De mode wordt elk seizoen opnieuw uitgevonden. Toch is ook de textielsector niet gevrijwaard van nostalgie en leeft bij veel fashionista’s het idee dat het vroeger beter was. Geen wonder dat heruitgaven zo populair zijn. Al blijft het aanbod nu grotendeels beperkt tot accessoires.

Toen ik onlangs in Tokio was en zocht naar een excuus – een mogelijkheid – om mij permanent in het Verste Oosten te vestigen, kreeg ik plotseling een lumineus idee : ik begin een winkel gewijd aan het leven en werk van Serge Gainsbourg. Ik ging, in mijn hoofd, door een ingebeeld stapelhuis vol mogelijke koopwaar : vele dozijnen cd’s ; tweedehandse grammofoonplaten (een obscuur exemplaar op 45 toeren van Les petits papiers, de oude hit van Régine, en Elastique van dochter Charlotte) ; de definitieve, ongetwijfeld al in het Japans vertaalde biografie van journalist Gilles Verlant ; dvd’s van onder meer Je t’aime moi non plus en Cannabis ; pakjes sigaretten van Gitanes (een gegarandeerd succes, want Japanners zijn tegelijk wandelende schoorstenen en doorgedreven snobs) ; en ten slotte, zeer belangrijk, een reeks klassiekers uit de Gainsbourgiaanse garderobe – witte balletschoenen, afgebleekte jeans.

De kleren zou ik zonder veel problemen bij elkaar kunnen krijgen, zonder uitputtende zoektochten langs tweedehandszaken en veilinghuizen. Denimgigant Lee Cooper, bijvoorbeeld, bracht niet zo lang geleden een replica uit van een in de jaren tachtig door Gainsbourg gedragen model, en Repetto, een merk dat gespecialiseerd is in balletkledij, doet al jaren goede zaken met zijn heruitgaven van de witte schoenen. Eén adres : de boetiek van Repetto in rue de la Paix, vlak bij place Vendôme (uitkijken naar het ingelijste fotootje van Gainsbourg). Wie een Birkin wil, kan overigens om de hoek terecht, in het hoofdkwartier van Hermès, en zich laten inschrijven op de wachtlijst. Mocht u een van de zonderlingen zijn die het verhaal achter de Birkin nog nooit heeft gehoord : in 1984 zat Jean-Louis Dumas (destijds het hoofd van Hermès) toevallig naast Jane Birkin op een vlucht van Parijs naar Londen. Gainsbourgs muze sleurde volgens de overlevering met een aftandse, volgepropte Kelly, die andere, eveneens naar een actrice vernoemde klassieker van het merk. “Wat ik nodig heb is een tas die groter is dan de Kelly, maar kleiner dan het valies van Serge.” En zo kreeg Birkin haar Birkin. Een zwart model. Dat allereerste exemplaar heeft ze sindsdien laten veilen, voor de slachtoffers van een aardbeving in Taiwan.

Een beetje fashionista kent zijn of haar klassiekers. En draagt ze, trots en nostalgisch tegelijk. Wat enigszins bizar is. Want werd de mode niet elk seizoen heruitgevonden ? Hoe kan een handtas of een jurk die in essentie efemeer is plotseling evergreenstatus krijgen ? En wat drijft de luxeconglomeraten om antieke ontwerpen opnieuw uit te brengen ? Kort samengevat : de mode, en niets anders.

In de designsector was recyclage de voorbije tien jaar een enorm fenomeen : de jeugd wilde alleen nog strakke bungalows, gevuld met meubilair uit de jaren vijftig, het liefst van al Amerikaans of Scandinavisch, van Charles en Ray Eames of Verner Panton. De meubelfabrikanten graaiden (en graaien nog altijd) in hun archieven, op zoek naar fauteuils, stoelen en lampen met icoonstatus. Soms worden ze in beperkte oplage heruitgebracht, zoals een reeks lampen van de geniale Italiaanse designer Joe Colombo, en soms worden er meer exemplaren van versleten dan van nieuw design. Parfums en beautyproducten lijken, meer nog dan meubilair, eeuwig relevant. Onder één uitdrukkelijke voorwaarde : ze moeten flink opbrengen. Er worden per seizoen tientallen nieuwe geuren gelanceerd. Voor flops is in de parfumerie letterlijk geen plaats in de rekken. Merken vergaan, maar de bestsellers van Chanel, de driestappenlijn van Clinique en de zalf van Nivea zullen hoogstwaarschijnlijk altijd blijven bestaan. Naast de golden oldies worden geregeld geuren opnieuw geïntroduceerd. Zie bijvoorbeeld de grootschalige campagnes voor Youth Dew en Azurée, oude parfums en afgeleide producten uit de portefeuille van Estée Lauder, die onder Tom Ford reïncarneerden (nieuwe verpakking, lichtjes gemoderniseerde geur).

