‘WE ZIJN ALLEMAAL EEN PATCHWORK VAN IDENTITEITEN’

Koppig in wat ze wil, dat is Saïda Sakali (42) volgens haar familie. Als senior project coördinator bij de Koning Boudewijnstichting is dat een handige eigenschap. “Als men vraagt waar ik vandaan ben, is er maar één antwoord : Leuven.”

Mensen kunnen me vaak niet plaatsen”, vertelt Saïda Sakali. “In Italië word ik in het Italiaans aangesproken, in Spanje in het Spaans, maar als iemand vraagt waar ik vandaan ben, is er maar één antwoord : Leuven. Toch blijft men vaak doorvragen. Maar waar ben je geboren ? In Leuven, dus. Maar van waar ben je eigenlijk echt ? Want ja, mijn ouders zijn Marokkaans en dat heeft me mee gevormd, net zoals de Marokkaanse literatuur en cultuur dat gedaan hebben. Om de twee jaar reisde ik met mijn ouders naar Marokko. Ik heb een band met dat land. Maar dat ‘Marokkaans-zijn’ is maar het begin en ook maar één aspect van wie ik ben. Ik ben ook niet gemigreerd, in tegenstelling tot mijn ouders. We zijn allemaal een soort patchwork, individuen met verschillende aspecten en identiteiten. Dat zie je zelfs al binnen een gezin. Mijn zus draagt een hoofddoek, ik niet. Zij had een trouwfeest van drie dagen, en ook al vind ik die tradities mooi, het was niet wat ik wou.”

De gelaagdheid van vele werkelijkheden is een van de stokpaardjes van Saïda Sakali, vandaar dat ze de dag van ons interview ook Paul Dahan van het Centrum voor Joods-Marokkaanse Cultuur heeft uitgenodigd. “Mensen zien Marokko als een blok, terwijl er verschillende godsdiensten en verschillende culturen naast elkaar leven”, stelt hij. Er ontspint zich een boeiend gesprek over geschiedenis, cultuur en het belang van ruim denken en een breder perspectief. Over kansen krijgen en de invloed van onderwijs, ook. “Toen ik naar de VUB trok, ging er een wereld voor mij open”, vertelt Sakali. “Proffen als Serge Gutwirth, filosoof Hubert Dethier, rector Els Witte en politicoloog Patrick Stouthuysen waren een verademing, zij hebben mijn wereldbeeld verbreed. Hun lessen draag ik vandaag nog mee. Als je zoals ik uit een arbeidersgezin komt, mag je dat niet onderschatten.”

“Ik koos voor een studie politieke en sociale wetenschappen omdat ik radicaal was. Op mijn achttien was ik heel erg op zoek naar mijn plek in de samenleving. Ik wilde ook afstand. Ik vond dat ik streng werd opgevoed. Nu ik erop terugkijk, was dat helemaal niet zo, mijn oudere zus en broer hadden het veel moeilijker. Op zoek naar wat ik wou in het leven, kwam ik aan de VUB terecht. Mijn moeder stimuleerde me om het goed te doen op school. Ze vond dat ik de kansen moest grijpen die zij niet had gekregen.”

Hoezo ?

Zij was huisvrouw, met zes kinderen was er geen andere optie. Mijn vader is in 1964 naar België gekomen, hij ging eerst aan de slag bij Marie Thumas en later als staalarbeider bij de Usines Boël in Tildonk. Hij zou na een paar jaar een zaak beginnen in Marokko, maar hij is gebleven. Het kostte mijn ouders bloed, zweet en tranen om hun kinderen te laten studeren. Mijn oudste zus werd verpleegster, iets waar ze zich gemakkelijk iets bij konden voorstellen. Ze was een van de eerste meisjes van Marokkaanse afkomst in Leuven die dat deed, daarvoor was dat not done. Mijn broer wilde ingenieur worden, dat vonden ze prima want dat was prestigieus. Maar in de gemeenschap waren er ook mensen die zeiden : “Vijf jaar studeren ? Hij zou moeten gaan werken in de fabriek, dan verdient hij geld voor je gezin.” Mijn vader heeft doorgezet.

