Will, een van onze grootste striptekenaars, wordt eindelijk gelauwerd met een retrospektieve tentoonstelling in het Belgisch Centrum van het Beeldverhaal. Een gesprek.

JESSE BROUNS

Hij kijkt naar het blad papier waarop ik zijn uitspraken noteer. “Ik heb geleerd om te tekenen zoals jij schrijft, ” zegt hij. “Zonder kijken. Zo ben je verplicht te observeren. Moet je nadenken voor je iets op papier zet. “

Will, bijna 68, is een van de grondleggers van het Belgisch Beeldverhaal, de gelijke van intussen mytisch geworden tekenaars als Hergé, Franquin, Morris en Peyo. Veertig jaar lang, van 1949 tot 1990, illustreerde hij de avonturen van Baard en Kale, een populaire strip met niveau. Hij schiep ook de reeks Isabel, waarvan tien mooie albums verschenen. De voorbije vijf jaar of zo heeft Will een aantal voor een volwassener publiek bestemde verhalen getekend, beladen geschiedenissen met de oorlog als achtergrond, hoogtepunten van zijn oeuvre.

De verhalen van Will, die voluit Willy Maltaite heet, zien zwart. Dreiging is een konstant element in zijn op verscheidene niveaus te lezen albums. Achter de intriges gaan vaak nachtmerries schuil, beleefd in droomkastelen en donkere bossen. De vijand is nooit alleen. De vijand is een groep. Dikwijls is die fascistisch, of duidelijk beïnvloed door de maffia. Zoals De Witte Hand, de door de in een harnas gestoken aartsslechterik Stomp geleide bende, waartegen Baard en Kale van de jaren vijftig tot de jaren tachtig strijd hebben gevoerd. De symboliek in het losse verhaal De 27ste letter te weten : de swastika is terzelfder tijd beangstigend en aantrekkelijk. Vrouwelijke personages zijn meestal exotische wezens, die vaak gewapend zijn met magische krachten en wapperende haren. Calendula en Kiki, om twee belangrijke nevenpersonages te noemen, zijn aantrekkelijke, bijna feeërieke godinnen.

Feeëriek is overigens een woord dat op Wills volledige gedrukte oeuvre kan worden gekleefd. In zijn beste verhalen droom je weg, gevoerd door de kindse volwassenheid van sfeer en personages.

“Ik heb niet onmiddellijk beslist dat ik striptekenaar zou worden, ” herinnert hij zich, gezeten achter de tafel van zijn Brabantse eetkamer. “Maar ik wist wel dat ik wilde tekenen. Tijdens de oorlog werd in mijn omgeving, in heel het land denk ik, weinig over stripverhalen gepraat. Ik las af en toe Spirou, zoals iedereen, maar verder ging dat niet. “

Toen Willy Maltaite pas veertien was, ging hij aankloppen bij de akademie van Maredsous, waar hij net zo gauw weer de deur werd gewezen. Hij had toen het geluk dat hij zijn moeder achter zich had staan. “Zij wou dat ik tekende, omdat ze vond dat ik dat goed deed. Dus is ze met mij naar Dinant getrokken. We zijn daar bij een leraar van de kunstschool geweest, die zei : Jij hoort hier niet, maar ik ken een man die je kan helpen. Die man was Joseph Gillain, Jijé. “

Will werd zo de enige leerling van de strippionier van België, en dat was voor hem een hele eer. Jijé tekende op dat ogenblik de strips Robbedoes en Jan Kordaat, maar ook historische verhalen, zoals Don Bosco. Hij was, na Hergé misschien, de invloedrijkste tekenaar van het land.

“Jijé heeft me geleerd stripverhalen te maken. De eerste les was een test, natuurtekenen. Ik bracht er niets van terecht, ik droomde alleen maar. Jijé kon alles. Schilderen, beeldhouwen, tekenen. “

Jijé haalde niet veel later ook de jonge tekenaars Franquin en Morris in huis. Die gaf hij geen les, maar hij trachtte hen wel met hun carrière verder te helpen. Het groepje ging de geschiedenis in als de Bande à Quatre, of nog als de School van Marcinelle, omdat uitgeverij Dupuis daar zijn drukkerijen had. Jijé, Morris, Franquin en Will zouden daar in de jaren vijftig het tijdschrift Robbedoes zijn definitieve gezicht geven, behouden tot ver in de jaren tachtig, toen Robbedoes, wegens steeds minder lezers, tot veredeld reklameblad van uitgeverij Dupuis werd gedegradeerd.

