2014 wordt het herdenkingsjaar van de Eerste Wereldoorlog. We zullen worden overspoeld door talloze boeken, documentaires, tentoonstellingen. Een gesprek met Sophie De Schaepdrijver, de historica die met ‘De Groote Oorlog’ hét standaardwerk over ’14-’18 schreef.

Ze heeft zo haar bedenkingen bij wat zij ‘een klaprozenexplosie’ noemt : “We zijn er heel erg mee bezig, maar op een manier ook totaal niet. Van sommige organisaties denk ik : ‘Dit kon je toch van héél ver zien aankomen ?’ Al in 1914 wist men dat er honderd jaar later iets te herdenken zou zijn, maar er is niet goed over nagedacht, en niet genoeg gecoördineerd. Neem nu het Legermuseum van Brussel, een prachtig museum in het Jubelpark. In de loop van 2014 zullen er wel thematische tentoonstellingen zijn, maar niet in de zaal ’14-’18. Die is uitgerekend nú toch wel dicht, zeker ? Ze wordt gerenoveerd, en geen hond kan zeggen wanneer dat werk klaar zal zijn. Dat snap ik echt niet. Waarom hebben ze dat niet tien jaar eerder gedaan ?”

Uw boek ‘De Groote Oorlog’ dateert van 1997. Eind 2013 kwam er een licht gewijzigde heruitgave op de markt. Is er in die tussentijd veel nieuws aan het licht gekomen ?

Sophie De Schaepdrijver : Sinds de publicatie in 1997 heeft het onderzoek naar de Eerste Wereldoorlog in België een stroomversnelling gekend en is onze kennis verdiept. We weten nu meer over het dagelijks leven destijds, over spionage en ballingschap, over politiewerk en straatgeweld. Maar we zijn nog lang niet klaar. Dat zullen we ook nooit zijn, want elke generatie stelt andere vragen en er moet nog heel wat over geschreven worden. Zo heeft het bijvoorbeeld lang geduurd eer er aandacht kwam voor het feit dat de Eerste Wereldoorlog niet alleen een loopgraven- maar ook een bezettingsoorlog was.

Ik had de grote eer gevraagd te worden als gastcurator voor de tentoonstelling in Brugge, die opent in oktober 2014, exact honderd jaar nadat die stad werd belegerd. Brugge was de uitvalsbasis voor Duitse duikboten en werd als dusdanig door de Britten zwaar gebombardeerd. Dat is een heel andere ervaring van de Groote Oorlog dan aan het front in de modder aan de IJzer. Het bekende beeld van de Eerste Wereldoorlog is de stukgeschoten Westhoek met de loopgraven, maar wat we vaak vergeten, is dat het gros van de Vlamingen de oorlog heeft meegemaakt als een bezetting, niet als een frontoorlog.

Ook opvallend dat de oorlog een totale verrassing was.

Inderdaad. Op 3 augustus ging de bevolking nietsvermoedend naar bed, er was immers niets aan de hand. De volgende dag, op 4 augustus, was het oorlog. Vandaag is België geen neutraal land meer, maar toen waren we even neutraal als Zwitserland nu. Dan verwacht je toch niet dat je aangevallen wordt ? We zaten hier wel wat moeilijk, zo tussen Duitsland en Frankrijk in. We dachten dat we misschien onze grenzen een beetje zouden moeten beschermen, maar dat we verder buiten het conflict zouden blijven. Niet dus. Het Duitse rijk had besloten zich te manifesteren op het hele Europese vasteland en daar heeft iedereen de gevolgen van ondervonden. Ze vielen ons aan. Wij hadden geen andere keuze dan terug te vechten.

Wat mij verbaast, is hoe die jongens enthousiast en vol idealen naar de oorlog trokken.

