Youp van ’t Hek

© Filip Van Roe

Cabaretier, columnist, schrijver van kinderboeken

Kennedy was net dood. Ik was negen en had een mooi pakje aan, want ik mocht als enige mee met de auto naar Amsterdam, naar Carré. Ik ben de zevende van acht kinderen in een rooms-katholiek gezin. Onze slimme ouders hadden een vrij goed zicht op de richting die elk kind zou uitgaan. Blijkbaar hadden ze toen al in de gaten dat theater iets voor mij was. Toon Hermans kwam op met ballonnen, want het leven moest gevierd. Fascinerend hoe die man in zijn eentje een volle zaal aan het lachen maakte, en die grote zaal omtoverde in een gezellig cafeetje. “Dat wil ik ook”, dacht ik.

Het raakte me heel erg, toen ik op 21 november de Gouden Carré kreeg opgespeld na mijn 200ste voorstelling in dat theater. Ik voel me zeer vereerd, want de enige anderen die die onderscheiding ooit kregen, waren Toon Hermans en Herman Van Veen. En ik keek ontroerd naar de plek waarvan ik dacht dat ik daar met mijn ouders gezeten had, bijna dag op dag vijftig jaar geleden.

Mijn ouders zijn netjes gestorven toen ze 82 waren, enkele maanden na elkaar. Mijn vader kreeg een hersenbloeding, mijn moeder alzheimer. We hebben ze met liefde uitgewuifd. Ze zien aftakelen was heel pijnlijk. Mijn vader hing half verlamd in een karretje. Tragisch. Mijn moeder was, toen haar hoofd helemaal leeg was, totaal radeloos. Ze was zo lief, maar heel verdrietig zonder te weten waarom.

“Jaag je dromen na. Nu !”, riep ik vroeger. 28 februari word ik zestig. Ik ben wees, ik ken mijn ontzettend leuke vrouw veertig jaar, ik ben vader en grootvader. Mijn boodschap is nog steeds dezelfde. De toon waarop ik het zeg, is misschien wat zachter. Ik hoor weleens : “Je staat minder te briesen, maar je bent nog redelijk vilein.” Mijn aloude thema is : “Zeur niet. Pluk de dag. Leef alsof het je laatste dag is. Geniet.” Veel mensen staan op chagrijnige rails : hun baan deugt niet, hun huis is niet goed, hun vrouw ook niet. En ze blijven maar in dat vuile badwater zitten.

“Blijf niet waar je niet wilt zitten. Ga weg”, heb ik in 1989 recht in de camera gezegd. Jaren later liep ik in Singapore een Nederlandse jongen met een viool tegen het lijf. Hij begon zowaar te huilen. “Twee maanden nadat jij dat op tv zei, heb ik ontslag genomen”, zei hij. “Sindsdien reis ik met mijn viool door de wereld. En nu kom ik je hier tegen !”

Bijna 30 jaar schrijf ik columns voor de zaterdagkrant van de NRC. Die zijn gebundeld, en daar zijn inmiddels zo’n vier miljoen exemplaren van verkocht. Ik hoef allang niet meer te werken, maar mijn productiehuis, Hekwerk, heeft vijftien mensen in dienst. Als ik stop, stopt dat bedrijfje ook, en omdat ik ze niet alle vijftien kan onderhouden, gaat het circus nog een aantal jaren door.

De tol van de roem ken ik niet. Lol van de roem wel. Ik dacht eraan te stoppen, maar ik heb er weer zoveel plezier in gekregen dat ik doorga. De zalen puilen uit, maar ik heb geen glamourleven, hoor niet bij de jetset, je ziet me nooit op een rode loper. We hebben ons leven thuis altijd heel erg gekoesterd. Al wat ik heb, koester ik. Ik heb het goed. Toen onze drie kinderen het huis uit waren, keken Debbie en ik elkaar aan : “Dit is te groot voor ons, met zo’n galmende echo.” We hebben een kleiner huis aan het park mooi laten verbouwen. En in 2015 gaan we voor een tijd in Parijs wonen. Als we dat nu niet doen, doen we het nooit.

Youp van ’t Hek (1954), ‘Wigwam’ Leuven (29 januari), Antwerpen (31 januari). Leuven is uitverkocht, Antwerpen reserveren via stadsschouwburg.be

Door Griet Schrauwen & Foto Filip Van Roe

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content