Een betrekkelijk zorgeloze periode, vlak na de Tweede Wereldoorlog. “Jijé had ons onderdak gegeven in zijn villa in Waterloo. We woonden daar samen. We waren gepassioneerd door ons vak. We praatten de hele tijd over strips. We amuseerden ons. “

Hij publiceerde zijn eerste stripalbum in 1947. Le mystère du Bambochal ging over valsemunters in Latijns-Amerika. “Robbedoes heeft dat verhaal destijds geweigerd, maar ik had een neef met een drukkerij, en die heeft me geholpen het album in eigen beheer uit te geven. Even later ben ik bij Kuifje gaan aankloppen en Hergé vroeg me hem te helpen zijn eerste album te hertekenen, hij was daar toen mee bezig. Maar toen ze bij Dupuis hoorden dat ik op het punt stond met de konkurrentie in zee te gaan, hebben ze me gauw voorgesteld Tif et Tondu over te nemen van Fernand Dineur. “

Tif et Tondu Baard en Kale werden in de handen van Will een kleine goudmijn voor Dupuis. Dineur, een ex-slager uit Anderlecht, had de detectives bedacht in 1938. In het eerste verhaal, gepubliceerd in het allereerste nummer van Spirou, trok hoofdpersonage Kale door Kongo en Amerika, Kuifje achterna. Baard deed pas zijn intrede na een pagina of vijf, als drenkeling, kapitein van de Marius, die zich al dagen niet had geschoren. Wat de oorzaak was van zijn uitbundige haargroei, en dus van zijn naam.

Baard en Kale zouden elkaar nooit meer verlaten. Ook niet toen de direktie van Spirou vond dat de reeks dringend diende te worden verjongd, en Dineur werd bedankt voor bewezen diensten.

Will maakte zich de helden gauw eigen. Dineur, die overleed in 1956, bleef nog vier jaar de verhalen schrijven, en begon in het blad Héroïc Albums zelfs een parallelle reeks, zodat er enige tijd twee Baarden en Kales naast elkaar bestonden.

De tweede scenarist van Will heette Maurice Rosy. Hij was scenarist van Baard en Kale tussen 1955 en 1968, artistiek direkteur bij Robbedoes, en bedenker van onder andere Stomp, die elke keer weer op tragische wijze om het leven kwam om zonder uitzondering in het volgende album opnieuw van zich te laten horen. Met Rosy maakte Will enkele klassiek geworden albums, zoals Villa Long-Cri, Stomp in het Louvre en De pijlen van nergens.

Maurice Tillieux nam de reeks op zich in 1968. De legendarische schepper van striphelden als Guus Slim en Felix dreef de helden in een meer fantastische richting. Zijn assistent, Stephen Desberg, begon voor Baard en Kale te schrijven in 1976, na de tragische dood van Tillieux op een Franse autoroute. Desberg bracht politieke elementen aan, zoals neonazi’s en korruptie, uitzonderlijk voor wat toch wel als een kinderstrip werd beschouwd.

Vijf jaar geleden zette Will een punt achter Baard en Kale. Zonder spijt, zegt hij. “Ik had zin om iets anders te doen. Ik zat al met mijn andere serie, Isabel, had ook enkele andere projekten. Ik heb veertig jaar lang Baard en Kale getekend. Dat is genoeg, misschien zelfs te veel. ” Van de reeks werden per album tussen de 20.000 en 30.000 eksemplaren afgezet. Sikorski en Lapière namen drie albums geleden over, maar Will vertikt het te zeggen wat hij van hun werk vindt.

Belangrijker, voor het nageslacht, is het geval Isabel, een wonderlijke kreatie van het gezegende jaar 1970, toen in Robbedoes ook de blitse airhostess Natacha het licht zag, net als Yoko Tsuno, de Japanse kosmonaute.

“Ik zat met dat personage, dat kleine meisje in een wit-blauw gestreepte trui, ” vertelt Will. “Dus heb ik de scenarist Yvan Delporte gevraagd een verhaaltje te bedenken. Daar hebben we dan een kortverhaal van gemaakt, voor een paasnummer van Robbedoes. Later heb ik met Delporte en Raymond Macherot (de tekenaar van Snoesje, Clifton en Chlorophyl, JB) een volledig verhaal gemaakt. Maar daar werden ze bij Robbedoes niet echt warm van. Isabel beantwoordde niet aan wat ze hun publiek wilden voorschotelen. Tepoëtisch ? Misschien, ik weet het niet. Ze hebben me nooit gevraagd ermee te stoppen, maar leuk was het niet. Uiteindelijk heb ik de reeks maar uit eigen beweging geaborteerd. “

“Een paar jaren later wou ik een verhaal maken met Franquin, ik had daarvoor een nieuw personage op het oog. Maar plotseling vroeg iedereen me waarom ik Isabel niet hernam ? Wat ik dan ook gedaan heb. ” Isabel is een normaal meisje, dat voortdurend op taart wordt getrakteerd door haar tante Ursula. Die merkt niets van de vreemde avonturen van haar nichtje. Isabels oom Hermès is magiër van beroep, verliefd op de mooie Calendula, die op haar beurt kleindochter is van de slechte heks Kalendula. Het eerste album van de reeks, Het betoverde schilderij, werd uitgegeven in 1978.

