Ze stralen een zelfbewuste schoonheid uit, de Herero’s. Ze wonen in een gebied dat omschreven wordt als ?het laatste stukje Afrikaanse wildernis?, ver weg van het Angolese burgergeweld.

Marlies Van Bouwel Foto’s : Daniël Geeraerts/Cadrage

De meest bekende Herero is ongetwijfeld die vrouw op de wereldwijd verspreide foto, waarop ze topless inkopen doet in een supermarkt, ergens in het uiterste noorden van Namibië. Een gebied dat door de Nationale Toeristische Dienst bestempeld wordt als ?het laatste stukje ongerepte Afrikaanse wildernis.? Maar die omschrijving geldt zeker voor het Herero-gebied aan de overkant van de grens, in Angola. Hier in dit dal aan de Serra da Chela zijn in de verste verten helemaal geen supermarkten of toeristen te bespeuren.

De zon staat hoog. Midden in het gewiede maïsveld zitten boeren en boerinnen in de schaduw van de mangoboom te lunchen. Ze zijn lacherig want allemaal (zelfs de kleintjes) drinken ze bwafo, een zurig gefermenteerd drankje van maïs en suiker. Ze staan ons een steen af, als stoel.

Dan is het moment aangebroken om elkaar eens goed te bekijken. De Herero’s doen het in elk geval schaamteloos. Terwijl ze ons van kop tot teen monsteren, zien we de verbazing groeien. We begrijpen niet wat ze zeggen, maar ze wijzen naar onze schoenen, kleren, dijen, borsten, neuzen en haren, en maken er blijkbaar erg grappige opmerkingen over. Wanneer ze over mijn huid aaien om te zien of het wit echt is, mag ik ook voelen aan hun haren. Die hebben ze met boter, as en oker tot dichte strengen op het hoofd gewikkeld. Bij speciale gelegenheden huwelijken of een overlijden in de familie worden die kapsels nog ingewikkelder gemaakt. Doordat ze hun huid insmeren met hetzelfde goedje dat ze op hun haren doen, behouden ze tot op hoge leeftijd een zachte, frisse huid. Herero’s stralen een zelfbewuste schoonheid uit.

De oudere mannen dragen broek en hemd, maar bij de jongeren lopen zowel meisjes als jongens met blote borst, versierd met pareltjes. Ze dragen korte rokjes in verschillende lagen, die hun lange, gespierde benen laten zien.

De jonge meisjes dragen kralenkettingen, gekruist over hun spitse borsten. De oudere vrouwen spannen riemen over hun slappe borsten zodat ze nog platter lijken. Bij mevrouw Twalinavo zijn ze zo slap dat ik me afvraag of haar zesde kind wel genoeg te drinken krijgt. Als zij opnieuw begint te wieden, valt het zoontje op haar rug in slaap van pure uitputting.

We hebben elkaar een hele tijd onbeschroomd aangekeken. Maar zoals de meeste traditionele volkeren hebben ook de Herero’s en zeker sinds de beruchte foto van de vrouw in de supermarkt er terecht een hekel aan om door westerlingen behandeld te worden als dieren in de zoo. Ze zijn het beu om gefotografeerd te worden en vragen, als volleerde figuranten, minstens 20 frank voor één kiekje.

De Herero’s gelijken het meest op de Masai. En dat is geen toeval : halverwege de 16de eeuw zakten ze, vanuit de Oost-Afrikaanse Riftvallei, af naar zuidwestelijk Afrika, op zoek naar weiland voor hun kudden koeien.

Maar de Kalahari-woestijn rukt, zoals de Sahara, steeds verder op, richting Centraal-Afrika, a rato van één vierkante kilometer per jaar. De droogte velt het vee.

Mevrouw Twalinavo is de vierde vrouw van Ndjala Kombala, soba of hoofdman van de Muhakahona, zoals deze groep Herero’s heet. Hij is de vader van al dat jonge volk rondom ons. De oudste zonen werken in Namibië, zoals hun vader vroeger deed. Ook al werken de Muhakahona onderling vooral met ruilhandel 1 kg boter voor een kip, of 5 kg voor een geit toch hebben zij zo nu en dan cash nodig. ?Meer en meer trekken de jongeren naar Namibië, ze gaan er kopen en verkopen, en komen dan terug. Anderen blijven er hooguit twee jaar in de visvangst werken.?

Daardoor kennen heel wat Muhakahona beter Afrikaans dan Portugees. Ze kijken raar op wanneer ze merken dat ze een paar woorden van ons Nederlands verstaan, en ook een paar dingen kunnen zeggen die onze Angolese gids dan weer niet verstaat.

Ndjala Kombala zet nog eens het verroeste blikje bwafo aan de lippen en kijkt dan bezwerend rond : ?Iedereen komt na verloop van tijd toch terug, een Muhakahona houdt van zijn geboortegrond. Wij zijn hier geboren, en onze ouders ook. We zijn de heersers van deze aarde. Sinds generaties zijn we veehouders, we hebben niet alleen koeien, maar ook kippen, geiten en varkens.? Hij zucht diep : ?Door de droogte moeten we nu ook het land bewerken, maar we vinden ons geluk en voorspoed bij het vee. Als de regen dit seizoen uitblijft, zijn we verplicht de bergen in te trekken. Daar is gelukkig altijd water genoeg. Maar het is moeilijk om de koeien daar te brengen.?