Dat enthousiasme is zwaar overschat. Het was er wel, in de steden, bij geschoolde jongens. Boerenzonen waren veel minder begeesterd. Die waren vooral ongerust. Ze vroegen zich af of het wel goed zou komen. De soldaten waren geen harde militaristen, ze zagen zichzelf ook niet als slachtoffers, maar als Belgische burgers die hun plicht deden en gingen vechten om hun land te bevrijden, ook al werden ze vanaf dag één dag blootgesteld aan de gruwelijkste horror. Als je land wordt aangevallen, kun je twee dingen doen : over je heen laten lopen of je verdedigen. Als je een veroverd gebied bent, volgt er gegarandeerd dwangarbeid. En dat is ook gebeurd : in 1916 werden jonge mannen massaal als slaven weggebracht. Tijdens razzia’s op de tram in Gent werden ze opgepakt, of ze werden uit de kelders gesleurd waar ze zich verscholen. In beestenwagens werden ze gedeporteerd naar Duitsland en Frankrijk om er in mijnen en fabrieken te werken, of om loopgraven te graven en te betonneren. Wie niet wilde werken, werd opgesloten in kampen, verrot geslagen en uitgehongerd. In die dwangarbeiderskampen zijn er meer jongens gestorven dan aan het front.

Waarom zegt men dat de Eerste Wereldoorlog zoveel verschrikkelijker was dan de Tweede ?

Elke oorlog is gruwelijk, en in werkelijkheid was de Tweede veel erger dan de Eerste, met veel meer slachtoffers. Ook in de Tweede Wereldoorlog werden jongens gedood, hadden ze evenveel te lijden aan shellshock, zag je beelden van verminkte mannen, zonder armen, zonder benen. Maar daar hoor je niets over want dat was zogezegd een goede en rechtvaardige oorlog, terwijl de Eerste Wereldoorlog zinloos heet. Dat was hij helemaal niet. Zeker niet voor België. Bijna het hele grondgebied was veroverd, tot aan de IJzer. Daar hebben de Belgen vier jaar lang standgehouden, aangevoerd door koning Albert I, die in De Panne in een villa woonde. Nu ja, ‘villa’ is veel gezegd. ’t Was veeleer een hok waar wij niet eens naartoe zouden willen. Albert I, de koning-soldaat, stelde zich niet bloot aan geweld. Dat mocht hij ook niet, als staatshoofd, maar hij was wel constant dicht bij het front. En koningin Elisabeth was er daadwerkelijk aanwezig, als verpleegster. Albert en Elisabeth hebben in De Panne vier jaar lang zeer eenvoudig en sober geleefd. Heel anders dan zijn naamgenoot, onze pas gepensioneerde koning.

Britten vragen vandaag excuses aan Duitsland voor wat honderd jaar geleden is voorgevallen. Ze willen eerherstel voor de deserteurs die werden geëxecuteerd. Wat is de zin daarvan ?

Het maakt deel uit van de algemene humanistische visie op oorlog. Er zijn inderdaad jongens geëxecuteerd omdat ze zijn weggelopen, gek van angst. Daar was geen enkel begrip voor, het werd beschouwd als laf en vrouwelijk. Sneuvelen voor het vaderland werd verheerlijkt. “Geen schoner dood op deze wereld dan door de vijand geveld te worden”, zongen Duitse schoolkinderen. Een deserteur ging die glorie uit de weg.

Na 1918 was de slogan : ‘Nooit meer oorlog.’ Maar sindsdien is de wereld nog nooit zonder oorlog geweest.

Makkelijk gezegd : “Nooit meer oorlog.” Ik ben het er trouwens niet mee eens. Wat hadden we dan moeten doen in 1940 ? Hitler wilde Frankrijk, Polen, Oostenrijk veroveren. Moesten we hem maar laten komen omdat àlles beter was dan oorlog ? Er zijn oorlogen die uitgevochten moéten worden. Daarom word ik zo kwaad als men zegt dat de Eerste Wereldoorlog een absurde, zinloze oorlog was. We moesten ons land verdedigen, ons grondgebied weer vrij krijgen. Als we dat niet hadden gedaan, zou het niet tot vrede hebben geleid. Als de Duitsers ons overwonnen hadden, zouden we toch moeten vechten, maar dan voor hen in plaats van tegen hen. Als we ons niet verdedigd hadden, zouden ze verder zijn gegaan. Ze moesten dus gestopt worden.

