Zo is ook het jaar 2008 opgevouwen en netjes in de kast teruggelegd, terwijl ik het gevoel blijf hebben dat 2008 nog verre toekomstmuziek is, zoals trouwens ook 2005 of 2003. Een deel van mij is blijven hangen in de jaren 1980, toen mijn vader over 2000 sprak als over het jaar waarin de marsmannen op aarde zouden landen. Op zijn minst zou onze toast op bed geserveerd worden door een robot die vroeg of hij en passant ook onze rug moest krabben. Magisch leek het, dat jaar. Winkels en wassalons werden ernaar genoemd, zoals de Priba 2000, waar wij onze leeftocht gingen halen. Later kreeg je hetzelfde verschijnsel met ‘Euro-‘ : Euroclean, Eurocars, Eurofriet, handig voor wie wel een zaak uit de grond wil stampen maar niet over de fantasie beschikt om daar ook nog een frisse naam voor te bedenken. Mister Minit en Mister Floor. Er zouden boetes op moeten staan, die het gebrek aan originaliteit en esthetiek bestraffen. Maar we leven in de echte wereld, waarin grijsheid wordt beloond.

2008 zal te boek staan als een annus horribilis, waarin de toekomst plots onzeker werd en de regering in het kielzog van Fortis naar de kabeljauwkelder ging. Het was ook het jaar waarin mijn grootmoeder is gestorven. 2009, 2010, 2040, 2168, 3444, 17.493, 198.256 : al die jaren kunnen nu voor haar onopgemerkt verglijden, zij zal geen kaartjes meer schrijven. Zal iemand ooit in het jaar 198.256 leven ? Soms, gelukkig niet regelmatig, probeer ik mij een beeld te vormen van de eeuwigheid. Ik geraak niet verder dan de beknellende voorstelling eindeloos veel jaren naar dezelfde scharnier in een kleedhokje van het zwembad te moeten zitten kijken. Of te moeten aanschuiven in de supermarkt, in een rij die na 100.000 jaren nog niet korter wordt. Prettiger dingen kan ik bij eeuwigheid amper bedenken. Zelfs de meest exquise gerechten worden braakwekkend als ze blijven komen.

“Heb je al gegeten ?” vroeg ze mij vaak aan de telefoon, terwijl ik weer eens kriskras door het land reed op weg naar een of andere o zo belangrijke bestemming. “Natuurlijk heb ik al gegeten”, antwoordde ik dan. Soms voegde ik daar bot aan toe dat ik niet lang zou rondlopen mocht ik niet eten. Terwijl ik vooral gepikeerd was omdat ze de vinger op de zere plek legde en mij erop wees dat ik slordig leefde. Dat manifesteerde zich bijvoorbeeld in het om drie uur ’s middags, als eerste maaltijd, openscheuren van zo’n zakje voorgestoomde rijst van Uncle Ben’s (op Mexicaanse wijze). Daar voegde ik dan een blikje makreel aan toe om een feestmaal samen te stellen dat het knorren van mijn maag moest bezweren. En het gevoel te krijgen dat ik vis at, wat gezond is volgens zij die het kunnen weten. En intussen maar deadlines halen. O heerlijk modern leven, zo verschillend van het hare, dat bestond uit kloek eten op gezette tijden.

Zelfs in het mortuarium was ze nog struis, een struisheid die droef was omdat ze geen enkel voordeel meer had. Nog dagelijks denk ik aan haar, hoewel dat weinig zin schijnt te hebben. Dood zal ze blijven, voor de rest van mijn leven en waarschijnlijk nog langer. Op een nacht omhelsde ik haar spookachtige verschijning, ergens in ziekenhuisgangen. Ze keek mij aan, onzeker, en vroeg meisjesachtig : “Is dit wel echt ?” Ik werd wakker, beroofd van mijn laatste illusie dat we elkaar nog terug zullen zien.

Er hangen meeuwen voor het venster, die broodkruimels vangen in de vlucht. Ik kan minutenlang staan kijken hoe bedreven ze zweven op de ijskoude lucht. “Vedior heet nu Tempo-Team”, zegt een stem in de radio. Ik kan die naamsveranderingen slecht verdragen. Je zegt toch ook niet : Jean-Paul heet nu Piet ?

’s Avonds zit ik soms aan beertje Colargol te denken. Of gaap ik naar Slisse en Cesar. De kneuterigheid daarvan stelt mij gerust. Naar het schijnt bestaat er ook zoiets als een annus mirabilis, wat je veel minder vaak hoort dan het sombere tegengestelde. Een wonderjaar. Laten we hopen dat er daarvan ook nog enkele in onze richting komen.

Jean-Paul Mulders – Reacties : jp.mulders@skynet.be

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content