Toen tuinarchitect Piet Oudolf in het bestaande plantenaanbod zijn gading niet vond, begon hij ze zelf te kweken. Het was het startsein voor de herwaardering van grassen. Tot in Engeland wordt het werk van de Nederlander gelauwerd.

Tekst en foto’s Jean-Pierre Gabriël

Ze zijn dunnetjes gezaaid, de buitenlandse hoveniers die met hun stijl succes oogsten in Engeland, maar Piet Oudolf doet het al jaren. In 2000 nog behaalde hij triomfen op de beroemde Chelsea Flower Show. Hij was aanvankelijk tuinarchitect, werd een vooraanstaand kweker van vaste planten, en keerde terug naar het ontwerpen van tuinen, waarbij hij nu zijn verworven botanische kennis goed kan gebruiken. Zo heeft hij onder meer een frisse kijk op grassen. Door die deskundig te combineren met vaste planten zien zijn tuinen er niet alleen feestelijk uit in het begin van de zomer, maar ook in het najaar. We trokken naar de plek waar voor Oudolf alles begonnen is: de kwekerij achter zijn huis in Nederland, een oude veeboerderij, en de lange privé-tuin die zich uitstrekt tot aan de hoofdweg.

Twintig jaar geleden kwam de kweker-hovenier hier wonen met zijn vrouw Anja. Toen de jonge tuinarchitect vaststelde dat het aanbod aan vaste planten in die tijd niet erg geïnspireerd of gevarieerd was, toog het koppel zelf aan het werk. Aanvankelijk werd Oudolfs naam geassocieerd met vaste planten die bloemen dragen, maar na enkele jaren ging hij zich ook met grassen bezighouden. Zijn interesse daarvoor werd gewekt op een reis langs Engelse tuinen, waaronder die van Alan Bloom, de grote inspirator van tuinen met eilanden van vaste planten. Later ontdekte hij de tweeduizend planten in de tuinen van Beth Chatto, een andere grote ster in de Engelse tuinwereld. Maar kopiëren volstond niet voor Piet Oudolf. Hij moest zijn eigen materiaal vinden om zijn eigen kleuren- en structurenpalet te kunnen samenstellen. Waarvoor hij door heel Europa reisde, en ook daarbuiten. Zo werkte hij onder meer samen met Kathryn Gustafson aan een project in Chicago.

De tijd die verloopt tussen het verzamelen van planten in de natuur en het aanbieden van kunstwerkjes in de kwekerij duurt langer dan men zou verwachten. Om het gewenste resultaat te bereiken heeft Piet Oudolf heel veel gezaaid, geobserveerd, geselecteerd en opnieuw gezaaid. Genetische verbetering is bij hem niet automatisch synoniem voor groter en productiever worden. Hij kijkt veeleer naar schoonheid en fijnheid: de vorm, het uitzicht, de textuur van de bladeren of de aren. Of naar de combinatiemogelijkheden met andere planten. Zo interesseerde hij zich in de jaren tachtig voor Astrantia, planten met een wild uitzicht maar met bloemhoofdjes die het werk van een edelsmid lijken. Ook in de kweek van grassen mijdt hij clichés, zoals pampagras. Wel vind je bij hem Miscanthus sinensis ‘Morning Light’ of ‘Gracillimus’, of Molinia, Panicum en zelfs een plant uit ons inheems weiland als Deschampsia caespitosa. En wat te zeggen van de onnoemelijke elegantie van bepaalde Stipa-variëteiten? Zijn grassen combineert hij met vaste planten die op de ene of andere wijze familie lijken te zijn, zoals Sanguisorba (pimpernel) of witte Epilobium.

Kennismaken met een tuin begint met een vluchtige blik: je eerste indrukken doen de echte inhoud vaak nauwelijks eer aan. In Oudolfs tuin valt op het eerste gezicht dan ook niets spectaculairs of ongewoons op. Een rechthoekige ruimte met hagen eromheen. Bij de ingang van de tuin bloeit in de zomer een grote klimrozelaar die een reusachtige bol vormt op een oude fruitboom. Wie dat ook zou willen proberen, zou ik ‘Kiftsgate’, ‘Toby Tristram’ of ‘Paul’s Himalayan Musk’ aanraden.

