WE DOEN GEEN KLAP VANDAAG
DE ZIEKTE VAN DEZE PRILLE EEUW IS HET : ALMAAR MEER DOEN IN MINDER UREN. VOOR VEEL MENSEN IS TIJD DAN OOK DE ULTIEME LUXE : TIJD VOOR HENZELF, VOOR HUN PASSIES OF VOOR DE TOTALE NIKSIGHEID. MAAR OOK ONTHAASTEN VEREIST TALENT.
Waarom hebben ze toch altijd zo’n haast ? De woest met hun lichten flikkerende achterliggers op de snelweg, de lui die per se als eerste de trein op willen, zij die mits driftig ellebogenwerk als eerste een pint krijgen aan de toog ? Bezorgt het hun een immens gevoel van voldoening als ze één plek vóór jou staan ? Veranderen ze na middernacht in een pompoen misschien ? Zelf heb ik zelden haast. Van nature ben ik een traag mens, wat zeg ik, een slachtoffer van de inertie. Stel mij een pertinente vraag : “Wilt u een plastic zakje voor uw boodschappen ? Uw haar steil of met volume ? Citroentaart of crème brûlée als dessert ?” en ik stotter al naar het geval “nee”, “steil” en “citroentaart” terwijl ik er even later achterkom dat het eigenlijk “ja”, “met volume” en “crème brûlée” had moeten zijn.
Maar de wereld is niet berekend op trage mensen. Tijd is geld, wist Benjamin Franklin al. Tijd is ook schaars, elk mens beschikt over een eindige voorraad en als je hem niet gebruikt, ben je hem kwijt. Alles gebeurt in fast forwardmode. Vroeger lazen we, nu doen we aan snellezen, vroeger wandelden we, nu gaan we snelwandelen. En ja, als we geen tijd willen verbeuzelen aan romantiek en hofmakerij, kiezen we voor speeddaten. Zoals Carrie Fisher, ex-prinses Leia in Star Wars, het bij Oprah uitdrukte : “Zelfs onmiddellijke bevrediging gaat tegenwoordig niet snel genoeg.” De Schots-Canadese journalist Carl Honoré, auteur van In Praise of Slowness en daarmee een pleitbezorger voor de Traagheidsbeweging, werd het te gortig toen hij in een gym reclame zag voor speedyoga.
GRAAG TRAAG
Nu is die tegenbeweging niet nieuw. In de negentiende eeuw was de industriële revolutie nog maar goed en wel op gang gekomen of sommige denkers zagen de bui al hangen. Een van hen was de essayist Paul Lafargue, op de koop toe schoonzoon van Karl Marx. In een pamflet fulmineerde hij tegen het kapitalisme, maar ook tegen het Recht op Arbeid, volgens hem “het recht op miserie”. Sindsdien is er veel veranderd : we hebben de vijfdaagse werkweek, betaalde vakantie en tijdskrediet. En toch hebben we altijd het gevoel dat we te weinig tijd hebben. Terecht trouwens. In vergelijking met 25 jaar geleden hebben wij Belgen zeven uur minder vrije tijd.
Daarom moet alles sneller : we stappen sneller, zeker in de steden. Zo gemari-neerd zijn we in de snelheidscultuur dat we niet wachten tot het licht op groen springt of tot we bij het zebrapad zijn om over te steken. Ten dele ligt dat aan de economie. In een tijd waarin het ontslagen regent, kun je maar beter een tandje bijsteken. Anders nemen de Chinezen de boel over, of de Indiërs, of de Brazilianen. Het gevoel dat het Westen economisch flink achteropraakt, groeit met de dag. Tempo, tempo dus, zeker nu we door besparingsmaatrelen het werk met minder volk moeten doen. Bij veel mensen zit het obsessieve gejakker er zo diep in dat ze zelfs stressen als het niet nodig is. Wat zeg ik, daar zelfs in hun slaap mee doorgaan als ze al aan slaap toekomen. In dat opzicht was Charlie Chaplins Modern Times zonder meer visionair.
Je zou dus kunnen stellen dat de Traagheidsbeweging economisch gezien slecht getimed is. Anderzijds : nu het aantal burn-outs en depressies toeneemt, stellen almaar meer mensen zich de vraag of die meedogenloze ratrace nog zin heeft. Niet toevallig ontstond de Traagheidsbeweging in Italië, waar ze altijd al wisten wat genieten is. Alles begon in 1986 met Carlo Petrini’s protest tegen de opening van een McDonald’s op de Piazza di Spagna in Rome. Uit de slowfoodorganisatie groeide een hele subcultuur van traagheid op andere gebieden, van Cittaslow (trage steden) over slow living, slow travel en slow design tot slow fastfood, wat mij betreft nog altijd een contradictio in gastronomia.
BEVLOGEN LANTERFANTERS
Over de hele wereld voelen mensen zich aangesproken door de onthaastingstrend. Een van hen is Tom Hodgkinson, auteur van Lof der luiheid. Nu koester ik sinds zijn relaas over de terugkeer naar het simpele leven op een boerderij in Noord-Devon wel een gezonde argwaan tegenover de man. Enig simplisme is zijn bourgeois bohémien-filosofie niet vreemd, om van de hypocrisie nog te zwijgen. Brandnetelsoep eten tot daaraan toe, maar die cocktails vooraf pasten niet echt in het plaatje. Dat neemt niet weg dat zijn pleidooi voor creatieve luiheid heel verleidelijk klinkt. Het zijn ook niet de minsten die hij als voorbeelden van bevlogen lanterfanters aanhaalt. René Descartes bijvoorbeeld, de filosoof en wiskundige die een groot deel van zijn leven in bed doorbracht, maar ‘nietsdoende’ wel wiskundevraagstukken oploste en het motto “Ik denk, dus ik ben” bedacht, wat allicht acceptabeler klinkt dan “Ik luier, dus ik ben”. Een ander illuster voorbeeld is Oscar Wilde, het prototype van de idler. De beste oneliners waaiden hem aan terwijl hij zich stapvoets door het landschap bewoog.
Mijn eigen favoriete flaneur was wijlen Wannes Van de Velde : overal in Antwerpen kon je hem tegenkomen : warm ingeduffeld in een lange jas met sjaal en pet, diep in gedachten verzonken. Een overtuigd niet-automobilist, zoals wel meer artiesten. In een interview vertelde hij mij dat hij elke verplaatsing als een reis beschouwde. Daarbij vertrok hij ruim op tijd : het onderweg zijn was even belangrijk als de aankomst. Ook schrijver Adriaan van Dis en muzikant Bent Van Looy moeten dagelijks hun aantal kilometers onder de zolen hebben om optimaal te functioneren. Zoals A.A. Milne ooit mijmerde : “Rivers know this : there is no hurry. We shall get there some day. ”
Zelfs voor een mens die van nature in goede verstandhouding leeft met zijn innerlijke schildpad klinkt onthaasten gemakkelijker dan het is. Soms heb ik heimwee naar de schoolvakanties van weleer : een limbo van acht weken waarin het in mijn herinnering altijd mooi weer was en waarin er verder volstrekt niets gebeurde, op zwemmen in het Boekenbergpark en een enkele uitstap naar het Volksdansfestival in Schoten na. Nu zijn we voortdurend blootgesteld aan prikkels en krijgt verveling geen kans. Alle voorstellingen van de Zomer van Antwerpen willen we zien en verder ook The Boss in Werchter, Elvis Costello op Gent Jazz, Hooverphonic in het Rivierenhof en – waarom ook niet – Deep Purple op de Lokerse feesten. Met andere woorden: ook in onze vrije tijd regeert de plicht, al was het maar om niet het gevoel te hebben iets te missen. Bovendien is het begrip vrije tijd erg relatief geworden: ook tijdens het weekend leven we onder de dictatuur van beeldschermen, niemand heeft nog een excuus om niet mee of godbetert onbereikbaar te zijn.
DE LEVENSWIJSHEID VAN WINNIE DE POOH
Traagheid heeft ook een slecht imago : traag is onsexy, traag is dom en sullig. De oorzaak is niet ver te zoeken : volgens de Bijbel is luiheid een van de zeven hoofdzonden, erger nog, het oorkussen van de duivel. Zelfs wie niet kerks is opgevoed, is doordrongen van de christelijke moraal : we moeten onze plek op de aardkloot verdienen, of toch minstens ons best doen. Door hard te werken, onze koters op te voeden, aardig te zijn voor onze partner, de boel aan kant te houden, rekeningen te betalen, familie en vrienden te plezieren, te sporten en ons te ontwikkelen tot een interessant mens.
Luiheid is dan ook niet voor beginnelingen. Herinner u de grote leegte na examens. Tijdens de blokperiode verlangde je er hevig naar en na het laatste examen was het er ineens : het grote, gapende, ontregelende niets. Leegheid kun je dan ook het best in kleine porties genieten. Niet de destructieve luiheid nastreven van een Oblomov dus, de Russische antiheld die de eerste 150 bladzijden van het boek van Ivan Gontsjarov niet eens uit zijn bed komt en die door zijn passiviteit Olga, de liefde van zijn leven verspeelt. En ook niet het defaitisme van Sylvester en Margriet, Ward Ruyslincks Ontaarde slapers, destijds verplichte lectuur in alle Vlaamse middelbare scholen. Behoorlijk stichtelijk ook : in leegheid proberen ze aan het leven te ontsnappen, maar het leven haalt hen onherroepelijk in.
Nee, de beste manier om luiheid te degusteren is in de vorm van een dagje spijbelen. Het exquise genot van in een warm bad met je tenen te kwispelen terwijl anderen in de file staan. Met in je hoofd dat simpele, maar onweerstaanbaar opgewekte liedje van Conny Vandenbos : “Weet je wat we doen, we doen geen klap vandaag. Weet je wat we doen, we doen niet mee vandaag.” Wie een ook maar enigszins creatief beroep uitoefent, heeft daarbij een geweldig excuus. Nee, je staart niet glazig voor je uit, je doet inspiratie op.
In geval van nood kun je altijd nog Winnie de Pooh als rolmodel nemen, het gezapige beertje dat zichzelf een beperkte herseninhoud toedicht, maar diepe dingen zegt zoals : “Heb je er geen zin in vandaag ? Ga gewoon wat bromzingen, alsof je ergens op wacht.” Of nog : “Onderschat vooral niet de waarde van niets doen, gewoon rondstruinen, luisterend naar dingen die je niet kunt horen en je daar niks van aantrekken.”
DOOR LINDA ASSELBERGS
AL ‘NIETSDOENDE’ BEDACHT RENÉ DESCARTES WEL HET MOTTO “IK DENK, DUS IK BEN”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier