische mosterd haalde). Absint nam in de late negentiende en vroege twintigste eeuw aardig wat creatievelingen bij de hand. Onder meer Ernest Hemingway was een openlijke fan. Even vaak duwde het spul ze op de rand van de waanzin. Volgens het Franse woordenboek Littré was de opsluiting van driekwart van de krankzinnigen aan het einde van de negentiende eeuw aan absint te wijten. De ‘groene fee’ zou ook de reden zijn geweest waarom dichter Paul Verlaine een revolverschot loste op collega Arthur Rimbaud. Of waarom Van Gogh zich een oorlel afsneed.

Al weet natuurlijk niemand zeker wat het was dat het genie van Van Gogh heeft doen kapseizen. Godderis : “Over de zieke geest van Van Gogh zijn bibliotheken volgeschreven. Aartsmoeilijk om achteraf diagnoses te stellen. Er zijn er die spreken van temporale epilepsie, anderen van schizofrene psychose, nog anderen van intoxicatie door pigmenten in zijn verf. Er zijn er zelfs die zijn pointillisme vergelijken met wat migrainelijders zien, met het aura van epileptici. Ja kijk, was dat pointillisme niet gewoon eigen aan de tijd ? Ik vind het heel riskant om vanuit het kunstwerk conclusies te trekken over eventuele ziektebeelden. Alsof die alleen de kunstenaar beïnvloeden.”

Prestatiedruk

Dat genialiteit aan gekheid vasthaakt, is dan misschien te sterk en eenzijdig gesteld. Dat hoogbegaafden het niet altijd makkelijk hebben in het leven, dat kan Godderis toegeven. “Absoluut. Maar dat is een heel andere kwestie. En van een andere dimensie. Hoogbegaafden komen, grofweg gesteld, al eens in botsing met de ‘mediocriteit’ van de rest. Ze hebben intuïties, gevoelens, gedachten die ze met niemand kunnen delen. En dat levert frustratie op. Eenzaamheid ook.” Daarop gaat ook de hele ‘problematiek’ van hoogbegaafde kinderen terug. Veelzeggend is het dat hoogbegaafdheid bij kinderen al eens verkeerdelijk gediagnosticeerd wordt als autisme of adhd. De eigenschappen van hoogbegaafdheid kúnnen negatief doorwegen (maar hoeven dat niet per se). Perfectionisme kan ertoe leiden dat het kind de lat voor zichzelf zo hoog legt dat het blokkeert, of wantrouwig wordt tegenover volwassenen (‘waarom zeggen ze dat het goed is, terwijl ze zelf ook zien dat het slecht is ?’). Hoogbegaafde kinderen denken bovendien hard door en associëren in een hoog tempo, wat dan weer in overtreffende trap tot redeloze angsten kan leiden.

Volgens Tessa Kiebooms, directeur van het Centrum voor Begaafdheidsonderzoek aan de Antwerpse universiteit, is in het onderwijs vooral de verveling een grote bedreiging. “Het geheel van klassikale lessen, inoefentijd en herhaling is vaak veel te uitgebreid voor die kinderen.” Een belangrijke hindernis schuilt volgens haar ook in hun hypersensitiviteit “die zich uit in een groot onevenwicht tussen wat ze verstandelijk begrijpen en wat ze emotioneel kunnen verwerken. En dat leidt vaak tot angstgevoelens”. Bovendien zouden wonderkinderen meer dan eens een loodzware prestatiedruk van de ouders en de leerkrachten moeten torsen. De druppel vaak, want ze zetten zichzelf ook al voortdurend onder hoogspanning.

Pianoman

En wat als we de vraag omkeren ? Kan uit waanzin genialiteit voortvloeien ? Zoals Dustin Hoffman als autistisch cijfergenie in de kaskraker Rain Man demonstreerde ? “In bepaalde ziektebeelden zie je dat tekorten gecompenseerd worden door andere uitzonderlijke mogelijkheden”, zegt Godderis. “Specifiek bij autisten zie je in sommige gevallen een bijzonder krachtig oog voor detail in een groter geheel van prikkels. Details die anderen ontgaan. Maar de keerzijde daarvan is dat ze niet tot een synthese kunnen komen. Geniaal zijn ze, ja. Maar dan heel specifiek in die ene eigenschap.”

En kan waanzin creativiteit genereren ? Zoals toch bleek uit onder meer de tentoonstelling Open Minds, waarin Jan Hoet ooit de kunst van echte artiesten confronteerde met teken- en schilderwerk van psychiatrische patiënten, zogeheten outsiderskunst. Of uit de beroemde Prinzhorncollectie, die onder meer nog deels in het (net bekroonde) Gentse Museum Dr. Guislain was te zien : indrukwekkende werken van mentaal gestoorde patiënten uit Duitse instellingen, uit het begin van de twintigste eeuw. “Men loopt inderdaad nogal wild van werk van schizofrenen. Daar zitten ongetwijfeld heel mooie dingen bij. Maar om dat nu luidkeels geniale artistieke uitingen te noemen, dat lijkt me te sterk beladen en overdreven in die context. Nog eens : genialiteit en waanzin vertonen veel gelijkenissen. En sommige voorbeelden uit de geschiedenis lijken uit te nodigen tot een conclusie dat genialiteit voorbeschikt tot waanzin. Of omgekeerd. Maar dat is volgens mij echt te simplistisch gesteld.”

Mythe of niet. We blijven het graag geloven dat “het genie maar één verdieping hoger woont dan de waanzin”, zoals Arthur Schopenhauer het zo beeldend verwoordde. Iets waar de mysterieuze ‘Pianoman’ vorig jaar nog gretig gebruik van maakte. Nadat hij met geheugenverlies gevonden was in drijfnat maatpak op een Zuid-Engels strand, keek hij in een instelling enkele maanden stilzwijgend geniaal naar een piano en een handvol partituren. Prompt ging de doofstomme drenkeling de wereld rond als (onder meer) een Tsjechische pianovirtuoos. Een niet onaardig misverstand, vond de Pianoman, en dus besloot hij het spel vijf maanden mee te spelen. Uiteindelijk bleek het om een eenvoudige Duitse werkloze boerenjongen te gaan. Niet om een tot waanzin afgebrokkeld genie. Diep ontgoocheld haalde de wereld de schouders op. Viel dat even tegen.

Door Guinevere Claeys

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content