Gentlemen en gentleman’s cars worden almaar schaarser. Daarom grijpen heren van stand steeds vaker terug naar oldtimers, of naar drie nieuwe fenomenen : de Bentley Continental GT, de Aston Martin DB9 en de Morgan Plus Six.

Gentlemen herkent men niet in de eerste plaats aan hun kleren, wel aan hun ingesteldheid. Ze bewegen zich met een natuurlijkheid en discretie waar de nieuwerwetse man alleen maar van kan dromen. Ze gaan ook voor verfijning, maar dan wel in de eerste plaats voor verfijning in de omgang, en een sjaaltje is daarbij echt niet nodig. En verder voor respect, voor understatement, voor een zeker savoir-vivre dat appelleert aan vervlogen tijden, toen andere waarden aan de orde waren. Waarden als trouw, vriendschap, eer.

Gentlemen houden van discrete, authentieke materialen, en dat geldt uiteraard ook voor de keuze van hun auto’s. Felrode Ferrari’s of knalgele Lamborghini’s zijn nooit hun speeltuig geweest. Wegens te opzichtig, te nouveau riche en te luidruchtig. Gentleman drivers houden wel van pit, maar dan van discrete pit, en sommige Engelse autobouwers hebben als geen ander hun voorkeuren aangevoeld. Jaguar genoot lange tijd veel krediet, maar de komst van de X-type, bedoeld om een vrouwelijk cliënteel aan te trekken, én van de dieselmotoren, bedoeld om de commerciële resultaten te dienen, hebben het enthousiasme wat bekoeld. Sinds Jaguar een Ford-dochter is geworden en er op grotere productieaantallen wordt gemikt, is een zekere banalisering ingetreden die de ontwerpers van het merk proberen te camoufleren door middel van een feel-and-touch-filosofie, waarbij alles wat gezien en gevoeld wordt aan de traditionele Jaguar herinnert, terwijl onderhuids een Ford-technologie de dienst uitmaakt. Niet echt een instelling die gentlemen aanspreekt.

Ook Porsche geniet niet meteen de voorkeur van de gentleman, die zich meer vertrouwd voelt tegen een Engelse achtergrond dan met Teutoonse techniciteit. Bovendien komen potente Porsches wel eens aangereden met spoilers en vleugels. In hun ogen hulpmiddelen die een gebrek aan natuurlijke efficiëntie proberen te camoufleren.

Aston Martin heeft wel altijd hoog op het verlanglijstje gestaan. In zijn rijke geschiedenis is het merk vaak van eigenaar gewisseld, maar het heeft tegelijkertijd zijn Britse flegma en touch weten te behouden. In 1914 produceerde het zijn eerste auto maar kende pas echte glorie toen het in 1947 door tractorenfabrikant David Brown werd overgenomen. Die kocht kort daarop ook Lagonda en monteerde de 2.5 liter van dat merk, een ontwerp van W.O. Bentley, in 1950 in zijn DB2. De initialen van de nieuwe eigenaar zouden legendarisch worden en de diverse DB’s uit de jaren vijftig, zestig en zeventig stonden zowel voor elegantie, sportiviteit als persoonlijkheid. Niet-kenners leerden later vooral de DB5 kennen als de wagen waarmee ene James Bond zijn avonturen beleefde.

Toch bleef de productie beperkt en in 1974 werd David Brown failliet verklaard. Het merk kwam na diverse omzwervingen in 1987 in handen van Ford, dat beloofde de geest levend en intact te houden. Die belofte werd gestand gedaan en de DB7 bleek een voltreffer (al vonden kenners te veel Jaguar onderhuids) en kreeg later het gezelschap van de Virage en de Vantage. De nieuwe DB9 die straks in de toonzalen in Brussel en Antwerpen staat, rijpte in de handen van de Duitser Ulrich Bez. Hoewel hij de man is achter de BMW Z1 en de Porsche 993, wist hij als geen ander het Britse karakter van de Aston Martin aan te voelen, met een tikje hightech op het dashboard. Door een centraal voorin gemonteerde V12 onder de kap blijft er weinig binnenruimte maar veel power over, zo mochten we tijdens een korte rit ondervinden. De lijn is tijdloos Aston Martin gebleven, het interieur herbergt een streep hout op de middenconsole. De Britten spreken van understated elegance.

Ook Bentley ligt in de bovenste lade bij de gentlemen, en de echte liefhebbers kennen de geschiedenis van het merk dat door de eigenzinnige Walter Owen Bentley in de jaren twintig werd opgezet. Toen deze zoon van een spoorwegingenieur na nauwelijks tien jaar business en sportieve successen het water naar de lippen voelde stijgen, greep een handvol gentlemen in om de zaak van de boss persoonlijk te redden. Ze hielpen hem niet alleen aan vier overwinningen in Le Mans maar zorgden er ook voor dat het merk een aureool van drivers car kreeg, in tegenstelling tot de chauffeurdrivencars. De aristocratische Bentley Boys werden een begrip dat zeventig jaar later overeind is gebleven, ook onder het Duitse eigenaarschap van de Volkswagen-groep. Dankzij de tekenpen van onze Dirk Van Braekel kreeg de levensstijl opnieuw gestalte in de Continental GT. De wat massief uitgevallen wagen combineert de acceleraties van een Porsche met een ambiance van statige Britse chic waarin de verwijzingen naar het verleden discreet aanwezig zijn. Een automobiel waarin de rijder en zijn inzittenden in hun eigen wereld reizen en dankzij de effortless power van de motor zich stil en snel verplaatsen. De GT is niet alleen de mooiste van alle moderne Bentleys maar met een prijskaartje van 168.190 euro ook de minst dure…

Nostalgici onder de gentlemen, én hun lady’s, zweren nog altijd bij de wat rudimentaire eenvoud, de tijdloze lijnen en het handwerk met houten onderbouw van Morgan. Het familiebedrijf dat in 1910 door H.F. S Morgan met de hulp van zijn vader werd opgezet, verwierf naam en faam met bloedsnelle en spectaculair ogende driewielers, en produceerde pas een kwarteeuw later zijn eerste vierwieler. De viercilinder Plus Four-modellen veranderden in meer dan zestig jaar nauwelijks van uiterlijk, ook al werden onderhuids vele aanpassingen doorgevoerd, meestal wegens de strenger wordende wetgeving op veiligheid en uitstoot. Zelfs de achtcilinder Plus Eight, die in 1968 ten tonele verscheen, verschilde fundamenteel niet van zijn kleinere broer, maar bleek een volbloed racer die niet te beroerd was om zich in Le Mans met de allerbesten te meten. De V8 in traditionele livrei werd evenwel vorig jaar afgevoerd en vervangen door de Plus Six, met een Ford V6 onder kap, 940 kilo licht en toch in staat om in nauwelijks vijf seconden naar 100 kilometer per uur te snellen. De V8 verdween niet van het toneel maar werd in de Aero 8 ingebouwd, een brutaal ogende vlerk en de minst conventionele van alle Morgans, en iets té opzichtig om de echte gentleman te bekoren.

Uit de oude doos

De hang naar authentieke materialen en handgebouwde auto’s mondt in deze tijd onvermijdelijk uit in een groeiende zoektocht naar oldtimers. Tenslotte zijn gentlemen zelf al bijna een uitgestorven begrip. Niet weinig van hen vinden moderne ontwerpen met hun vanzelfsprekende bediening helemaal notdone, blijven zweren bij het rijplezier die wagens van vroeger te bieden hebben. Dat heeft niet alleen te maken met de gebruikte materialen en de geuren die ze afgeven, maar ook met de inspanningen die nodig waren om ze een beetje op een ordentelijke manier te rijden. Oude wagens vragen een liefdevolle bediening, enige handigheid, een portie begrip, niet weinig inspanning en veel geduld. Om al die redenen zijn ze vaak niet eens buitensporig duur zoals meestal wordt gedacht. Dat sommige merken inmiddels verdwenen zijn, maakt ze eens zo aantrekkelijk. Want wat is er heerlijker rijden dan een Alvis (in 1968 ter ziele gegaan), een Lagonda, een Bristol (nog altijd in leven) of een Austin Healey waarin elegantie en snelheid de vaste componenten zijn ?

Meneer De Kleermaecker is een jonge, discrete vijftiger die op zijn elfde verliefd werd op auto’s en een leven lang verknocht is aan Aston Martins. Veel van zijn spaarcenten gingen naar deze passie en samen met zijn enthousiaste vrouw rijdt hij graag en veel met hun bolides. Heel bijzonder is zijn DB2. De wagen nam deel aan Luik – Rome – Luik en geurt zoals auto’s in de jaren vijftig dat deden : naar leder, olie en hout. Maar het mooist vinden we zijn Aston Martin Mk2, die hij wisselde met een eigenaar die gek was op zijn andere DB2. Het tuig dateert uit 1935 en als we de motorkap openklappen, staat daar een heel fraai stuk mechaniek te kijk. Eens op de weg en dankzij de cyclewings kan de rijder heel precies zien hoe hij zijn wielen zet in de bocht.

Liefhebbers weten dat goed onderhouden tuigen van weleer nauwelijks in waarde afnemen. En voor wie een beetje kan knutselen, liggen nog onvermoede uitdagingen te wachten. Neem nu een hardwerkende bakker uit de Kempen die tien jaar geleden in Goodwood oog in oog stond met een Bentley uit de jaren twintig, en toen opeens wist dat zij de ware was. Het klonk als liefde op het eerste gezicht, maar het bleek er wel een die bleef duren. De man die niet van half werk houdt, ging in Engeland dé specialist van oude Bentleys opzoeken maar werd er door Stanley Mann met de nek aangekeken. Had die Belg geeneens vijf miljoen frank op zak voor een eerste voorschot ?

De Kempenaar verbeet zijn teleurstelling, verliet de garage en begon zich te documenteren. Uiteindelijk kocht hij een hoop schroot waarin een kenner vaag de contouren van een Bentley uit 1927 meende te herkennen. Waarop hij besloot de klus zelf maar te klaren volgens het principe “als een jongen van zestien kan leren frezen, moet ik dat ook kunnen”. Dus leerde hij die techniek, bekwaamde zich in bankwerk, maakte zich de kunst van het leder stikken en nog veel meer eigen. Acht jaar later en nadat hij inmiddels ook nog drie motorblokken had gegoten, bleek zijn Bentley helemaal in orde en nauwelijks van nieuw te onderscheiden. De bakker glundert als hij zijn verhaal doet en voert sindsdien een rijk gedocumenteerd album mee waarin de herrijzenis van zijn automobiel in beeld werd gebracht. We leerden elkaar kennen aan een benzinestation in Noord-Frankrijk, op weg naar Le Mans, en zouden dat weekend menig uur samen doorbrengen, hooggezeten op de Bentley met nauwelijks enige bescherming van de twee halfronde ruitjes. Maar het mooist waren de nachtelijke ritten, toen we van het restaurant naar de manoir – noblesse oblige – terugkeerden en de imposante koplampen in de maanloze nacht hun weg zochten.

We waren hier natuurlijk niet toevallig in de buurt, maar waren onderweg naar de Le Mans Classic, enkele weken na de echte 24 uren. Samen met het Festival of Speed in het Engelse Goodwood is dit de referentie voor gentlemen met gevoel voor elegante en potente mechaniek. Omdat het nooit hun bedoeling kan zijn om met hun auto’s alledaagse wegen onveilig te maken, begeven de sportieve gentlemen zich daarvoor naar aangepaste circuits om hun tuig in gestrekte draf door de bochten te jagen. De heren die er racen, dragen geen sjaaltjes om de hals maar hebben olie onder de nagels en die gelukzalige blik in de ogen die men alleen bij de rijpere jeugd aantreft, als ze droomt van vroeger. Toen mannen nog heren waren en voorbijstormende auto’s een rilling over de rug van elke passant joegen. n

Tekst Pierre Darge l Foto’s PPI

Oude wagens vragen een liefdevolle bediening, enige handigheid, een portie begrip, niet weinig inspanning en veel geduld.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content