Verrassender zijn de grote hoger gelegen cirkels vol grassen en de golvende rij taxusplanten, die zich bij wijze van theaterdecor vóór de grote bomen aan de rand van de straat bevinden en daar een soort van perpetuum mobile vormen. Van golven weet je immers nooit waar ze beginnen en waar ze ophouden. Een ander element waar iets bijzonders van uitgaat, zijn de grote ’tapijten’ van Stachys byzantina ‘Big Ears’ of ezelsoor, een lipbloemige plant met zilverkleurige, behaarde bladeren. Hier en daar staan er bosjes Hemerocallis (daglelie) tussen. “Die plantentapijten tonen duidelijk aan dat vaste planten ook de ruggengraat van een tuin kunnen vormen, een functie die je veeleer van bomen en struiken en gesnoeide hagen verwacht”, aldus Piet Oudolf.

Je moet de tijd nemen om je ontdekkingstocht voort te zetten, de combinaties van vormen en kleuren eruit te halen, je te verwonderen over zoveel kleine dingen, zoals het delicate contrast tussen de bladeren van een Thalictrum en een Miscanthus. De hagen zijn zeker even interessant, te beginnen bij de rechte of gebogen zuilen Pyrus salicifolia te midden van honderden vaste planten. Deze toontuin combineert vormen en kleuren optimaal met elkaar. De kleine perken zijn dus niet gerangschikt volgens het alfabet of per plantenfamilie, maar associatief. Eindeloos is het aantal ideeën dat je uit een bezoek aan Oudolfs tuin kunt putten. Een voorbeeld: het palet van bladeren en bloemen dat hij gekozen had voor de tijdelijke tuin waarmee hij in mei 2000 de zo begeerde eerste prijs van de Chelsea Flower Show wegkaapte voor rekening van het tijdschrift Gardens Illustrated. De tuinarchitect was toen uitgegaan van de purperachtige bladeren van Cimicifuga var. simplex en Euphorbia dulcis ‘Chameleon’. Daar had hij de wijnmoerkleurige bloemen van Astrantia major ‘Claret’ aan toegevoegd. Om op de grond de indruk van een flamboyant Perzisch tapijt te geven, plantte hij Salvia sylvestris ‘Mainacht’ en Viola cornuta. In een ander ontwerp combineerde hij de fijne bladeren van Deschampsia caespitosa met Euphorbia griffithii ‘Dixter’, Rodgersia purdomii, Iris ‘Mrs Perry’ en Amsonia tabernaemontana var. salicifolia, blauw van kleur. De beste momenten om de tuin te bezoeken zijn de lente en het najaar. Hoewel ook rijm en soms zelfs sneeuw nog voor feeërieke effecten kunnen zorgen op de verdroogde planten.

Praktisch

De privé-tuin van Piet en Anja Oudolf is bij speciale gelegenheden toegankelijk voor het publiek, meer bepaald wanneer de vaste planten en de grassen op hun mooist zijn: in juni en in augustus, maar niet op zondagen en maandagen en uitsluitend tussen 10 en 16 uur (om 16 uur gaat hij onverbiddelijk dicht).

Hij gaat nog eens speciaal voor de grassen open het eerste weekend van september en het eerste weekend van oktober, eveneens van 10 tot 16 uur.

De kwintessens van Piet Oudolfs werk is ook te vinden in drie van zijn boeken: ‘Prachtig gras’, ‘Meer droomplanten’ en ‘Ontwerpen met planten’ (Uitgeverij Terra).

Piet Oudolf, Broekstraat 17, NL 6999 De Hummelo, +31 314 38 11 20, www.oudolf.com (uitsluitend in het Engels).

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content