Herwig Van Hove

Op tien jaar tijd is het wijnlandschap rond het Noord-Italiaanse Alba grondig verjongd. Niet alleen de barolo doet het uitstekend. Ook het kleine broertje barbaresco kreeg een nieuw elan.

Herwig Van Hove

Eerder al schreven we hoe enkele gedreven ?jonge Turken? dePiëmontese wijnen nieuw leven hebben ingeblazen. Alle aandacht ging toen uit naar aanvoerder barolo (zie Weekend Knack van 9/10/96). Vandaag komt de barbaresco, het kleinere broertje van barolo aan de beurt. De basisdruivensoort is dezelfde (nebbiolo) maar de wijnen zijn gemiddeld lichter en zouden dus eleganter moeten zijn. De rol van ?jonge Turk? wordt hier ingevuld door Angelo Gaja, een man met een sterke persoonlijkheid, universeel gerespecteerd maar met relatief weinig lokale vrienden. Hij en niemand anders heeft de barbarescowijnen, en dan vooral de zijne, wereldbekendheid gegeven. Zijn kordate en zelfverzekerde verschijning spreekt vooral aan in Amerika, waar hij meermaals tot ?Man van het jaar? werd gekroond en waar zijn wijnen op de 100-punten-schalen van Parker of van The Wine Spectator minstens 95 halen.

Het barbarescoverhaal begint in 1894 met een verlichte wetenschapsman uit Turijn : Domizio Cavazza, directeur van de beroemde oenologieschool van Alba, onderkende vrij vlug het wat aparte potentieel van het Barbarescogebied en stichtte de coöperatie Produttori del Barbaresco met zetel vlak naast de kerk. Voor zichzelf kocht hij het oude Castello op, midden in het dorp. Cavazza stierf vroegtijdig, in 1913, aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog en de Denominazione Barbaresco, waar hij zo voor geijverd had, stortte volledig in elkaar. Doordat barolo veel ouder is van concept, kon deze wijn de moeilijke periode veel beter doorstaan.

Na twee oorlogen en de duistere periode van het fascisme, moest de barbaresco in 1955 helemaal van nul herbeginnen. Dan verschijnt Gaja op het toneel en begint zijn triomftocht ; sindsdien maken de Produttori bijna een vijfde van de gehele appellation (500 ha in de gemeenten Barbaresco, Neive en Treiso, met jaarlijks ongeveer 2,5 miljoen flessen).

En l’histoire se répète, want Gaja heeft onlangs het Castello van Barbaresco gekocht en is van plan er een hotel met restaurant te vestigen. Zijn eigen kelders aan de overkant van de straat zullen via een onderaardse gaanderij met de 900 m² kelders van het kasteel worden verbonden. ?Dat kan alleen onze Angelo?, zegt men trots in de Antica Torre, de enige trattoria die het dorp rijk is. Dit kasteel is zelfs nu in zijn belabberde toestand adembenemend mooi : het heeft een binnentuin met waterput waardoor het licht in de onderliggende kelder zal binnenvallen. ?Zoals door de piramide van het Louvre in Parijs,? glundert Gaja terwijl hij vanop een terras geniet van het uitzicht : bij helder weer kijk je uit over de Tanaro-vallei en zie je voorbij de stad Alba in de verte de Alpentoppen glinsteren.

Angelo Gaja was tien jaar geleden al tien jaar vooruit op zijn tijd. Lang voor alle anderen zorgde hij voor de essentiële hygiëne. ?Je moet weten dat stromend water hier pas in 1964 geïnstalleerd werd. Voordien was hygiëne in de moderne betekenis van het woord onmogelijk. Nu ontsmetten we al onze vaten met de stoomspuit onder druk, en hebben we geen problemen meer.?

Angelo’s tweede zorg en ook hier lag hij ver voor op de anderen was de extractie van kleur en smakelijke tannines, zodat zijn wijnen het verse hout zouden kunnen verwerken, en zodoende beter zouden worden.

Gaja heeft iets met hout. Buiten staan vier grote stockeerplatformen voor eiken slats. Het zijn gekliefde plankjes waaruit duigen worden gemaakt, die drie jaar tijd nodig hebben om te drogen. ?Hout dat buiten gedroogd en uitgeregend is, geeft veel zachtere tannines dan hout dat uit droogkamers komt.? Niemand beheerst zoals hij de kunst om nebbiolo-wijn via barriques een bijkomende discrete dimensie te geven. Elk normaal jaar vernieuwt hij de helft van zijn 1200 vaten. Hiervoor wordt eigen gedroogd hout gebruikt en de opdrachten worden uitgevoerd door lokale kuipers. Gaja verwacht van eik het structurerend element en vermijdt bijna intuïtief om wijn te veel met hout te overtimmeren. (Terwijl de Produttori nog altijd met te hoge rendementen en te lage extracties zitten, zodat hun wijn vlees mist. Op zich is dat voor de tanninerijke nebbiolo-wijn al dodelijk, hout versterkt alleen nog dit ?doodskisteffect?.)