“Isabel heeft altijd minder verkocht dan Baard en Kale. Niemand wist echt goed voor wie de reeks bedoeld was. Sommige mensen vonden het een strip voor volwassenen. Ik ben het daarmee niet eens. Er zijn natuurlijk wel elementen die de jongere lezertjes niet noodzakelijk vatten, maar het blijft een gemakkelijk begrijpbaar verhaal. “

Er is even sprake geweest van een reeks tekenfilms met Isabel in de hoofdrol, maar de onderhandelingen met het Amerikaanse bedrijf zijn afgesprongen na de aantrede van een nieuwe direkteur. Wat Will niet eens zo erg vindt. “Isabel is geen ideaal tekenfilmpersonage, ” zegt hij, “alleen al wat de tekenstijl betreft. “

Na Baard en Kale tekent Will nu ook niet langer Isabel. Het laatste album verschijnt binnenkort. “Ze hebben me gevraagd ermee te stoppen, ” zegt hij. Zonde.

De voorbije jaren stak hij zijn energie in albums voor een wat ouder publiek, al zal hij het daarmee wel niet eens zijn. De 27ste letter, De tuin der lusten en De hemel in de hel zijn verhalen van het fantastische genre, zwaar beladen met oorlogsmotieven en naakte vrouwen.

“Ik wou iets anders doen, iets dat me meer interesseerde. Desberg, de scenarist, die wou ook wel eens iets sexier. Meisjes tekenen, daar heb ik geen last mee, ” lacht hij schalks. “Dat zeg ik waar mijn vrouw bijzit. Het blijft bij tekenen. “

De drie genoemde albums heeft Will rechtstreeks op papier ingekleurd, een voor stripverhalen ongebruikelijke techniek. Te moeilijk, voor veel van zijn kollega’s. “Ik vind dat niet moeilijk. Het gaat trager, het is harder werken. Maar ik heb al doende veel geleerd. “

Will werkt nu aan een nieuwe reeks, maar daar wil hij niets over zeggen. “We hadden afgesproken dat het een verrassing zou blijven, ” zegt zijn echtgenote, Claude. Met uitgevers wordt nog onderhandeld.

“Ik wil beginnen met iemand die erin gelooft, niet met iemand die je tracht te saboteren, zoals met Isabel is gebeurd. “

Ik vraag hem wanneer hij eraan begonnen is. “Gisteren, ” zegt hij, “en dat is echt waar. “

Will wil nog veel doen. “Maar ik ben geen twintig. Ik maak geen veertig albums meer. “

Hoe zou hij zelf zijn stijl omschrijven ? “Déguelasse, ” lacht hij. “Ik weet het niet, ” volgt het, “ik tracht helder en effektief te werken. De lezer moet het kunnen ontcijferen. Ik doe wat ik kan. ” Hij beschouwt zich niet als een kunstenaar. “Neen, er zijn waarschijnlijk wel striptekenaars die kunst maken, maar ik denk dat vooral het artisanale aspekt telt. Het wordt allemaal net iets te ernstig genomen. “

Voelt hij zich miskend ? “Miskend ? ” herhaalt hij de vraag. “Ik denk dat ik wel bekend ben, mijn personages ook, maar niet mijn albums. Als ik ergens kom, dan heeft iedereen van Baard en Kale gehoord. Dus zouden ze in teorie meer moeten verkopen dan ze nu doen. En dat begrijp ik niet goed. “

De personages Baard en Kale zijn het eigendom van uitgeverij Dupuis. Will heeft er geen enkel recht op. “Dat is nu eenmaal zo, ” zegt hij. “Het staat in de wet geschreven. “

Maar Will heeft een joker : de figuren die hij zelf heeft gecreëerd. Kiki, bijvoorbeeld, maar vooral de slechterik Stomp, een fantastisch personage dat erom vraagt opnieuw in het leven geroepen te worden. En misschien begint hij ooit wel een verhaal waarin Stomp de hoofdrol krijgt, ooit.

Misschien moet hij ook maar een pretpark beginnen, zeg ik.

“De wonderlijke wereld van Isabel, ” zucht hij. “Met onderwaterscènes, oude kastelen, en nimfen. ” Tja.

Tentoonstelling in het Belgisch Centrum van het Beeldverhaal van 25 april tot 18 juni, Zandstraat 20, 1000 Brussel. Bij uitgeverij Concerto verschijnt het Franstalige boek “Will, Collection Privé”, uitgegeven door Concerto, met talloze illustraties, plus een gesprek met de tekenaar, een volledige bibliografie en getuigenissen van kollega’s.

Will : “Het wordt allemaal iets te ernstig genomen. “

Vrouwelijke personages zijn aantrekkelijke, bijna feeërieke godinnen (Uit “De 27ste letter”).

Uit “De betovering van Waterland”.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content