Het was een afschuwelijke, verschrikkelijke oorlog, maar als je zegt dat het een zinloze oorlog was, doe je onze voorouders tekort. Die waren echt niet dommer dan wij. De kostprijs van de Eerste Wereldoorlog is zeer hoog geweest : tien miljoen doden, en vele miljoenen getraumatiseerden. In de Tweede Wereldoorlog waren dat er nog veel meer, maar daar zegt niemand van dat hij zinloos was.

Volgens u waren er ook positieve kanten aan de Eerste Wereldoorlog.

Jazeker. Heel veel Vlaamse soldaten hebben in het leger leren lezen en schrijven. Er was ook de eerste grote internationale voedselhulp in de wereldgeschiedenis. Voedselhulp die verdeeld werd over het hele land. Men heeft toen ook werklozensteun in het leven geroepen, vanuit de idee : de gemeenschap moet werklozen steunen, anders gaan ze voor de Duitsers werken.

Men noemt ’14-’18 de bakermat van de Vlaamse beweging. Hoe staat u daar tegenover ?

Klopt niet. De Vlaamse beweging bestond al, maar tijdens de Eerste Wereldoorlog kwam er een tweedeling. De meeste Vlaamsgezinden waren tegen medewerking met de bezetter, want hoe kon je als Vlaming meewerken aan een regime dat Vlamingen opvordert als dwangarbeiders, terwijl andere Vlamingen aan het front vochten om het vaderland te bevrijden ? Maar andere Vlaamsgezinden waren van mening dat de Duitsers moesten winnen en als er daarvoor Vlaamse arbeiders nodig waren, was dat maar zo. Sommigen deden hun voordeel met collaboreren : de ene dag was je nog leraar aan een middelbare school, de volgende dag maakten de Duitsers je plots professor aan een universiteit.

De Vlaamse beweging is na die oorlog helemaal van gezicht veranderd. Vrijzinnigen en mensen uit de stad deden niet mee. De Vlaamse beweging werd dorpser, katholieker, kneuterig, kleingeestig, kleinzielig. Een spijtige zaak.

In 2013 bundelde u een selectie uit uw ‘oorlogswerk’ sinds 1999, met vertaalde en herziene essays over ’14-’18. Wat bedoelt u met de titel ‘Erfzonde van de twintigste eeuw’ ?

Dat is niet mijn uitdrukking, maar van de Franse historicus François Furet. De Eerste Wereldoorlog heeft zoveel van de samenleving gevergd, zoveel extreem geweld gebracht, zoveel doden, zoveel haat, dat het daarna niet meer is goed gekomen met Europa.

Veel mensen zeggen dat uit de Eerste Wereldoorlog de Tweede is voortgekomen, maar dat is niet waar. Als de crisis van de jaren dertig er niet geweest was, als Duitsland op het eind van de jaren dertig rijk en welvarend was geweest, dan was de Tweede Wereldoorlog er niet gekomen en was Hitler niet meer dan een voetnoot in de geschiedenis, een schreeuwlelijk in de marge.

Waar komt uw fascinatie voor de Eerste Wereldoorlog eigenlijk vandaan ?

Door de literatuur ben ik mij voor het conflict gaan interesseren, niet door de militaire gebeurtenissen. Vooral Engelse en Franse poëzie, en ook de Belgische Franstalige poëzie heeft ook mooie voorbeelden, zoals Max Deauville.

Ik heb net, in het Engels, de Nederlandse vertaling volgt later, een boek geschreven over Gabrielle Petit, een ambitieus Brussels winkelmeisje van 22 jaar oud. Als kind wilde ze lerares worden maar dat kon niet want ze was wees en moest uit werken. Ze kreeg een aanbieding om voor de Engelsen te spioneren, tot vlak achter het front. Ze koos de schuilnaam Legrand, kwam altijd aan informatie, smokkelde haar rapporten naar Londen. Maar ze werd verraden, opgepakt en ondervraagd. Waarschijnlijk is ze geslagen en mishandeld, maar ze heeft niks losgelaten en werd ter dood veroordeeld. Ze weigerde een genadeverzoek in te dienen en schreef in de gevangenis van Sint-Gillis op een muur in haar cel : “Ik vraag geen genade, om de mof te laten zien dat ik mijn voeten aan hem veeg.” Ik heb het telegram teruggevonden waarin de Duitse overheid groen licht gaf voor haar executie. In haar laatste brief schreef ze : “Geen blinddoek.” Om zes uur in de ochtend van 1 april 1916 verliet ze de gevangenis. Een celwagen reed haar naar het executieterrein van Schaarbeek, dat nu achter de VRT ligt. Drie kwartier later was het vonnis voltrokken. Op 2 april meldde een Duitse affiche op de muren van Brussel dat ‘de verkoopster Gabrielle Petit’ was terechtgesteld om haar ‘rijkelijk betaalde’ spionagediensten. Ze kreeg een standbeeld op het Brusselse Sint-Jansplein.

Waar blijft u die informatie vinden ?

Alles wat ik weet, heb ik uit archieven gehaald. Jawel, de archivaris is onze beste vriend. Daar wil ik zeker voor pleiten : meer ruimte voor historisch onderzoek. 2014 wordt het jaar van grote manifestaties, met klaprozen en optochten. Maar waarom worden de historici zo weinig betrokken bij de herdenkingen ? Dat zijn toch de mensen met kennis van zaken en er wordt veel te weinig naar ze geluisterd. Ook onze archieven verdienen meer steun. Vandaag werken ze met belachelijk weinig middelen. In het archief van de Nederlandse stad ’s Hertogenbosch werken meer mensen dan in het Belgische Rijksarchief in Brussel. Archieven zijn nochtans het geheugen van de samen- leving, wij kunnen niet zonder. Ik vind klaprozen geweldig, daar niet van, maar kan er niet ook wat herdenkingsgeld naar middelen voor onze archieven gaan ? We hebben bibliotheken en archieven broodnodig. Klaprozen en recepties wat minder. Maar een archief is niet sexy, is niet cool, maar wel fundamenteel. In ’14-’18 waren er bijvoorbeeld geen kranten meer. De Duitse overheid communiceerde met de bezette bevolking via roze muuraffiches. Elke dag brachten ze verslag uit. Over hoe de Duitse legers weer een gigantische overwinning hadden behaald. Dat deze of gene wegens spionage was terechtgesteld. Dat alle honden in beslag werden genomen. Dat het verboden was om duiven te houden, want die konden als postduiven boodschappen overbrengen. Wie duiven in zijn bezit had, kon terechtgesteld worden. Duizenden van dergelijke affiches liggen in het archief. Als je die niet digitaliseert, gaan ze reddeloos verloren, want ze verpulveren en verdwijnen voorgoed. Er is al veel verdwenen. Al jaren trekt men aan de alarmbel : het moet nú. De stelling ‘Nooit Meer Oorlog’ en de verontwaardiging over de gruwel zijn nodig, want de oorlog wàs gruwelijk. Maar waarom bleven zovelen dan verder vechten ? Voor de betrokkenen was het helemaal niet de absurde oorlog die latere generaties ervan gemaakt hebben. Wat deed die mensen doorgaan ? Dat achterhaal je niet door een kerkhof te bezoeken en klaprozen rond te strooien, dat vind je terug in het archief.

Sophie De Schaepdrijver (Kortrijk, 11 september 1961) studeerde geschiedenis aan de VUB en de European University in Florence. Sinds 2000 doceert ze moderne Europese geschiedenis aan de Pennyslvania State University.

‘De Groote Oorlog’ en ‘Erfzonde van de twintigste eeuw’, uitg. Houtekiet – Atlas Contact, resp. 18,50 en 19,95 euro.

DOOR GRIET SCHRAUWEN & FOTO FILIP VAN ROE

“Als de Duitsers ons overwonnen hadden, zouden we toch moeten vechten, maar dan voor hen in plaats van tegen hen. Ze moesten dus gestopt worden”

“De oorlog heeft zoveel van de samenleving gevergd, zoveel extreem geweld gebracht, zoveel doden, zoveel haat, dat het daarna niet meer is goed gekomen met Europa”

“Ik vind klaprozen geweldig, maar kan er ook niet wat herdenkingsgeld naar onze archieven gaan ? We hebben die broodnodig. Klaprozen en recepties wat minder”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content