Nebbiolo is als druivensoort even moeilijk als pinot noir. Een kleine afwijking van het ideale klimaat of de juiste inplanting wordt onmiddellijk afgestraft. Zo komt het dat de meeste barolo- en barbarescoproducenten een soort tweede wijn maken van weggeselecteerde nebbiolo. Ook Gaja heeft zo’n tweede versie : de Sito Moresco, een nebbiolo die met 10 procent merlot en vijf procent barbera werd bijgewerkt. Nu wordt hij nog als Vino da Tavola verkocht, maar vanaf 1995 werd het een wijn met IGT (Indicazione Geografica Tipica). De naam Vino da Tavola zal alleen nog mogen gebruikt worden voor de laagste klasse wijnen : op het etiket mag geen jaartal, geen origine en geen druivensoort worden vermeld. Men werkt momenteel ook aan een afbakening van de cru’s, maar de officialisering is nog niet voor morgen, er staan enorme langetermijnbelangen op het spel.

Wat vooruitlopend op de nieuwe regels heeft Gaja zijn barbera, onder de merknaam Sitorey, al de Piëmontese origine opgespeld. De 1993-versie ervan toont nog maar eens hoe interessant barbera met wat juiste, gezonde houtstructuur kan zijn : soft, fijn, charmerend en dragend.

Het grote Gaja-werk zit echter in het trio barbaresco, barolo en zijn cabernet sauvignon : de houtfactor is bij alledrie subtiel en kunstig samengesteld uit vers en gezond, oud hout.

Zijn Barbaresco 1993 is nu nog op vat, maar heeft al de open neus en smaak die men hier van nebbiolo mag verwachten : goed geconcentreerd van kleur en smaak maar niet monsterachtig, sappig en smakelijk maar in de verre finale iets verdunnend, een vriendelijke open nebbiolowijn.

De Barolo 1991, onder de merknaam Sperss (nostalgie), maar in werkelijkheid de cru’s Rivette en Marenca van de gemeente Serralunga, is fijn en krachtig, dicht en dens met grote geknoopte lengte. De 1990-versie is daarbij nog suave, maar mist wat eenheid in de finale, wat aan tafel zeker niet zal opvallen. De Sperss-wijnen zijn grote wijnen die van Gaja een grande barolista maken.

Groot is ook zijn 100 procent cabernet sauvignon 1991 met naam Darmagi, donker van kleur met een toegeplooide neus, gevuld met diep onderliggende rijpheid in de onderbouw, en met een compacte lange smaak. Veel minder open en geëvolueerd dan vroeger.

Bruno Giacosa is de complete tegenpool van Gaja. Zijn reputatie is er een van onkreukbare koppige traditionaliteit. Hij gist met maceratie op de schillen, tot wel twee maanden lang (in de betere jaren), en zweert bij de jarenlange lagering uitsluitend in het grote (minstens 100 hl) vat van Slavonische eik. Maar anderzijds maakt dezelfde Bruno ook een supermoderne technologische witte wijn van in de Roero aangekochte arneisdruiven met de meest vooruitstrevende procedures : uitsluitend inox kuipen, steriel filteren, integrale malolactische gisting, tot 3 g restsuiker voor gemakkelijke charme, en koude behandeling voor de botteling, om het wijnsteenzuur zeker niet in de fles te laten neerslaan.

Zijn nebbiolo-wijnen, barolo en barbaresco, zijn naar eigentijdse maatstaven eigenlijk ondrinkbaar zeker in mindere jaren, en als ze niet begeleid worden door gerechten. De 1993 Barbaresco Gallina di Neive staat met ongedekt bitter te pronken, absoluut charmeloos. In 1990 is de Barbaresco Riserva Santo Stefano iets beter van kleur, met een strenge, nipt acceptabele smaak, maar ook met bloot bitter in fine. Zijn barolo Falleto di Serralunga 1990 is iets meer gevuld in neus en smaak, maar streng en oertraditioneel met schrapende, alleenstaande tannines op het einde. Wijnen zonder lekkerheid maar met enorme presence, voor liefhebbers van zelfkwelling.

Invoer in België : de wijnen van Angelo Gaja vindt men bij Selezione Vini Italiani in Hasselt, de wijn van Angelo Negro bij La Ferrarese in Brussel.

Vernieuwer Angelo Gaja gaf de barbarescowijnen wereldbekendheid.

Bijzonder interessant is de Sitorey van Angelo Gaja : charmerend en dragend tegelijk. Zijn Darmagi 1991 is ronduit groot. Angelo Negro, een van de opvallendste vernieuwers in het Roerogebied, brengt een excellente Barbera d’Alba op de markt.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content