WAT VALT ER TE LACHEN?

Columniste en comedian Katrijn Van Bouwel samen met Saa Gado, projectcoördinator van Plan International Niger en tijdelijke tolk tijdens het bezoek. © An-Sofie Kesteleyn

Knack Weekend-columniste Katrijn Van Bouwel trok met Plan International naar Niger. Ze ging er kijken hoe de ngo meisjes daar meer kansen wil geven en ontdekte hoe belangrijk humor is, ook – of misschien vooral – in moeilijke omstandigheden.

Als comedian gebruik ik humor om het leven beter te begrijpen – en vooral, om het onbegrijpelijke onder woorden te brengen. Door lichtzinnig te grappen over het duistere, maak ik het draaglijker, alsof ik zeggen wil: “Het is allemaal maar om te lachen.” Humor is voor mij een antidepressivum dat niet afstompt maar me juist scherp maakt. Nu is dat nogal gemakkelijk voor mij. De tegenslagen waarmee ik te maken krijg, zijn niets in vergelijking met het leed dat andere mensen torsen. Toen Plan België vroeg om mee te reizen naar Niger, was dat mijn kans om te kijken of er ruimte is voor moppen en gelach, wanneer de belangrijkste zorg is om simpelweg te overleven.

Niger scoort het allerlaagste op de menselijke ontwikkelingsindex. Vooral als meisje heb je er weinig kansen. Een derde van de meisjes is getrouwd voordat ze vijftien zijn. Trouwerijen voor elfjarigen zijn geen uitzondering. Onderwijs voor meisjes is er onbelangrijk. Meisjes en vrouwen blijven op die manier vastzitten in een onderdanige positie, waarbij ze geen zeggenschap hebben, noch binnen het gezin, noch in de maatschappij. Ik denk dat het lachen mij snel zou vergaan. En toch heerst er dat cliché van de immer lachende Afrikaan. Dus ik ga. Op zoek naar djembé en moppentrommel.

SPOOR VAN SCHAAMTE

Het woonerf van stichting Dimol is een en al bedrijvigheid. Tussen het stoffige geel en het zanderige rood lichten gekleurde jurken op. Ik voel me prompt underdressed. Ik ben het cliché van de blanke, onervaren ontwikkelingswerker, met sportschoenen, walmend naar deet, bang voor malaria en gehuld in onflatterende bedekkende shirts waarmee ik me thuis nooit in het openbaar zou begeven. Een bleke blob tussen de stijlvolle kleuren en de patronen die hier over het erf wervelen.

Hier worden meisjes opgevangen die genitale fistels hebben. Die ontstaan na een moeilijke bevalling, meestal bij tienermoeders. Hun jonge lijfjes, tenger door voedseltekort, kunnen een zwangerschap amper voldragen en bij de bevalling gaat het vaak mis. Infecties, inscheuringen, verzakkingen. Het gevolg is dat ze voortdurend urine of stoelgang verliezen. Niet bepaald hygiënisch in het snikhete land. Bovendien is reinheid hier het allerhoogste godsdienstige goed, nog voor het gebed. Vol ontzetting kijken de meisjes naar het vocht dat uit hen stroomt. Ze hebben geen idee wat er scheelt, laat staan dat ze beseffen dat dit soms gewoon met een eenvoudige sonde en rust te verhelpen is. Tevergeefs proberen ze dan maar niets te drinken, of gaan ze langs bij een tovenaar. De incontinentie verergert alleen en door de pijn lopen ze kromgebogen, met een stok. Een spoor van plas en schaamte dat niemand wil volgen.

Ze worden geweerd uit bed en hut. Hun man verstoot hen, want nieuwe jonge bruidjes zijn goedkoper te vinden dan een oplossing voor de mysterieuze ziekte. Levende doden zijn het, zonder netwerk of steun. De enorme veerkracht, die de Afrikaanse vrouw traditioneel kenmerkt, lijkt gebroken. Issa Aissatou, die als sociaal werkster de meisjes in het centrum begeleidt, bevestigt : “Uiterst uitzonderlijk, voor de Nigerese vrouw. Die hoort te allen tijde waardig te zijn. En dat toont ze door te glimlachen, onder alle omstandigheden. Zelfs op je doodsbed lach je nog, en zeg je dat het goed met je gaat. Maar in hun geval is er zelfs niemand meer die het vraagt.”

Issa vertelt hoe belangrijk humor is in het herstelproces – het is de perfecte graadmeter om te kijken of de meisjes mentaal beter worden. “Ik maak voortdurend grapjes. De eerste dagen denken ze dat ik hen uitlach. Maar tegelijk leen ik ook hun matje, om op te bidden. Ze staan dan versteld : iemand die iets van hén wil gebruiken ? Dan beseffen ze langzaam maar zeker dat ze er weer bij horen, dat ze mee mogen lachen.” Eten en grapjes, dat zijn de beste medicijnen voor eerste hulp. Maar ook in het herstelproces zelf is humor van cruciaal belang. “Elke ochtend zet ik me apart bij elk meisje en ik maak telkens hetzelfde mopje. Ik speel een rolletje van een oud besje dat vraagt hoe het gaat. Dat meisje moet dan lachen en gaat erin mee. Zo vertellen ze me hoe het echt met hun gaat : waar het pijn doet, waar ze mee worstelen, hun twijfels en hun zorgen. Als ik het hun rechtstreeks zou vragen, zouden ze uit fierheid en beleefdheid gewoon zeggen dat het goed gaat.” Al lachend zeg je de waarheid, die boutade gaat dus blijkbaar ook op in Niger.

UNIVERSELE SEKSGRAPJES

In het centrum herstellen de meisjes, en tijdens hun revalidatie en tussen de operaties door leren ze naaien, worden ze gealfabetiseerd en krijgen ze gezondheidsinformatie. Eens hersteld, keren ze in triomf terug naar hun dorp waar ze samen met de chef du village getuigen over hun ziekte die ze overwonnen hebben, en die iedereen kan overkomen. Dat ze terug opgenomen moeten worden in het dorp, en bovendien veel kunnen vertellen over gezondheidsvoorlichting. Van uitgestotenen tot autoriteit. Vaak bieden zich na zo’n openbare getuigenis schuchtere meisjes aan die opeens hun symptomen herkennen, en nu, ondanks alles, durven te hopen op genezing. Wie zich nog eens afvraagt of enkele euro’s ontwikkelingshulp het verschil kunnen maken tussen leven en dood, krijgt hier het antwoord.

Niet iedereen moet lang herstellen, maar sommigen hebben veel tijd nodig. Een elfjarig meisje dat als kindbruidje ’te smal’ was voor seks en dat probleem ‘verholpen’ zag met een scheermesje, is niet met één ingreep gered. Maar ook de medisch minder complexe gevallen hebben veel rust nodig, geen seks, en zeker geen zwangerschap. De meisjes krijgen de pil en soms een implantaat dat gedurende langere tijd tegen zwangerschap beschermt.

Verrast steek ik mijn arm uit : “Ik heb er ook één. Ik ben te vergeetachtig voor de pil en een spiraaltje vind ik ook maar niets. Ik heb liever niet dat er iets in mijn vagina komt…” Ik pauzeer even en zeg met een knipoog : “Of ja, toch niet dat…” Issa schiet in de lach en vertaalt het snel voor de rest. De meisjes kijken me een fractie verbaasd aan en barsten in schateren uit. High fives en schouderklopjes zijn mijn deel. Flauwe seksgrapjes zijn blijkbaar universeel. Niet veel later zitten we gearmd schunnige opmerkingen te maken en te giechelen. En ook serieuze, persoonlijke vragen kunnen nu. Niets verbindt mensen meer dan samen te lachen. Wie om hetzelfde kan lachen, bevestigt een gedeelde betekenishorizon, je bent mens tussen de mensen.

Ik loop rond in het pand. Door de raamopeningen klinkt gezang en gelach. Een meisje schuift haar spullen in een kom onder het rudimentaire bed. Ze maalt ritmisch een kauwgum tussen haar tanden. Ik klap mee op de cadans en schuifel met mijn voeten. Ze richt zich op, ziet me dansen, en begint lachend mee te doen. We ploffen wat later op het bed. Als Saa Gado, projectcoördinator van Plan International Niger langskomt, vraag ik haar om me voor te stellen, en te vragen wie zij is. Moussa, dertig. Aangenaam. Ik vraag hoe ze geneest. Het gaat moeizaam, maar ze heeft er vertrouwen in. Ik vraag of ze kinderen heeft. Ze glimlacht. “Zeven”, zegt ze, en Saa vertaalt. Voor ik haar kan feliciteren, voegt ze eraan toe: “Vijf van hen zijn gestorven.” Ik schrik en kijk haar aan. “Het spijt me zo voor je.” Ze draait zich naar me toe, de ogen vragend, het hoofd schuin, en vraagt iets, met een grote glimlach. “Gaan bij jullie kinderen dan niet dood ?” De lach sterft op mijn lippen. Een klap in mijn gezicht. Nee. Bij ons gaan kinderen niet gewoon dood.

SLAPSTICK WERKT

Een paar dagen later bezoeken we Yambaré, waar we tieners ontmoeten die in een schooltje van Plan opgeleid worden om later naaister te worden. In ruil voor de opleiding beloven de ouders dat ze hen niet zullen uithuwelijken. Onder de bomen staan hun naaimachines. Beschroomd tonen Sahada, Rachida en Zallika hun kennis. Als ik me ook aan het toestel zet en er niets van bak, is het ijs snel gebroken. Ik ontdek een liefde voor een humorvorm die ik zo lang geringschatte : slapstick. Gierend naai ik net niet mijn duim vast. Ze weten dat ik overdrijf, en ik weet dat zij dat weten, maar samen lachen en je belachelijk maken is heerlijk intiem.

Als ik later bij Rachida thuis zit, keuvelen we. Over haar leven, en het mijne. Hoe fijn ze het vindt dat ze op school veilig is, met rust gelaten wordt. Hoe haar ouders alle huwelijksaanzoeken afsloegen. Haar opluchting. Ik vraag haar naar de laatste keer dat ze de slappe lach had. Ze denkt na en dan beginnen haar ogen te fonkelen. Ze begint vanzelf weer te lachen. Gniffelend vertelt ze het : “Zallika was niet aan het opletten en toen zei de leraar ‘Pas maar op, of ik huwelijk je uit aan je neef !'” Ze giert het uit. Ik ben een tikje verbijsterd. Zo hard lachen met iets wat eigenlijk helemaal niet grappig is. Dan begrijp ik het – zij kan ermee lachen omdat het niet meer haar doembeeld is.

Opeens vallen er puzzelstukjes samen. Een dag eerder hoorde ik een groep meisjes vrolijk zingen en dansen. Toen ik vroeg wat ze zongen, vertaalde Saa : “Als ik verplicht word te trouwen met een man die ik niet graag zie, dan zal ik hem nooit aankijken, zal ik me dertig jaar niet wassen zodat hij niet in m’n buurt komt…” De tekst was duidelijk komisch, maar van de realiteit krijg je koude rillingen. Later die dag praatte ik met Haoua, een meisje van dertien dat haar tweejarige zoontje de borst geeft. Achter me, onder een boom, hoorde ik een groepje meisjes op zo’n typische pubermanier fluisteren en giechelen. Bij navraag bleek dat een van hen had gezegd: “Kijk, dat meisje heeft haar broertje mee…” Tot grote hilariteit van de rest van het kliekje. Een wrede grap. Maar net als bij de opmerking van de leraar van Rachida, ook maar gewoon een manier om te lachen, met wat eigenlijk niet om te lachen is.

Tekst Katrijn Van Bouwel & Foto’s An-Sofie Kesteleyn

“Vijf van mijn zeven kinderen zijn gestorven… Gaan kinderen bij jullie dan niet dood?”

“Als ik rechtstreeks zou vragen hoe het gaat, zouden de meisjes uit fierheid ‘goed’ zeggen. Door mopjes te maken, vertellen ze hoe het echt met hen gaat”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content