Maar toen u voor ‘pol en soc’ koos, viel dat niet in goede aarde ?

Politiek, dat was gevaarlijk, daar blijf je beter van weg. Mijn reputatie in het gezin is dat ik koppig ben. Een doorduwer. Mijn vader was dat ook, dus dat botste. Zwaar. We leken te veel op elkaar. Er kwam een breuk. Ik wilde de wereld verkennen, zij wilden me dichtbij houden en laten doen wat ze al kenden. Vandaag begrijp ik dat : ze wilden me beschermen.

Ik werd werkstudent, want ik had een inkomen nodig, maar ook structuur. Omdat er in de jaren negentig rellen geweest waren in Vorst en Anderlecht, zocht de VDAB bemiddelaars die jongeren moest gaan begeleiden in Mechelen en Vilvoorde. Dat was echt zwaar. Zo veel Marokkanen bij elkaar, dat was nieuw. In Leuven werden we anders bejegend, maar in Mechelen was alles in die tijd verzuurd. Er leefden ook veel clichés. Mijn toenmalige directeur vroeg of wij thuis schapenogen aten, daar was ik echt even niet goed van. Ik had daar nog nooit van gehoord. Na een tweetal jaren werd ik gevraagd voor een project rond diversiteit binnen Vlaamse bedrijven, en toen Fons Leroy, vandaag afgevaardigd bestuurder van de VDAB, kabinetschef van de Vlaamse Minister van Werk werd, bood hij me een job aan. Ik wist amper wat een kabinet precies deed, maar ik zei ja. Na een paar jaar op het kabinet kwam de vraag of ik me kandidaat wilde stellen op de kieslijst voor het parlement. Maar dat is een heel specifieke job en het leek ook niets voor mij. Omdat ik dat maatschappelijk engagement toch niet wilde loslaten, maakte ik na zes jaar de overstap naar de Koning Boudewijnstichting.

Wat doet een senior project coördinator precies ?

Onderzoeks- en andere projecten coördineren rond gezondheid en armoede. Vandaag werk ik bijvoorbeeld rond het belang van investering in de vroege kinderjaren. Bedoeling is om iets in gang te zetten met onderzoekers, parlementairen, het bedrijfsleven en mensen die op het terrein werken. We lanceren projectoproepen, organiseren studiedagen, coördineren onderzoek en zoeken ook internationaal partners voor een breder draagvlak. We gaan ook op zoek naar wat er op vlak van onderzoek al gedaan is, want we moeten het warm water niet uitvinden, en kijken naar de ontwikkelingen op lange termijn om zo een maatschappelijk kader te creëren. Daarnaast beheer ik een aantal fondsen van de Stichting, en voor het Kinderarmoedefonds werk ik bijvoorbeeld samen met Peter Adriaenssens. Het is een unieke manier van werken, maar ook een beetje puzzelen.

Marokkaans-zijn is maar een van uw vele facetten, maar speelt het nog een rol ?

Traditie, dat is voor mij geboorte, trouwen, sterven. Ik heb nog niet de nood gevoeld om die cruciale momenten in mijn leven traditioneel aan te pakken. Wat ik wel fijn vind, is tijd nemen voor mijn geliefden, als een soort reactie op de drukte waar we allemaal mee leven. Je begint op de middag, kokkerelt en eet tot tien uur ’s avonds, bijvoorbeeld. Of gewoon bij iemand binnenvallen zonder je aan te kondigen, dat is heel Marokkaans. Het is in België niet de gewoonte, maar ik doe dat ook wel eens bij Vlaamse vriendinnen. En ik trek graag een keer per seizoen naar een hamam met goede vriendinnen. Dat is goed voor je lichaam én je hebt tijd om te kletsen. Ik deed dat als kind in Marokko met mijn tante en het was heerlijk, tussen al die vrouwen. Ik hou ook van die geur van savon beldi (bruine zeep) en rozenwater.

Geuren en smaken kunnen teletijdmachines zijn.

Klopt. Toen ik klein was, gingen we om de twee jaar naar Marokko. Mijn grootvader stond altijd vroeg op, zijn ontbijt was vers, door mijn grootmoeder gebakken brood met eigen geperste olijfolie en muntthee. Die combinatie is heerlijk, als ik dat nu eet, katapulteert het me terug naar vroeger. Oranjebloesem heeft hetzelfde effect, en ik koop vaak parfum en geurkaarsen met oranjebloesem. Ik probeer ook de keuken van mijn moeder te evenaren. Dat lukt niet, maar ik zoek wel echt goede producten. Gekonfijte citroen, biologische groenten en fruit, specerijen, je moet die moeite doen. Ik hou ook wel van de rituelen van het koken. Als je tegen mijn moeder zegt dat er couscous bestaat waar je gewoon water op moet gieten, wordt ze een beetje boos. Dat is niet hoe het hoort, je moet een ganse voormiddag couscous rollen. Die reizen naar Marokko, een terugkeer naar hun roots, waren echt belangrijk voor mijn ouders, besef ik nu.

In welke zin ?

Mijn vader toonde ons de plekken waar hij was opgegroeid en we deden op een reis zelfs de stevige wandeling van zeven kilometer die hij elke dag naar school moest maken. Voor hem was dat emotioneel terwijl wij het vooral heel warm hadden en het ver vonden. Pas later besefte ik dat hij ons wilde duidelijk maken hoe anders ons leven was, en waar hij afstand van had gedaan door naar België te komen. Wij vonden alles vanzelfsprekend, maar hij wou ons meegeven welke inspanning mijn moeder en hij hadden geleverd om ons een beter leven te geven. Zelf wil ik ook een reis door Marokko maken met mijn kinderen, als ze wat groter zijn, ook al besef ik dat ik er een toerist zal zijn.

Uw band met het land is anders dan die van uw ouders.

Inderdaad, maar ik kan mijn kinderen wel tonen waar hun grootouders vandaan komen. Ik wil hen ook graag een positief, modern en divers Marokko laten ontdekken, een associatie die ze in België niet altijd maken. Omdat ik er zelf zo veel aan heb, wil ik mijn kinderen ook wegwijs maken in de Marokkaanse literatuur. Dat is voor mij een uitstekende manier om een cultuur door te geven.

Dat vindt u belangrijk.

Ja. Ze zien zichzelf als half Belgisch / half Marokkaans en ze maken daar dan graag zo’n gebaar bij, dwars over hun lichaam (lacht). Er zijn Marokkaanse kinderen op school die zeggen dat ze geen echte Marokkaan zijn, ook omdat ze de taal niet echt spreken. Ze kennen niet meer dan een paar woordjes. Mijn ouders waren huis-tuin-en-keukenmoslims, niet seculier maar ook niet echt streng. Ik wil mijn kinderen nergens toe verplichten, en hen zeker niet opleggen wat het is om een goede Marokkaan te zijn. Ze zijn een combinatie van verschillende culturen en zullen dat zelf wel uitzoeken. Maar ze zijn fier als er iets goeds in Marokko gebeurt en ook erg gevoelig voor verwijtende opmerkingen over Marokkanen, zoals in Molenbeek. Ze voelen zich dan echt aangesproken en reageren altijd verontwaardigd en een beetje beredeneerd, ook al zijn ze nog maar elf en zeven. Dat vind ik eerlijk gezegd wel mooi.

Tekst Nathalie Le Blanc & Foto’s Wouter Van Vaerenbergh

“Ik wil mijn kinderen graag een positief, modern en divers Marokko laten ontdekken, een associatie die ze in België niet altijd maken”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content