Kun je met het Latijnse ‘sedere’ op alles zitten, het daarvan afgeleide Zwitserse ‘de Sede’ staat voor fauteuils van opperste kwaliteit zonder concessies. Zo zegt en wil het eigenaar Hans-Peter Fässler, een ex-cafébaas en duivel-doet-al die zelf niet bepaald een zittend leven heeft geleid.

Voor Hans-Peter Fäss-ler (°1950) in 1988 bij de Sede aan de slag ging, had hij al laten zien dat hij een geboren business developer is. En selfmade. De knepen van het vak leerde hij in elk geval niet op school en nog minder aan de universiteit. “De schooldirectie stuurde mij, rebels als ik was, geregeld de laan uit, en tijdens mijn poging om rechten te studeren, kende ik de cafés in Gent stukken beter dan mijn cursussen”, geeft de man ruiterlijk toe.

Was studeren niet aan hem besteed, ondernemen is dat des te meer. Dat weten ze zelfs in Zimbabwe, waar Fässler na zijn rechtenfiasco en een eerste textielactiviteit in Tielt, West-Vlaanderen, met vakantie ging. Het land heette toen nog Rhodesië en verkeerde in volle staat van oorlog. Veel vakantie kwam er niet aan te pas : na een auto-ongeval lag Fässler met een stevige beenbreuk (en een longembolie bovenop) maanden in een ziekenzaal voor twaalf. Dagelijks voerde men er in de strijd gewonde Rhodesiërs aan. Na maanden van herstel stond Fässler terug in Tielt. Niet voor lang want hij had busi-nessopportuniteiten geroken in Rhodesië en er tijdens zijn ‘verblijf’ aangename en nuttige contacten gelegd. Omdat je in het land geen deviezen mocht binnenbrengen maar auto’s er erg gegeerd waren, kocht hij voor zijn tweede vertrek een tweedehands metaalblauwe BMW coupé. Een drieliter. Hij deed ter plekke het karretje van de hand en kocht een bedrijf dat dameskleding produceerde. “Ik bespeelde er de segmenten cheap, medium en premium“, licht Fässler toe. “Cheap door via vertegenwoordigers aan de plaatselijke bevolking te verkopen, medium via de local stores en premium via de export naar België.”

Een ondernemer pur sang dus. Toen de oorlog al te gortig werd, ging het opnieuw Tieltwaarts. Berooid, omdat je dan wel kleding kon exporteren maar geen geld. “Die plaatselijke centen waren bij ons hoe dan ook niets waard. En elders evenmin.” Van textielbaron in Afrika, naar af in België. Dan maar café gehouden. “Het was een heel gewoon café, de Chopin, met volkse pinten en spaghetti. Vanuit die pied-à-terre kon ik solliciteren.” Zo werd cafébaas Fässler na enkele maanden trader in textielgarens bij Mitsui. Hij boog er verlies om in prettige winst en zette zijn loopbaan daarna voort : bij Playtex (lingerie) als general manager in Zwitserland en bij Matchbox (speelgoed) als vice president in Hongkong.

Na Matchbox volgde in 1988 de Sede, in Klingnau, bij Zürich. Amper vijf jaar later kocht Hans-Peter Fässler het bedrijf. En na goed tien jaar is de geconsolideerde omzet maar liefst verdrievoudigd. Geconsolideerd, want de Sede kocht onderweg de bedrijven Hans Kaufeld en FMS, respectievelijk om ook stoffen bankstellen aan te kunnen bieden (de Sede zelf doet enkel leder) en om de knowhow van verstelbare onderdelen ook bij de Sede in te kunnen bouwen. Letterlijk.

Kwaliteitslabel

Al was de Sede in 1988 een goed bedrijf, het vergde heel wat inspanning om het te maken tot wat het vandaag de dag is. “Een onderneming optimaliseren, dat doe je op alle vlakken”, zegt manager Fässler. “Het volstaat niet de productie efficiënter te maken als de distributie mank loopt. Of de administratie te stroomlijnen als de prijszetting niet deugt.” En over prijs gesproken, worden meubels van de Sede niet een pak goedkoper als je de productie zou delokaliseren ? Want met die Zwitserse salarissen ! “Absoluut niet,” claimt Fässler, “want de loonkost bedraagt maar acht procent van de prijs van een meubelstuk.” De rest is materiaal : hout, metaal en schuim van de allerbeste kwaliteit. En leder. Niet zomaar vel van koeien maar uitgelezen leder van uit de kluiten gewassen stieren. In het productieatelier, achter het kantoorgebouw, hangen de huiden in alle kleuren op rekken te wachten tot ze op de snijtafels en onder de stikmachines belanden. Het werk in de ateliers gebeurt deels manueel en deels automatisch. Fässler : “Wat beter met de hand gebeurt, houden we weg van de machines. Want kwaliteit is alles. Daarom kiezen we voor de verschillende delen van meubels verschillende soorten schuim : voor de rug, de zitting enzovoorts. We maken als het ware een sculptuur, bouwen elk meubelstuk op. Heus zitcomfort komt soms op millimeters aan. Pas helemaal op het einde van een streng productieproces krijgt een geslaagd meubelstuk de ‘S’ van de Sede opgespeld. En al spreekt het in zekere zin tegen mijn winkel : onze meubels kunnen tot dertig jaar meegaan.”

Allemaal mooi en aardig maar kopen consumenten nog wel ‘een salon’ voor het leven ? “Ze kopen in elk geval weer meer kwaliteit”, weet Hans-Peter Fässler. “In economisch wisselvallige tijden is er behoefte aan zekerheid. Mensen kiezen voor waarden. Onder meer in hun interieur. En onze fauteuils beantwoorden daaraan, stralen duurzaamheid en harmonie uit. Kwalitatieve producten hebben een nieuwe toekomst. Sedert enkele jaren zien we onze klanten trouwens verjongen. We leveren nu aan mensen van 29 tot pakweg 99. Dat komt voor een deel omdat we onze collectie hebben verjongd maar ook omdat je niet langer oud moet zijn voor je bemiddeld bent.”

Moet je dan rijk zijn om de dure meubels te kopen ? Net zoals de beroemde de Sede-adepten Mick Jagger, Steffi Graff, Robbie Williams en the Queen ? Om er maar enkele te noemen. Fässler, zelf niet bepaald onbemiddeld : “Ach, wat is duur ? Wie geld heeft, vindt de Sede niet duur maar oordeelt dat die meubels hun prijs waard zijn.” Voor een woonkamer van het merk ben je al gauw zo’n slordige dertig- tot veertigduizend euro kwijt – hoewel, slordig. Maar je hoeft niet alles bij de Sede te kopen : voor minder dan een tiende van dat bedrag, heb je al een stuk uit de collectie. Dat kun je combineren met ander fraais. Zelfs spullen van Ikea. Fässler vindt dat prima : “Ikea heeft de verdienste dat het mensen aanzet tot nadenken over de decoratie van hun interieur. Het bedrijf werkte destijds een concept uit en blijft dat trouw. Ik bewonder dat. Net zoals wij een concept hebben : mooie, duurzame en functionele meubels ontwerpen, vervaardigen en verkopen. Die belofte houden we, zonder compromis, want we doen aan business, niet aan politiek.”

(Anti)design

Aan de kwaliteit van de zogenoemde grote designmerken durft Fässler twijfelen : “We hebben er hier al verscheidene opengemaakt en vastgesteld dat sommige merken het met kwaliteit niet al te nauw nemen. Zachtjes uitgedrukt. Nochtans klinkende namen. Design om design ontgoochelt en ergert mij mateloos. Omdat dat niet functioneel is. Zwijg mij trouwens over less is more of zen en meer van die toestanden… Minder is minder en meer is meer. Punt uit. Voor de Sede betaal je meer maar je krijgt ook meer. Eerlijk en onnavolgbaar zitcomfort bijvoorbeeld. Ons design is authentiek, voor mensen bedoeld. Het streeft moderne functionaliteit na in combinatie met kwaliteit. Overigens, zelf noem ik hier niemand ‘designer’. Wel ontwerper. En wat een ontwerper maakt, is een creatie.”

Fässler gaat ook niet zomaar op een voorstel van een externe ‘designer’ in. “Wie denkt dat hij wat te vertellen heeft, kan mij dat komen tonen. Goede elementen houden we bij in een file. En als we, na intern overleg en onderzoek, aan een nieuwe fauteuil toe zijn, kiezen we de ontwerper die wellicht het best aansluit op onze visie voor de nieuwe telg.” Zo’n overleg vindt elk jaar plaats. Dan trekken die van de Sede een drietal dagen op bezinning. Ze beraden zich over de eigen collectie en over die van de concurrenten. Er komt ook een onderzoeksbureau aan te pas dat (woon)trends spot en in kaart brengt. “Een van de trends de laatste jaren is dat er in de steden veel meer singles leven dan vroeger”, zegt Fässler. “Dat betekent vaak ook kleinere flats. En daar spelen we dan op in met multifunctionele bankstellen, geen reusachtige fauteuils om in onderuit te zakken.” De collectie telt ondertussen dik vijftig stukken. Enkele daarvan zijn best wel ‘design’. En elk jaar voegen ze er een vijftal bij. Zo vernieuwt het aanbod zich als vanzelf, om de tien jaar.

Is de Sede leiden nog wel spannend voor iemand als Hans-Peter Fässler ? “Natuurlijk. De beste willen zijn blijft spannend. En keihard werken.” Omdat het interview uitgelopen was, waren we al ruim over tijd voor de normale check-in op de luchthaven in Zürich, toch wel een eindje uit de buurt. “Geen nood, ik breng jullie zelf”, klonk het. Zo werd het duidelijk dat de man in een vorig leven ook nog rallypiloot geweest is : bij aankomst op het vliegveld hadden we nog tijd in overvloed. Hans-Peter Fässler grijnsde breed : “Ik verlies niet graag !” n

Tekst Dirk De Moor

“We maken als het ware een sculptuur, bouwen elk meubelstuk op. Heus zitcomfort komt soms op millimeters aan.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content