Het licht is veelbelovend, met zondagochtendlijke schaduwen op bevroren daken die de wereld een bedrieglijke zachtheid geven. Zelfs de rookpluimen boven de huizen zien er idyllisch uit met hun mengsel van giftige gassen. De boekentoren in de verte beneemt je de adem, zoals ook het belfort, de kathedraal, het appartement in brutalistische stijl en de schrille skeletten van de ontbladerde bomen. De mensen slapen nog, bekomend van de griep, de file en hun vechtscheiding.

Zelf heb ik een tijdlang in de schemerzone tussen droom en werkelijkheid gedwaald, waar ik bezocht werd door het orgeltje van mijn vader. Dat kan je overkomen : dat iets waar je twintig jaar niet meer aan gedacht hebt opeens helder in het zoeklicht staat, als een gevangene die op het punt stond de prikkeldraad door te knippen, maar dan toch nog in de kuiten wordt gebeten door de dobermann van je onbewuste. Dobermann, ja, met Ć©Ć©n b – genoemd naar de negentiende- eeuwse Duitse fokker Ludwig Dobermann – en met als meervoud dobermanns en niet dobermannen.

Maar ik was bij dat orgeltje. Het was bruin, zoals bekend niet de meest opwindende kleur zelfs voor orgels, maar dat werd gecompenseerd door de versiersels in zuiver goud. De toetsen waren van plastic, ebony and ivory, en het stond in een hoek van onze woonkamer op vier hoge poten, een lijf zonder kop. Pedalen of blaasbalgen kwamen er niet aan te pas, maar onderaan zat wel een geheimzinnige schijf waaraan je kon draaien, zonder dat ik daardoor ooit een merkbare verandering van de klankkleur heb kunnen ervaren.

Bij het orgeltje hoorde bladmuziek, welk woord hier gewichtiger klinkt dan het bedoeld is want het was maar een speelgoedorgel, vergezeld van speelgoedpartituren met cijfers en letters die het bespeelbaar maakten zelfs voor mensen die geen okker- van een voetnoot konden onderscheiden. Op ochtenden als deze, wanneer het licht als een ritselend bruidskleed lag over de wereld, ontlokte mijn vader er symfonieƫn aan. Het orgeltje spinde dan als een elektrische katachtige en compenseerde zijn gebrek aan professionaliteit met een overvloed aan geestdrift. Mijn vader ging er helemaal in op, hij ontpopte zich als een echte virtuoos en maakte na afloop zelfs een buiging, waarbij het haar dat over zijn schedel was gekamd de neiging vertoonde tussen zijn tanden terecht te komen. De zon buitelde naar binnen, verwarmde onze harten en maakte de sproeten op de ruggen van zijn tropenhanden nog indrukwekkender. Ik herinner mij die huisconcerten als momenten van pure geruststelling. Alles was in orde. Wij hadden niets te vrezen. De wereld zou altijd in deze perfecte staat van harmonie blijven.

Er moet een dag gekomen zijn dat mijn vader voor de laatste keer op het orgeltje speelde, maar zoals dat gaat met dat soort jubelende alledaagsheden : meestal kom je er pas vele jaren later achter dat het die keer de allerlaatste keer was. Van het concert van het leven, luidt een bekende tegelwijsheid, heeft niemand een programma. Mijn vader ligt allang beneden, talloze keren ondergesneeuwd, en ik ben nu degene die op dagen met betoverend licht op het orgeltje mag spelen voor mijn dochter van zes jaar en voor mijn dochter van zes maanden. Ik ben een papa geworden, dat hybride wezen dat aarzelt tussen held en pantoffel. Ik bak pannenkoeken, vertel over zoetsappige monsters en verricht al die andere handelingen die horen bij de courante krachttoer een kind op te voeden. Ik strooi verklaringen uit met gulle hand, opboksend tegen kinderlijke logica die je doet betreuren dat je groot geworden bent, met de bijbehorende verstarring (?er hoeft toch geen oorlog te zijn, papa, als iedereen tegelijk afspreekt om te stoppen met vechten”).

Ik leg de wereld uit, verdoezel zijn gebreken en verzwijg dat ik hem soms maar een gore plek vind, met mijnheren en mevrouwen waarin je elk jaar wat minder vertrouwen kunt scheppen. Zulke opvattingen kan ik mij niet permitteren. Als dat personage uit La Vita ĆØ Bella wil ik zijn, dat er desnoods de luim in houdt tot in de kampen. Elke keer als ik die film zie, grijpt het mij aan, ondanks het net iets te gemakkelijke effect, als de Amerikanen het kamp binnenrijden en het jongetje op de tank mag gaan zitten die hem beloofd was door zijn vader, en kauwgom krijgt – of was het melkchocola ?

Sinds kort weet oudste dochter dat papa’s zaadjes planten in de buiken van de mama’s. Zij pakt daar graag mee uit, zoals met kaka en potverdomme. In haar arsenaaltje van kennis zijn dat de atoombommen.

De vraag die ik vervolgens vreesde, liet slechts enkele weken op zich wachten : ‘maar hoĆ© planten de papa’s die zaadjes dan, papa ?’

Ik heb mij er, nog even, met een fopje flauw mopje vanaf kunnen maken.

Jean-Paul Mulders jp.mulders@skynet.be

Ik leg de wereld uit, verdoezel zijn gebreken en verzwijg dat ik hem soms maar een gore plek vind

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content