Ndjala Kombala rijdt mee tot het volgende dorpje. Daar, in Taka, staat een groep jonge mannen te dringen om ons een slap handje te geven. Opnieuw zorgen wij voor een stevige portie kijkplezier en de nodige hilariteit. De jongelui zijn opgetooid met kleurige sjaaltjes gewikkeld om hun steil omhoog gewerkte haardos. Aan de riem van hun rokje hangen hun wapens : een stok en een gatana of machete. Sommigen dragen ook een mes of pistool. In ruil voor voedsel van een ontwikkelingsorganisatie knappen ze de gezondheidspost op, ander werk is er niet en er valt niets meer te eten. De mooie Mathias Kanangolingo Tjanambola blijft het herhalen : ?We lijden hier allemaal honger. Er is bijna geen regen gevallen terwijl het regenseizoen eigenlijk op zijn einde loopt. Als het niet snel wat regent, gaan we allemaal dood van de honger.?

De droogte is voor de Herero’s een groter probleem dan het uitblijven van de vrede na meer dan twintig jaar burgeroorlog. De Angolese burgeroorlog heeft in deze uithoek nauwelijks gewoed. Als we het over de oorlog hebben, denkt Ndjala Kombala zelfs pas in tweede instantie aan de Zuid-Afrikaanse invasie van dit gebied in het begin van de jaren ’80. Hij wijst op een paar soldatenkerkhoven in de buurt : ?De belangrijkste oorlog was die van ’39 toen we tegen de Nhaneca-Humbe (het buurvolk) vochten om ons graasgebied uit te breiden.? Maar die graaslanden geraakten ze snel kwijt aan de Portugese kolonialen, in dit gebied verpersoonlijkt door ene Vitoria Pereira. Hij woonde in Taka, alle gebouwen behoorden hem toe, het hele graasgebied van de Muhakahona had hij omheind en de bevolking verdreven, zodat zijn eigen koeien genoeg te eten hadden.

Ndjala Kombala vertelt vergenoegd het vervolg van het verhaal : ?Toen we in ’78 hoorden dat we al drie jaar onafhankelijk waren, zijn wij ook in opstand gekomen. We hebben die Pereira vermoord.? Hij laat ons de Tuatua-dam zien die Pereira tien jaar voor zijn dood liet bouwen : ?Hij had er Portugese ingenieurs voor laten overkomen. Ze hadden dat goed gezien, dit is de ideale plaats voor een dam, want wij hadden hier van oudsher onze drenkplaatsen. We hebben die dam laten verkommeren. Eigenlijk was het een goed idee van die Pereira. We willen de dam nu gaan herstellen. Dan hebben we tenminste opnieuw genoeg water voor ons vee en voor onszelf.?

Een dag later zijn we in het gebied van de Nhaneca-Humbe, de vijanden van de Herero’s als het gaat om graasland. Ik wil hun hoogste autoriteit spreken en dus gaan we op zoek naar de koning of ohamba. Een mager mannetje wil als gids optreden, hij werkt aan de gemeente en is, als neef van de koning, eerste troonopvolger. Met deze Moïses Muaindja hobbelen we over een smal voetpad naar de embala, het paleis van zijn oom, ohamba Kasimbo. ?Bij zijn geboorte heette hij Freitas Capitia, maar bij het bestijgen van de troon moest hij van naam veranderen. Hij was linkshandig. Maar dat kan niet voor een koning en dus moet hij nu alles met de rechterhand doen. Bij zijn troonsbestijging moest hij ook zijn twee voortanden laten trekken.? Koning worden lijkt Moïses oké, maar dat hij zijn tanden moet laten trekken, vindt hij ronduit overdreven. ?Ik laat jullie iets weten als ik gekroond word. Voor de foto’s doe ik dan wel een vals gebit in.?

Na twee uur hobbelweg en een theoretische uiteenzetting over de machten van de koning, en hoe goed die wel zijn afgebakend ten opzichte van de Angolese administratie, komen we aan een kimbu of kraal, een groepje hutten rond een open middenveld waar het vee ’s nachts verblijft. Moïses trekt vlug zijn rode hemd uit, als troonopvolger kan hij niet in die kleur bij de koning verschijnen.

Even later komt hij terug, hij moet ons teleurstellen. De koning is voor dag en dauw vertrokken naar het gebergte, minstens vijf uur lopen. Zelfs met een 4×4 is het onmogelijk om er te geraken. Bovendien is de koning in opperste concentratie : hij is regen aan het maken.

Als we twee uur later terug aan de asfaltweg staan, drinken we onze teleurstelling weg in de kleine bar aan het kruispunt. Het begint stilaan te druppelen, vijf minuten later valt de regen met bakken uit de lucht. De drenkputten van de koeien van de Herero’s zullen zich nu vullen, de grasvelden zullen terug groen worden en de maïs zal groeien. Waar concentratie al niet toe leiden kan.

Herero’s maken werk van hun kapsel : opgewerkt, met sjaaltjes of met boter en as gevlochten in dichte strengen.

Hoofdman Ndjala Kombala : Droogte is ons grootste probleem. Onder : kralen zijn de hoofdtooi zowel bij mannen als bij vrouwen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content