Ze ontfermen zich over de grafische ontwerpen van de modehuizen, geven boetieks vorm, verzorgen de muziek of scenografie op defilés of fotograferen de modeshows. Ze zijn minder bekend dan de ontwerpers en modellen, maar drukken wel hun stempel op het imago van de kledingmerken. Vijf portretten achter de schermen van de Belgische mode.

Etienne Tordoir defiléfotograaf

Music was his first love. Etienne Tordoir begon zijn carrière als rockjournalist bij Télémoustique. Omdat in die tijd, we spreken over de jaren tachtig, de concertfotografen nog niet dik bezaaid lagen, schoot hij ook zelf de beelden bij zijn stukken. Zijn eerste artikel over mode had Gianni Versace als onderwerp, omdat die kostuums ontwierp voor Elton John. “Zo ontdekte ik de link tussen muziek en mode”, vertelt de in Charleroi geboren en getogen Tordoir. “Ik kijk nog altijd met de ogen van de rockcriticus naar de modewereld. Als John Cale plots op de catwalk verschijnt, heb ik dat als eerste in de mot. En als ik zie dat John Galliano op een show van Dior omringd wordt door vier bodyguards, dan weet ik dat die twee werelden niet zo gek veel verschillen. Bij ontluikende, nog wat naïeve ontwerpers merk ik dezelfde spirit als bij een jonge Britse gitaargroep als The Kooks.”

Tegenwoordig slokt de defiléfotografie bijna al zijn tijd op. “Ik neem tot 1200 foto’s per mode-show en soms zijn er 12 defilés per dag, reken maar uit. Zonder hulp zou ik het nooit klaarspelen. Niet mijn ego, maar mijn netwerk is mijn grootste kracht. Ik hou oprecht van deze job, anders hield ik het niet vol. Ik ken collega’s die dit enkel voor het geld doen. Stond ik in hun schoenen, ik was al lang geïnterneerd. Dit werk heeft nul komma nul glamourgehalte. Met een rugzak van 28 kilo op overvolle trams door Milaan rijden : als je dat niet met plezier doet, moet het een nachtmerrie zijn.”

Ondanks zijn drukke agenda nam Tordoir er de onbezoldigde baan als voorzitter van Modo Bruxellae bij. “Ik heb destijds dat zitje aangenomen voor het goede doel. Tonen dat de Belgische mode niet alleen om Antwerpen draait, daar wou ik wat graag een steentje toe bijdragen.”

Benjamin Bialek sounddesigner

Zeg niet zomaar deejay tegen een sounddesigner. “Een deejay staat in functie van het publiek, een sounddesigner in functie van een collectie”, stelt Benjamin Bialek. “Mensen komen niet voor de muziek naar een defilé, dat is het grote verschil met een party.” Niettemin zou Bialek nooit carrière hebben gemaakt als sounddesigner zonder zijn verleden als deejay. “In die hoedanigheid kreeg ik immers de kans om een cd te compileren voor het bekende hotel La Banane op het West-Indische eiland Saint Barth. Het was die cd die uiteindelijk de aandacht trok van modehuizen als Chine, Cathy Pill en Spullenhulp. Vooral de show van Spullenhulp vorig jaar was een hele klus. Ik moest 21 totaal verschillende ontwerpen van de gepaste klanken voorzien. Dat ging van heel donker naar heel kleurrijk, van een thema uit de film Edward Scissorhands tot de house van Ralph Myerz.”

Bialek is wellicht de enige sounddesigner die ons land telt. “Er is ook niet genoeg werk om daar alleen van te leven. Ik werk namelijk niet voor de grote machines, die internationale namen engageren. België mag dan wel klein zijn, ik wil toch alle jonge ontwerpers van eigen bodem met weinig middelen, maar véél ideeën aanmoedigen om me te bellen. Het idee dat we sámen iets kunnen opbouwen, vind ik een geweldige uitdaging.” De meeste inkomsten genereert Bialek via het samenstellen van cd’s voor kledingmerken als Chine en Bellerose. Ook bars, hotels, tentoonstellingen en de Designweek kloppen bij hem aan om muziek te selecteren die hun identiteit helpt te versterken. Als kind van de eighties – hij groeide op met Front 242 – is Bialek de sterke band tussen elektronische muziek en iconen als Gaultier en Chanel opgevallen. “Het is duidelijk dat ze elkaar bestuiven.”

Jan Vandewiele graficus

Dries Van Noten, Veronique Branquinho, de juwelenontwerpers Wouters & Hendrickx…, het zijn sterke persoonlijkheden die met graficus Jan Vandewiele in zee gaan. “Dat is niet altijd even makkelijk”, bekent hij. “In het begin van zo’n samenwerking is het aftasten en luisteren naar wat ze te vertellen hebben.” De andere klanten van Vandewiele, onder meer Antwerpse musea als Het Rubenshuis en het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten, geven hem carte blanche. “In het modewereldje krijg ik veel meer input. Het barst van de creativiteit, en dat is net wat me er zo in aantrekt. Geeft Dries Van Noten me een opdracht, dan slaan we eerst samen aan het brainstormen. Ik heb een briefing nodig voor ik aan de slag ga. Zo speel ik graag in op het thema van een defilé als ik gevraagd word de uitnodigingen vorm te geven.”

Een specifieke, herkenbare stijl heeft Vandewiele naar eigen zeggen niet. Wél kan hij zich makkelijk verplaatsen in de ideeënwereld van de ontwerpers. “Dat is ook de reden waarom ik uiteenlopende figuren als Dries Van Noten en Veronique Branquinho kan dienen. Ik hou van eenvoud, maar door te kiezen voor de juiste druktechniek en het meest geschikte papier slaag ik er toch in het een verrassende draai te geven.” Recent verscheen Donaldson in beeld, waarvoor Vandewiele ook de website concipieert. “Mijn eerste commerciële werkgever, en precies daarom was ik in eerste instantie ietwat argwanend. Toen ik hun nieuwe, door Tim Van Steenbergen getekende collectie zag, was ik echter meteen verkocht. Ik vind het moedig van Donaldson dat het een jeugdiger richting uitzwenkt, en het is spannend om als graficus mee die switch te realiseren.”

Glenn Sestig binnenhuisarchitect

Warm minimalistisch. Zo omschrijf je de interieurs van Glenn Sestig nog het best. “Het klopt dat ik zweer bij eenvoudige belijning, maar voor de invulling kies ik samen met mijn compagnon Bvardk voor luxematerialen en kleur”, zo reageert de Gentenaar. Zelf noemt hij zijn stijl kosmopolitisch. Een stijl die zich leent tot het inkleden van clubs (Molotov Lounge in Antwerpen bijvoorbeeld) en boetieks.

“Ik hou van mode en de hele cinema errond”, lacht Sestig. “De glamour van dat wereldje trekt me aan.” Hij was in 1997 nauwelijks aan het Henri Van de Velde Instituut in Antwerpen afgestudeerd als architect of hij mocht in diezelfde stad kapsalon Soap inrichten. Op de opening ontmoette hij Valère Thoelen van Verso, hij zou zijn eerste opdrachtgever uit de mode worden. Het merk waarmee Sestig de meest intense alliantie aanging, was Xandres. “Directeur Isabelle Santens is een vrouw met een visie op mode én architectuur. Zij heeft dat merk weer op de kaart gezet na er te zijn afgeveegd.” Niet enkel via de winkelinterieurs, ook via de styling van de catalogus heeft Sestig zijn inbreng gehad in het huidige, verjongde imago van Xandres. Het bureau Glenn Sestig Architects, zes man sterk, is niet voor één gat te vangen.

Naast de vele modejobs – de spectaculairste : een discotheek-voor-één-nacht voor Adidas – ontwierp Sestig onder meer een vaas en asbak voor When objects work en een armatuur voor Kreon, in oktober te bewonderen op Interieur 2006. Toppunt van de kosmopolitische dada moet Sestighotel worden, in een beschermd gebouw in het Gentse centrum, dat in het najaar opengaat. “Bedoeling is dat je, eens binnen, niet meer weet in welke stad je je precies bevindt.”

Etienne Russo scenograaf

Het is puur toeval dat Etienne Russo zo’n 28 jaar geleden in het modemilieu tuimelde. Met dank aan de vriend die hem toen de oren van zijn hoofd zeurde om van het modellenbestaan te proeven. Russo liet zich na lang tegenpruttelen overhalen om te poseren en bleek er nog plezier aan te beleven ook. “Wat me in de mode bekoorde, was dat ik er zoveel diverse mensen tegenkwam, ieder met hun eigen verhaal”, vertelt hij over het ontluiken van de romance met de sector. Hij had het geluk op het juiste moment op de juiste plek te zijn.

Hij ontmoette Dries Van Noten en Walter Van Beirendonck toen die, als deel van de Zes Van Antwerpen, net voor hun grote doorbraak stonden. Na wat fotoshootings met die twee nodigde Van Noten hem uit om in steden als Firenze, Londen, Parijs en Milaan zijn eerste collecties te helpen presenteren. “Hij nam me mee as a joker“, lacht Russo. En als duivel-doet-al. “Ik was mannequin, zorgde voor de set-up en het licht, maar zat ook aan het stuur van onze kleine truck.”

Voordien had de Brusselse club Mirano Continental hem al aangesproken om party’s en mode-events te organiseren. “Die club was voor mij een soort lab, ik kon erop los experimenteren.” Zijn gebrek aan opleiding in scenografie – hij volgde hotelschool – compenseerde hij met zijn nieuwsgierigheid. “Ik leer constant van de drukkers, schilders en timmerlui met wie ik samenwerk. Zo ontwikkel ik steeds meer skills om creatieve oplossingen voor technische problemen te vinden. Mijn motto : niets is onmogelijk. Detailzorg en emotie zijn mijn dada’s. De bezoeker moet meteen in een gevoelswereld gezogen worden wanneer hij de locatie van een défilé binnenstapt.”

Russo’s Brusselse bedrijf Villa Eugénie concipieert defilés en boetieks in Parijs, Berlijn en New York, voor topmerken als Chanel, Míu Míu en Hugo Boss.

Door Peter Van Dyck I Foto’s Charlie De Keersmaecker

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content