Een aantal parfums en designmeubelen is sinds hun lancering altijd, of bijna, verkrijgbaar geweest. De fauteuils van Ludwig Mies Van der Rohe en Le Corbusier, bijvoorbeeld, of Chanel N°5. In de mode bestaat een soortgelijke kloof tussen de klassiekers, die sinds jaar en dag beschikbaar zijn en behoren tot het patrimonium van een merk – zoals de Birkin en de Kelly, of het poloshirt van Lacoste – en de heruitgaven van minder bekende modellen, gevonden in de archieven van een huis. Voorwaarde : zo’n huis moet over archieven beschikken (zie interview met François Schwennicke van Delvaux, pagina 64). Al kan een patrimonium ook gemakkelijk worden uitgevonden of op zijn minst gesuggereerd. Maar chic is anders. Tenzij in het geval van Ralph Lauren.

De vraag naar heruitgaven kan gedeeltelijk worden verklaard door de immense populariteit van vintage. De mode loenst al jaren naar vroeger. Wat betekent dat we misschien net zo goed helemaal terug naar vroeger kunnen.

Gevolg : Hollywoodactrices hullen zich voor de uitreiking van de Academy Awards in tweedehandse haute couture en zien er meer branché uit dan hun collega’s in reguliere Valentino of Armani. Back to the future, als het ware. De accessoiremerken spelen in op die trend. Ze reproduceren hun erfgoed, in oorspronkelijke versie of opgefrist. Louis Vuitton liet de voorbije jaren een aantal van zijn klassiekers bewerken door kunstenaars : de Speedy, gelanceerd in 1920 en nog eens geactualiseerd in 1959, werd gecustomized door Takashi Murakami (de uitentreuren gekopieerde tassen in zuurtjeskleuren) en wijlen Stephen Sprouse (de bijna even vaak gekopieerde tassen met chocoladebruine graffiti). Zelfde scenario voor de Keepall uit 1924, volgens het huis ’s werelds eerste zachte reistas. De Noé, uit 1932, was oorspronkelijk een flessenhouder ontworpen voor een champagneproducent, en is sindsdien geïnterpreteerd als een schoudertas. De Papillon, uit 1966, werd destijds gezien in het gezelschap van supermodel Twiggy en alweer Jane Birkin, en werd in 2001 voor het eerst heruitgebracht. Vuitton brengt ook stukken uit in originele, niet-gemoderniseerde versie, zoals de Steamer bag uit 1901.

Loewe, dat dit jaar zijn 160e verjaardag viert, liet ontwerper Jose Enrique Ona Selfa voor het eerst tassen herinterpreteren (het merk had, net als Delvaux, een zeer onvolledig archief, maar tracht nu zoveel mogelijk erfgoed terug te kopen), waaronder een koffer uit 1975, een tas in worstvorm uit 1950, en een kleine soireebuidel uit 1910. Goyard, een voormalig familiebedrijf in rue Saint-Honoré, heeft een reeks nostalgische bagagestukken die zo in een kostuumfilm kunnen. En Dior Homme heeft een peperdure, in goudkleur gedipte, zeer ouderwetse reiskoffer waarvan men kan vragen in welke mate die het erfgoed van dat merk uitdrukt : de mannenafdeling van Dior werd pas vijf jaar geleden uit de grond gestampt.

Volgende stap ? Kleren ! Een aantal ontwerpers en merken herintroduceert nu al archiefmodellen. Bij jeansfabrikanten (de 501 !) en vooral sportmerken is dat geen nieuwe verschijnsel : zie bijvoorbeeld de lijn Adidas Originals, die uitsluitend uit heruitgaven bestaat en verkocht wordt in een internationaal netwerk van eigen winkels (onder meer in Antwerpen). De heruitgeefpolitiek van die merken gaat soms ver : men vindt bij Adidas de klassieke, bijna banale Stan Smith-schoenen (wit met gaatjes), de modische adaptaties ervan (in goud of zilver, bijvoorbeeld, of met de kop van Kermit de Kikker), en de alleen voor collectors bestemde getrouwe heruitgave van het oorspronkelijke model, de Robert Haillet.

Het high fashion-segment volgt stilaan. Het hernieuwde succes van Diane Von Furstenberg is bijvoorbeeld volledig te danken aan een jurk die ze zo ongeveer in de prehistorie heeft uitgevonden, de wrapdress. Bij andere oude merken is de recyclage subtieler : Frida Giannini gebruikte voor schoenen en tassen in haar vorige collectie voor Gucci een bloemenprint die ze vond op een sjaal van het merk uit de jaren vijftig. Het lijkt onvermijdelijk dat merken en ontwerpers mettertijd minicollecties zullen uitbrengen met heruitgaven van klassiekers uit hun collectie. Als het zover is, wil ik voor mijn Gainsbourgwinkel graag replica’s van ’s mans blazer, uit de archieven van Yves Saint Laurent.

De grootste snobs onder de fashionista’s, ten slotte, zijn geobsedeerd door het fenomeen deadstock, de destijds onverkochte kleren van merken en ontwerpers. Die stock wordt tegenwoordig bij voorkeur verkocht, tegen woekerprijzen het liefst, maar niet noodzakelijk, in een efemere guerilla store de stock américain van de eenentwintigste eeuw. Schoolvoorbeeld : Norma Kamali, de fantastische Amerikaanse modepionier, die vorig jaar haar privéarchief van verschillende duizenden stukken van de hand deed, onder meer bij de Parijse boetiek Colette. Een uniek modemoment : alsof het Louvre zijn Mona Lisa in de ramsj zou zetten.

Door Jesse Brouns

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content