Wintermode ’98-’99
Avant-garde-experimenten, maskers, mannequinpoppen en marionetten. Maar ook discrete luxe, verzorgde verkoopbare kleding en beschaafde designermode. In een turbulent seizoen komen zowel kunst en mode als mode en commercialiteit dichter bij elkaar.
Het staat nu wel vast. In het pantheon van de mode is Martin Margiela oppergod. Geef die man een toga (wol, met een wit etiket achteraan), een reuzegrote schaar en zet hem op een voetstuk. Hij zal er uit afkeer van een egocultus niet op blijven staan, dat siert hem, maar hij verdient de plaats. Zowel in zijn eigen collectie als in zijn werk voor Hermès is Margiela duidelijk: een doorgedreven avant-garde-identiteit in het ene, een verfijnde sobere luxe in het andere. Twee richtingen die we het hele seizoen terugvinden.
Elementen die Margiela in vorige collecties aangaf, worden door anderen uitgewerkt. Op een erg zichtbaar niveau: overal zie je jurken met “aparte” mouwen, voel je een voorkeur voor ruwe en oude materialen, zware tweedehands lijkende jassen en mooi dik tricot. Zoals Margiela al seizoenenlang de gezichten van zijn modellen bedekt of kiest voor een presentatie waar geen meisje bij te pas komt, zoekt iedereen naar defilévormen waarbij er naar de kleding en niet naar Linda en Naomi (of de nieuwe generatie van Esthers en Kirsty‘s) wordt gekeken. Zoals Margiela (en Comme des Garçons en Watanabe) al seizoenenlang de schemerzone verkent tussen mode en kunst, oud en nieuw, kleding en identiteit, zetten meerdere ontwerpers de stap in het onzekere. Het levert boeiende en verwarrende collecties.
In een reeks van essays over het millennium – er zijn er waarschijnlijk al meer dan tweeduizend geschreven – stelt Franco Morace, professor-journalist-schrijver, dat mode dezelfde evolutie als de maatschappij volgt: van een gecodeerd en hiërarchisch piramidemodel naar een archipelsysteem. Mode als een reeks bewegende eilandjes waarvan de grenzen niet helemaal vastliggen. Mode, niet als een statusverschijnsel, maar als een subtiele taal die uitdrukt welke keuzes we in het leven hebben gemaakt, wie we zijn en wat we willen. “Kleding kan niet langer een product zijn dat louter verkocht wordt op basis van trends”, schrijft Morace. “Elk stuk moet culturele en emotionele diepte hebben. De nieuwe esthetiek is gebouwd op specifieke kwaliteiten die het kledingstuk in zich draagt – verwijzingen, ziel, ruwe materialen – en door de gevoelens en herinneringen die het oproept.”
Mode als collectieve therapie. Als een grote Rorschach-test. Niet verrassend dus dat in recente krantenartikels de zware stoffen van het winterseizoen worden beschreven als een veiligheidsschild en de terugkeer van bont als het verlangen naar een teddybeer. “Iemands kleerkast wordt een persoonlijke bibliotheek”, zegt Morace. “Een reservoir van herinneringen en verwijzingen.”
Deze psychologische benadering lijkt inderdaad geschikt voor het bekijken van collecties als die van Margiela, Comme des Garçons, Watanabe of Jeremy Scott. De halve rokken en vreemde vormen van Kawakubo; de modellen: half-middeleeuws melkmeisje en half-militair. Wat roepen ze op, wat weken ze los? Een lawine van gevoelens. Net als bij de psychiater verlang je af en toe naar een divan, om wat bij te komen. Soms heb je het gevoel dat je niet naar collecties kijkt, maar een fashion experience meemaakt.
U kan zich afvragen wat het nog met mode te maken heeft. Want u verwacht natuurlijk wel een net lijstje met duidelijke trends en keurige kleuren. Een handleiding bij uw aankopen voor volgend seizoen. Dat kan. Er zijn genoeg ontwerpers die binnen de lijntjes van het systeem mooi, waardevol en zinvol werk leveren. Maar voor een grote groep wordt het artistieke aspect steeds belangrijker.
In een artikel in Vogue (’96) schrijft kunstcritica Roberta Smith over het hot couple dat mode en kunst werden in de jaren tachtig. Doordat mode elementen als schoonheid, geld en jeugd in één krachtig beeld kon samenbundelen, kreeg het verschijnsel een haast symbolische betekenis en captiveerde het de publieke verbeelding. Het kon niet anders of ook kunstenaars moesten onder de charme komen. Van Cindy Sherman en Julian Schnabel tot Vanessa Beecroft werden de grenzen tussen mode en kunst steeds weer overschreden, zodanig dat Richard Martin, curator van de kostuumafdeling van het Metropolitan Museum in New York, nu stelt dat er eigenlijk geen verschil meer is. Martin ziet mode als de meest perfecte kunstvorm om problemen rond lichaam en identiteit aan te brengen. Dat mode louter commercialiteit is en kunst niet, ziet Martin als een voordeel. “Mensen worden dagelijks geconfronteerd met mode, kleding moet zichzelf verkopen en daarom is iedereen er nauw bij betrokken. Mode heeft nog wel de voeling met het grote publiek die kunst allang verloren heeft.”
In Margiela’s presentatie worden we geconfronteerd met de visie van fotograaf Mark Borthwick, styliste Jane How en schrijfster Sydney Picasso. Dat kunst mode beïnvloedt, werd allang voor waar aangenomen. Maar Roberta Smith wijst erop dat het proces veel vaker in omgekeerde richting gaat. En ook Richard Martin ziet geen verschil tussen modemakers en kunstenaars. “Grote ontwerpers als Balenciaga laten de stof spreken zoals schilders de verf laten spreken.”
De stof wordt dit seizoen uitgebreid aan het woord gelaten. Vilt, flanel en gekookte wol worden in stijve lappen rond het lichaam geplooid, of in het debuut van het Belgische duo A.F. Vandevorst letterlijk gesneden en aan elkaar genageld. Jil Sander watteert haar stoffen en drapeert ze rond het lichaam.
Op de invitatie van Dice Kayek en Véronique Branquinho staan maskers. Margiela presenteert zijn collectie op reuzegrote marionetten met cellofaan gezichten. Dirk Van Saene laat mannequinpoppen op rails voorbijrijden. Olivier Theyskens maquilleert de gezichten van zijn meisjes levenloos en identiek. Bij Givenchy dient Rachel, de wondermooie robot uit Bladerunner, als model. Het Watanabe-defilé lijkt met zijn vreemdsoortige hoepels rond het gezicht wel op een mechanisch ballet van Oscar Schlemmer. Guy Laroche zet zijn meisjes allemaal dezelfde grote Afro-pruik op het hoofd.
Een van de voornaamste bedoelingen is wegraken van de topmodellencultus van de afgelopen seizoenen. De aandacht uitsluitend op de kleding vestigen. Een leeg canvas vinden voor de creatie. De stof laten spreken dus. Bij Van Saene heeft het oog de tijd om de ingenieuze trompe-l’oeil-coupes te bestuderen die zowel elegant als modern zijn. Branquinho geeft haar modellen identieke dromerige Laura Palmer-Twin Peaks-gezichten en maakt de tanden zwart waardoor de mond lichjes open lijkt te staan. Ze bouwt haar collectie op rond een plooirok, een kleurige sous-pull en legging, een wijde broek en bonttrui, een zwarte cape.
De poëtisch morbide sfeer wordt in andere collecties als die van nieuweling Olivier Theyskens zwaar in de verf gezet. Hij begeleidt zijn new goth-kleding met een soundtrack van gillende en krijsende vrouwen. In bodysuits met bloedend hart en open aders lijken ze letterlijk opgestaan uit de dood. De collectie wordt niet verkocht, maar dient uitsluitend als smaakmaker voor volgend seizoen.
