Herwig Van Hove

Een nieuwe generatie Italiaanse wijnboeren maakt komaf met verouderde methodes. De kwaliteit van de wijnen is duidelijk verbeterd. Vooral de barolo doet het goed.

Herwig Van Hove

Op tien jaar tijd is het wijnlandschap in Cuneo een van de zes provincies van Piëmont in het noordwesten van Italië grondig veranderd. Vader van de vernieuwing was Renato Ratti uit La Morra, die 25 jaar geleden al smakelijkheid als principe naar voren schoof. Hierin vrij snel gevolgd door de Ceretto-broeders uit Alba, de wijn- en truffelhoofdstad van Cuneo. In het laatste decennium zijn er meer dan 200 verschillende individuele wijnboeren bijgekomen, die hun producten niet meer naar de grote handelshuizen dragen, maar die zelf wijn maken en onder eigen naam bottelen. Er zijn een twintigtal ?jonge Turken? bij, die nu al grote kwaliteit maken ze moeten wel, kwaliteit is hun enige troef gezien de grote distributiecircuits voor hen gesloten blijven.

Tekenend voor de gunstige evolutie is onder meer het feit dat de grote Antinori uit Toscane zich via het huis Prunotto in Barolo heeft ingekocht.

Cuneo telt drie belangrijke DOC-gebieden ( Denominazione di Origine Controllata) verspreid rond Alba : Barolo en vijf omliggende gemeenten in het zuiden, Barbaresco met Treiso en Neive in het oosten, en het grote Roero-gebied in het noorden. In het eerste en het tweede gebied wordt van nebbiolo-druiven respectievelijk rode barolo en barbaresco gemaakt. Het Roero-gebied produceert aangename witte wijn van arneis-druiven, én het hele gamma rode van dolcetto, barbera en ook nebbiolo.

De alleenheerschappij van de nebbiolo-druif voor kwaliteitswijn is echter (terecht) voorbij. Piëmont is meer dan barolo en barbaresco. De barbera-wijn is zelfs aan een ware triomftocht begonnen, en de druif wordt niet langer gezien als gatenvuller voor plaatsen waar de moeilijke nebbiolo niet zou gedijen. Ook het nu veralgemeend gebruik van verse eiken vaten doet de barbera goed : de wijn is van nature heel arm aan bitterheid het tegenoverstelde van nebbiolo-wijn en kan dus ten volle van de verse eik profiteren.

Nebbiolo kende bovendien enkele moeilijke jaren : de oogst van ’91 en ’92 ging door de regen op het allerlaatste moment verloren. 1993 is iets beter, terwijl ’94 weer helemaal verregend is. 1995 is een groot jaar, zoals 1990, maar men zal nog minstens 3 jaar op de wijn moeten wachten : barolo-wijn moet bij wet eerst twee jaar op vat, en mag pas na nog een jaar bijkomende flessentijd op de markt komen. Gelukkig zijn er de excellente barbera’s en dolcetto’s, soorten die vroeger geoogst worden en wat minder last hadden van de regen.

Omdat Piëmont door bergen omringd is de Apennijnen en de Alpen wordt het klimaat er iets afgezwakt, maar in de winter kan het er toch erg koud zijn. Er vallen geregeld grote pakken sneeuw, in 1995 zelfs tot een meter hoog op een halve dag. Wanneer de dooi inzet, krijg je een mooi uitzicht op de microklimaten : de zuidelijk georiënteerde percelen op de Piëmontese heuvels zijn het eerst sneeuwvrij, terwijl de noordelijke nog helemaal wit zien. De temperatuur ligt gemiddeld lager dan in Bordeaux. Het is dan ook onjuist om barolo of barbaresco a priori met zuiderse wijn te associëren.

Een aantal nebbiolo-wijnen, en vooral de barolo, zijn vergeleken met tien jaar terug enorm verbeterd. De traditionele methodes van extractie met verticale kuipen en rondpompen laat staan zonder pompen haalden de moeilijke maar smakelijke rijpe tannines niet over naar de wijn. (Tannines komen van de schillen en deels van de pitten van de druiven. Door het contact tussen de gistende massa sap en de schillenkoek te bevorderen, haalt men meer tannines over.) Gevolg was dat alleen in goede jaren een smakelijke tanninestructuur tot stand kwam, maar in de meeste gevallen kwamen er wijnen van met ongedekte scherpe bitterheden, die men vroeger dacht te kunnen afbouwen door jarenlange lagering op hout. Dat bleek een illusie.

De verlichte wijnmakers van de nieuwe generatie weten beter. Er zijn nu horizontale gistingskuipen op de markt met grote draaiende roerarmen, waarvan de draaisnelheid kan worden ingesteld en die tot de laatste rijpe kleur en bitterheid uit de schillen naar het gistende sap doen overkomen.

Nu bijna overal goede barolo gemaakt kan worden barbaresco ligt nog een generatie achterop wordt het duidelijk dat niet alle vijf gemeenten even goed zijn. De kwaliteit stijgt naarmate men van de boorden van de Tanaro-rivier weggaat. Zo zijn de gemeenten La Morra (380 ha), Barolo (155 ha) en een stukje van Novello (50 ha) minder goed dan de verderop en hoger gelegen Castiglione Falletto (112 ha) en Monforte (380 ha). Allerbest zijn de 186 hectaren van de gemeente Serralunga, samen met het oostelijk stuk van Monforte dat er geografisch bijhoort, en waarin onder meer de cru Ginestra gelegen is. Hier opereren de rising stars : Elio Grasso, Domenico Clerico, Conterno Fantino en Conterno Paolo.

Door de individualisering van het wijnmaken, komt er ook een grotere belangstelling voor de wijnen van één enkele wijngaard : de cru-wijnen. Individuele wijnboeren hebben meer belang bij gepersonifieerde wijnen met bodemexpressie dan grote firma’s, die via kunstzinnig blenden vooral hun eigen naam moeten promoten.

DE TWEE GROTE CONTERNO’S

Aldo Conterno is een ruimdenkend man, maar hij houdt er wel uitgesproken opvattingen op na. Zo zal zijn barolo nooit Franse eik te zien krijgen : ?Het Franse hout brengt vreemde geuren en smaken bij zoals vanille, rooktoetsen en tannines. Onze wijn heeft een eigen smaak en een eigen tanninestructuur. We willen zijn uniek karakter behouden zonder te vervallen in internationalisering en banalisering.?

Niet dat deze Aldo Conterno niet met barriques zou kunnen werken. Zijn Nebbiolo d’Alba, gemaakt van jongere stokken en in lichtere jaren, gaat wel op Frans hout, evenals zijn beroemde Barbera d’Alba maar dat is een geval apart. Tot nauwelijks tien jaar geleden had Barbera het imago van simpele overzure tafelwijn. Hij werd massaal aangeplant en de productierendementen kwamen in de buurt van 12 ton druiven per hectare. De wijn bevat nauwelijks tannine en passeerde goed als snelle soepele toogwijn. Nu zijn bij de betere wijnbouwers de rendementen gehalveerd, waardoor de zuurheid normaal wordt. Het is deze wijn die een flinke structurerende tanninestoot door het hout best kan verdragen. Om dezelfde redenen wordt hij soms ook maar partieel ontrist : er komt dan wat bitterheid uit de rist van de trossen.

De bij wet opgelegde lagerduur van minstens twee jaar voor alle wijn die als barolo op de markt komt, wordt bij Aldo Conterno met een jaar verlengd, en dat gebeurt in grote 100 hl-vaten van Slavonische eik. De vaten worden voor elk gebruik met de hand schoongeschraapt tot op het blote hout, zodat de traditionele vuile smaakjes en vluchtige zuren geen kans krijgen. In deze zuivere en volumineuze vaten wordt wijn helder en ronden de tannines iets af. Er komt echter geen kleurverlies, wel integendeel. En vooral, er komt geen oxidatie van. De gehele wijnfilosofie van Aldo Conterno is trouwens bepaald door een afschuw voor oxidatie. Hij streeft naar volmondige frisheid en doorgedreven extractie van kleur en rijpe tannines.

De Conterno-familie doet al vijf generaties in wijn. Aldo begon zijn carrière vlak na de Tweede Wereldoorlog, en trok, in het kader van het Marshallplan, naar Californië om er een Italiaans restaurant te openen. Dat is wellicht de reden dat zijn wijnvisie de starre voorvaderlijke barolo-traditie overstijgt. Terug in Italië, in 1969, splitst hij zich af van zijn beroemde broer Giovanni, om zijn eigen opvattingen beter te kunnen waarmaken. Dat hij daarin gelijk had, bewijst de huidige excellentie van zijn wijnen.

Broer Giovanni, die nog altijd aan het hoofd staat van het ouderlijk huis Giacomo Conterno, gaat door voor de meest traditionele van alle (grote) Barolo-makers. Zijn Riserva’s onder de naam Monfortino, gaan soms wel voor tien jaar op het grote Slavonische eikenhout. De 1988 is er alleen wat stug van geworden. Maar zijn ?gewone? barolo is even mooi en zuiver als die van zijn broer in 1990 zelfs bijna een wonder van frisse stevige charme, een echte gentle giant.

In de normale goede jaren zoals 1993 maakt Aldo vier verschillende barolo’s. Deze wijnen komen in mei ’97 op de markt maar zijn al allemaal uitverkocht. Omdat het kasteelachtige gebouw met de ruime kelders gevestigd is in het gehucht Bussia-Soprano in de gemeente Monforte d’Alba, komt op de vier etiketten de naam Bussia voor. Dat schept verwarring, want Bussia is tegelijk de naam van een perceel en kan verwijzen naar een cru. Binnenkort, als de cru’s officieel worden, zal hij zijn etiketten moeten aanpassen.

Zijn meest gewone wijn is Barolo 1993 zonder meer. De kleur is zachtaardig geëvolueerd en niet overmatig geconcentreerd, wel met een heel fijne en tegelijk ronde ruime nebbiolo-neus, doortimmerd met gezond droog oud hout ; de smaak is streng traditioneel met mooi gespreide tannines en structurele frisheid. Een gezonde traditionele wijn.

Dan komt de cru Barolo Vigna Cicala 1993 met duidelijk meer kleurconcentratie, ronder en zachter in neus en mond dan de vorige en ook perfect geknoopt. Dé revelatie is echter de Barolo Vigna Colonnello 1993 : frisse, nauwelijks geëvolueerde donkere en gedrongen kleur, en een compacte toegeplooide neus met veel reserve in de onderbouw en een grote geknoopte evenwichtige smaaklengte, stevig en fijn samen. Een grote moderne en toch typische wijn.

Het paradepaardje van Aldo is de Barolo Riserva, uitsluitend geselecteerd uit grote jaren, met drie jaar lagering op 100 hl-vaten, vervolgens nog twee jaar opinox, ?om fris te blijven?, en dan nog een jaar op fles. Deze wijn is erg traditioneel met op het eind een toets ongedekte tannines, maar heel zuiver en hooggeconcentreerd. Minder suave en minder modern dan de Colonnello, maar ook stoerder en streng.

Barolo is bij uitstek een wijn om aan tafel te drinken bij stevige gerechten. Onmiddellijke charme moet men er niet van verwachten. Dat geldt ook voor de meeste wijnen van Aldo.

Maar hij maakt ook zijn beroemde en uitstekende Barbera d’Alba ?barriqué? (op Franse eik gelagerd). Kleur en spanning zijn in ’94 uitstekend en de smaak is ruim en charmerend met een volledige bitterheid. Een wonderlijk aangename wijn.

De wijnen van Elio Grasso en Giacomo Conterno worden ingevoerd door Selezione Vini Italiani in Hasselt, deze van Aldo Conterno door Licata in Hasselt.

In de aloude wijnprovincie Cuneo is het verjongingsproces, met succes, ingezet.

Aldo Conterno maakt moderne en toch typische wijn. Broer Giovanni staat voor traditie.

Domenico Clerico, Paolo Conterno en Elio Grasso : drie rising stars uit de nieuwe lichting wijnboeren.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content