In het domein van de discrete luxe is haast geen plaats meer vrij, en de smaakvolle en verfijnde collecties vloeien moeiteloos in elkaar over. In zijn werk voor Louis Vuitton kiest Marc Jacobs voor de Amerikaanse, minimalistische aanpak: spaarzaam, koel, modern, bestudeerd. Net als Gabriele Strehle voor Strenesse. Narciso Rodriguez voegt er in zijn collectie voor Loewe enkele glitters aan toe. Lawrence Steele houdt het behoorlijk sexy. Tom Ford strooit er voor Gucci wat eigties-proporties en glamour over. Trend Les Copains mengt wat romantiek in de mix, Ferragamo wat jazz. Genny blijft met Rebecca Moses erg Italiaans en volwassen. Aan mooie, draagbare kleding geen gebrek en iedereen bespeelt het register van de goede moderne smaak. Maar niemand doet het beter dan het huis Margiela voor Hermès, waar we overbekende vormen als de V-hals debardeur, lange trui en wijde broek terugvinden. Alles in de mooiste materialen en met het grootste gemak gedragen. Heel casual en toch pure luxe.
Het fluïde understatement wordt ook door Giorgio Armani gehanteerd. Hij fleurt zijn grijspalet op met enkele toetsen rood en brengt een zacht en wijd silhouet waarin vooral de broeken en het tricot erg sterk zijn. Zijn Emporio-collectie die hij in Parijs zou showen, krijgen we nooit te zien. De politie besluit dat het feestje niet doorgaat. “Veiligheidsredenen”, zeggen zij. “Frans chauvinisme”, zeggen alle anderen. Met perfecte timing verwijst Gaultier in een mooi defilé naar de hoogdagen van Saint-Germain-des-Prés, met silhouetten die doen denken aan beatniks, existentialisten en zazous.
Zelfs Yamamoto kent een moment van understatement, hoewel de eenvoud bedrieglijk is. Sportieve broeken en truien blijken iets ingewikkelder in elkaar te zitten. Rechte jurken krijgen een sleep hier en een drapage daar.
Galliano begint zowel in zijn eigen collectie als in die van Dior flink te vervelen. Een mens kan maar een bepaalde dosis nostalgie verwerken. Karl Lagerfeld slaagt er voor Chanel veel beter in om een lieflijke jaren-twintigsfeer neer te zetten. Ook Donatella Versace kan ons met een ongelijke collectie – prachtige krijtstreep jumpsuits en heupbroeken, avondjurken die achteraan niet helemaal lijken te passen – niet echt overtuigen. Ann Demeulemeester dan weer wel. Ze benadrukt haar wilde kantje met rechte leren jurken die op aan elkaar genaaide bladeren lijken, lappen tricot met gaten die een wikkeljurk worden en zware jassen.
Typisch is de houding van Dries Van Noten. De poëtisch romantische sfeer van het huis wordt vervangen door een sterke en stevige styling die iedereen wakker schudt. Zware kozakkenjassen gaan over flamenco-flodderjurken. Stoere laarzen, sjaals met franjes, juwelen vol zilveren amuletjes. Prachtige borduursels en stukken bont als decoratie. In een seizoen vol modieus minimalisme is het een plezier om persoonlijke handtekeningen te herontdekken.
Trends
– Bont (veel konijn en omgekeerd schaap), in alle vormen, als het maar geen jas is
– Grijs, in alle tinten
– Broeken, in alle proporties
– Rokken, vooral heel lang
– De trui, wijd en kort
– Het jack, zoals gedragen door autoracers
– Fifties proporties: het zandlopersilhouet
– De trench
– Combatlook: kies voor kaki
– Flanel, tweed en wol, niet nieuw maar wel goed
– Glitters en glanzende stoffen, gecombineerd met mat of hard
– Capes, in alle lengtes
– Schoenen, vaak plat
– Het mouwloze jurkje
– Schouderwarmers met mouwen
– Stola’s, van bont of dik tricot
– Goud (Miyake, Scott) en zilver (Dolce & Gabbana…)
Lene Kemps
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier