Vrouwen ruiken zaken
Hoewel parfum nog steeds een bij uitstek vrouwelijk product is, wordt de business gedomineerd door mannen. Wij spraken met zes dames achter de welriekende schermen van deze luxewereld. Over creativiteit, dromen, passie en de voordelen van het vrouwzijn. Sofie Albrecht / Foto’s Lieve Blancquaert
Lieve Bosmans, opleidingsverantwoordelijke Guerlain
Ik heb drie keer geluk gehad”, lacht Lieve Bosmans. “Ik heb altijd al voor dit huis willen werken, ik kwam onder een baas terecht die openstond voor nieuwe dingen en ben opgeleid door Sylvaine Delacourte, de rechterhand van Jean-Paul Guerlain.”
Lieve begon als schoonheidsspecialiste bij enkele verzorgingsmerken. Dat effende het pad voor een carrière bij Guerlain, voor haar de referentie in parfums. “Ik was een absolute leek, maar Sylvaine heeft me haar passie en kennis doorgegeven. Zij begon tien jaar geleden met parfumopleidingen en ik was daar direct voor gewonnen: dat was iets origineels, iets wat andere merken niet hadden. In die tien jaar heb ik toch een goede kennis opgebouwd, durf ik zeggen. Hoewel ik nog niet alles weet: ik leer constant bij, dat is het boeiende van deze baan. Bovendien zijn mensen zeer aandachtig in mijn cursussen, want meestal weten ze er weinig over.” Ook de sector zelf vindt Lieve een pluspunt: “Je werkt in een aangename omgeving, een wereld van luxe waar er altijd wel iets nieuws is.”
Lieves eerste geurherinneringen gaan terug tot in haar kindertijd: “De geur van lekkere koffie, de sigaren die mijn grootvader rookte en natuurlijk bloemen! Mijn moeder was er verzot op, het hele huis stond altijd vol.” Misschien is het daarom dat Lieves favoriete parfums vrijwel zonder uitzondering bloemen bevatten: haar eerste parfum was Diorissimo (lelietjes-van-dalen), ze heeft een zwak voor Samsara en ook de gelimiteerde uitgave Guet-Apens viel bijzonder in de smaak.
Een goed parfum is voor Lieve een kwestie van goede grondstoffen: “Jean-Paul Guerlain heeft het erin gehamerd: wat in de fles zit, is het belangrijkste. Ik weet wel dat marketing, reclame en een mooie verpakking tegenwoordig ook een belangrijke rol spelen. Maar wat ben je daarmee wanneer het niet lekker ruikt? Tegenwoordig volstaat een goede geur niet: mensen zijn erg visueel en auditief ingesteld. Vooral jongeren gaan af op wat ze zien of wat ze horen van hun vrienden. Het emotionele, het kinesthetische speelt nog nauwelijks een rol bij het kiezen van een parfum. Het is bewezen dat twintigers niet meer dat gevoel hebben van smaak en geur. Naar het schijnt zouden ze de kinderen in de kleuterschool en het lager onderwijs dat opnieuw aanleren: hoe smaakt iets, naar wat ruikt het?
Haar job zou evengoed door een man gedaan kunnen worden, denkt ze: “Een man kan even gevoelig zijn voor geuren. Zolang je de liefde voor het vak hebt, denk ik niet dat het geslacht ertoe doet.”
Annegret Beier, designer
A nnegret Beier is een van de weinige vrouwelijke designers, maar toch gelooft ze niet dat dat haar een streepje voor geeft. “Een parfum is meestal voor vrouwen bestemd, maar het maakt weinig uit of een vrouw of een man de flacon ontwerpt. Het is vooral een kwestie van sensibiliteit.”
Zelf komt Beier oorspronkelijk uit de grafische sector: een echte mannenwereld, waar ze moest vechten voor een plaats, om interessante klanten te kunnen hebben. Maar het ging Beier goed: ze belandde na enkele jaren in New York, waar ze samenwerkte met een grote naam in logotypes en grafische beelden. Ze had grote projecten voor hotels en bedrijven waarvoor ze de hele grafische vormgeving ontwikkelde, van de signalisatie binnen en buiten tot de bestelbonnen en de servetten toe. Vijfentwintig jaar geleden vroeg L’Oréal haar om het eerste parfum van Cacharel te ontwerpen. “Ik had absoluut geen ervaring in dat domein, maar dat was exact wat ze zochten: iemand die van nul begon, die niets zou maken dat leek op wat al bestond. Het was een grote uitdaging: ik heb een heel universum kunnen creëren.”
Ondertussen is ze sinds meer dan twintig jaar verantwoordelijk voor het ontwerpen van flacon, verpakking, logo, kortom alles wat te maken heeft met de parfums van Cacharel. Die wereld bevalt haar wel: “Je kunt je verbeelding laten gaan, maar je moet het merk heel goed kennen en weten hoe ver je kunt gaan.” Daarnaast zijn er ook de technische en financiële beperkingen: “Je moet zien dat je ontwerp realiseerbaar is op industriële schaal en dat het niet te duur wordt om te produceren. Het is een grote beperking die je moet omturnen in een uitdaging. Ik hou van kleine verrassingen in mijn werk, iets vernieuwends. Ik maak niet graag iets wat absoluut verwacht wordt van een bepaald merk.”
Een goede flacon is voor Beier een visuele vertaling van de geur. “Een parfum zoals Noa bijvoorbeeld is zeer luchtig, dat steek je dus niet in een zwarte fles. Maar ik vel geen oordeel over een parfum. Ik maak een onderscheid tussen de geuren die ik zelf graag draag en diegene waar ik mee werk.” Een persoonlijke favoriet is Mitsouko van Guerlain, haar eerste. “De oude parfums van Guerlain vind ik heel mooi. L’eau d’Issey heb ik ook veel gedragen, dat was iets heel vernieuwends. Maar ik ben vrij trouw, draag niet elk jaar iets anders.” Ze heeft grote bewondering voor het Angel–concept van Thierry Mugler: “Die sterflacon is prachtig, het is een schitterende vertaling van de naam, van een concept, gerealiseerd met een groot talent en veel middelen – je voelt dat het dure objecten zijn – maar van een grote schoonheid. Op een ander niveau heb ik ook bewondering voor wat Jean-Paul Gaultier doet: het is heel persoonlijk, wat provocerend en in zijn genre zeer geslaagd.”
Volgens Beier ligt het geheim van deze successen in het geheel van elementen: “Het is alchemie: de jus kan goed zijn, maar als de flacon niet volgt, of het marketingconcept is wat zwak, dan blijft het succes uit.” Beier haalt haar inspiratie vaak uit de natuur. “Voor de make-uplijn die ik jaren geleden ontwierp voor Cacharel en die jammer genoeg niet meer bestaat, heb ik me gebaseerd op schelpen die lichtjes openstaan. Voor Loulou was dat een schilderij van Matisse: L’odalisque, met dat levendig blauw en rood.” Loulou was een van haar favoriete creaties, al evolueert haar smaak: “Ik zou niet meer hetzelfde maken als tien jaar geleden.” Ook Noa vond ze geslaagd: “Veel vrouwen houden van het parfum en van de flacon. Het was een technisch huzarenstuk om die parel in de fles te krijgen. Ik creëer graag vormen die niet alleen mooi zijn om te zien maar die ook een tactiele sensatie geven als je ze in je hand houdt. Voor mij is het niet zomaar een consumptieproduct: ik wil dat er iets gebeurt, ik wil iets maken dat spreekt, dat een verhaal heeft.”
Sabina Belli, internationaal marketingdirecteur van de Dior-parfums
Vanuit haar functie bekijkt Sabina Belli parfum pragmatisch: ze verdient er haar brood mee. Toch heeft ze een speciale band met geuren, vooral dan met diegene die onder haar leiding zijn ontwikkeld: Hypnotic Poison, Eau de Dolce Vita, les eaux de Dior, J’adore enzovoorts. Ze heeft ook veel bewondering voor de parfums die een periode in de parfumerie hebben gemarkeerd, zoals Shalimar en Vetiver van Guerlain, Miss Dior, Diorissimo en Eau Sauvage van het eigen huis, Calvin Kleins cKone en Obsession, Giorgio Beverly Hills, Charlie van Revlon, Paris van Yves Saint Laurent, Cliniques Aromatics Elixir, Must van Cartier, Ambre Sultan van Shiseido.
Ook in haar privé-leven hebben geuren sterke momenten gekleurd: “Toen ik zwanger was van een van mijn dochters, droeg ik Diorissimo. Dat parfum is voor mij absoluut verbonden met die periode. Ze heet trouwens Lili, naar de lelietjes-van-dalen in het parfum.” Ook mooie reizen associeert ze met bepaalde aroma’s: “Wanneer ik sinaasappelbloesem ruik, zie ik zo weer de oranjerie in Marrakech voor mijn ogen.” Ook die ondraaglijke stank van een leerlooierij in Fez zal ze niet gauw vergeten: “Zo dierlijk, tegelijkertijd aantrekkelijk en verwerpelijk.” China associeert ze met de aroma’s van gedroogde vis, lijm, een oosterse bloem die naar camembert ruikt, en de droge geur van cederhout roept haar reis naar Zaïre op. Haar eerste parfum kreeg ze van vrienden van haar ouders voor een avondje babysitten. “Het was l’Air du Temps van Nina Ricci, in de jaren zeventig de geur bij uitstek voor jonge meisjes. Mijn eerste eigen keuze viel op Christalle van Chanel, ik moet toen een jaar of zeventien geweest zijn.”
Ze beleefde veel plezier aan parfum en ontwikkelde een passie waardoor ze doelbewust voor een carrière in de cosmeticasector koos. Ze heeft nooit echt stilgestaan bij het feit dat vooral mannen de hoogste posities innemen. “Misschien komt dat omdat ze meer gericht zijn op het zakelijke, de cijfers, terwijl vrouwen meer belang hechten aan het plezieraspect van hun job. Vrouwelijke waarden zoals intuïtie en gezond verstand zijn zeer belangrijk in dit domein, maar anderzijds zijn verschillende grote parfumeurs wel mannen.” Of vrouwen al dan niet een toegevoegde waarde in de parfumerie hebben, daar is ze nog niet uit. Zelf heeft ze alleszins verscheidene succesvolle projecten op haar curriculum staan. Belli weet dan ook heel goed wat een parfum tot een succes maakt. “Het moet in de eerste plaats duidelijk de typische waarden van het merk uitdrukken. Daarnaast moet er een logische harmonie bestaan tussen de verschillende elementen van het geheel: naam, design, geur en presentatie moeten kloppen met elkaar. Een goed parfum lokt ten slotte ook een sterke emotie uit: je houdt ervan of niet.”
De keuze is volgens Belli sterk gebonden aan hoe we willen overkomen, wie we willen zijn. “Het is een manier om zich aan anderen voor te stellen. Wie de boodschap wil sturen dat hij een propere, sympathieke mens is met respect voor zijn naaste, zal een frisse geur kiezen. Al wordt die keuze deels ook bepaald door cultuur: een Europeaan zal lavendel en citroen met hygiëne en properheid associëren, terwijl een Amerikaan vanille of kaneel zal gebruiken om zijn sympathieke aard te onderstrepen. Iemand die zijn originaliteit wil uiten, zal geheid voor een andere geur kiezen.”
Muriel Bessis, woordkunstenares
M uriel Bessis bedenkt namen. Een bijzonder beroep, dat haar vader heeft ‘uitgevonden’. Vijftien jaar geleden ging ze als student bij hem een zomer wat bijverdienen en ze is gebleven. “Ik heb een diploma in letteren en ben dol op boeken, al van zodra ik kon lezen. Werken met woorden is een van de mooiste dingen die je kunt doen, vind ik.”
Toch kan het niet gemakkelijk zijn om namen te vinden die nog niet gedeponeerd zijn door de cosmeticamerken. “Voor iemand die het niet gewend is, is het inderdaad niet evident. Je denkt altijd dat je niet genoeg inspiratie zult hebben, maar het is onuitputtelijk. De verbeelding is zoals een spier: hoe meer je die traint, hoe groter ze wordt.” Bessis vertrekt van de briefing die ze krijgt van een bedrijf, waarop ze zich “laat meevoeren, steeds verder weg. Als ik uiteindelijk weer uitkom bij de briefing, heb ik slecht gewerkt. Je benoemt niet het product, maar de fantasie. Een parfum is geen geur, maar een concept, een universum.” Marketing is volgens Bessis tegenwoordig heel belangrijk: “Het vervangt de moraal, filosofie en politiek. Het geeft waarden die bij het product passen: met Eternity heb je een flesje eeuwige liefde in huis, Poison geeft een vrouw macht over mannen. Dat heb je al vanaf dertig euro!”
De meest geslaagde naam vindt ze Opium van Yves Saint Laurent: “Het opent een heel universum en heeft meerdere betekenissen: drugs, de oosterse wereld, de verliefde afhankelijkheid, de religie van het volk, de menselijke behoefte om iets te vinden dat zin geeft aan het leven. Parfums als Poison en Obsession zijn op hetzelfde concept gebaseerd. Guerlains Jicky was de aanzet tot de vele vrouwennamen in parfums: Nina, Coco, Charlie enzovoorts. Persoonlijk hou ik erg van Loulou, wat mijn vader heeft bedacht. Het is bovendien een echonaam, zo leert men spreken als men klein is: dodo, papa, mama, allemaal zeer affectief. Ook Coco vind ik mooi, omdat het verwijst naar de oorsprong van het merk.” Van haar eigen creaties is ze behoorlijk trots op Organza van Givenchy: “Toen het juist uit was, was het de bestseller van de LVMH–groep en behoorde het tot de internationale toptien.”
Het eerste parfum dat ze ooit droeg, kwam van hetzelfde huis: Givenchy III. Ook Ysatis viel in de smaak, en Estée Lauders Cinnabar. Die oosterse voorkeur heeft ze aangehouden, tegenwoordig draagt ze graag vanilleachtige geuren, zoals Tocade van Rochas en HypnoticPoison van Dior.
Hoewel haar eerste opdracht een parfumproject was voor Lanvin – jammer genoeg ging de lancering van Magnifica uiteindelijk niet door – is Bessis ook actief in andere sectoren. “Ik heb veel voor de auto-industrie gewerkt: voor Renault heb ik de Clio, Scénic en Mégane bedacht, voor Citroën werd dat Xsara en Picasso.” Ook verscheidene financiële en technische producten dragen haar stempel. Maar in haar familie heerst een cultuur van parfums: vooral haar vader heeft er veel onderzoek over gedaan en schreef een boek en een aantal artikels over parfumnamen. Bessis: “Het is het meest vrouwelijke, onderzochte product. Het is een affectief, creatief universum van grote ontwerpers en mooie verhalen.” Volgens haar hebben (vrouwen)parfums ook een pedagogische kant: “Wanneer je een eeuw parfumgeschiedenis bekijkt, zie je daarin de evolutie van de vrouw. Het is een cultureel product dat de tijdsgeest weerspiegelt.”
Een goede naam is een element van het geheel, vindt Bessis, maar vat tegelijkertijd het geheel samen. “Je indruk van een geur wordt bepaald door zijn naam. Toen Angel uitkwam, zei iedereen dat het iets volledig nieuws was, maar dat was niet waar: gourmandische geuren bestonden al langer, maar het is goed gedaan. Mugler heeft van zijn eerste parfum geen Thierry Mugler gemaakt, zoals het bij de meeste designers gaat, maar koos ervoor om een heel universum te creëren, met een prachtige fles en een geweldige naam. Iedereen werd beïnvloed door die naam, die het geheel perfect samenvatte.” Bessis geeft een ander voorbeeld: “Neem nu Féminité du Bois van Shiseido en Dolce Vita van Dior: twee geuren die enorm op elkaar lijken. Féminité du Bois zit in een donkere, paarse flacon terwijl rond Dolce Vita een stralend, zonnig universum is opgebouwd. Drie keer raden welke het best verkoopt.”
Christine Nagel, parfumeur
Ik heb geen beroep, maar een passie” vertelt Christine me enthousiast. “Het is niet echt werken, het gebeurt veeleer instinctief. Wanneer je een beetje succes hebt als parfumeur, is dat omdat je iets doet wat je erg bevalt.” Ze heeft er dan ook heel wat voor over gehad om uiteindelijk op dit bureau te belanden.
De Zwitsers-Italiaanse begon met een diploma organische chemie bij het filiaal van Firmenich in Genève, waar ze negen jaar lang zocht naar nieuwe moleculen en interessante noten in grondstoffen. Ze ontdekte het beroep van parfumeur en raakte erdoor gefascineerd. Ze stelde haar kandidatuur voor de parfumeursschool, maar voldeed niet aan de strenge criteria. Gelukkig was er een achterpoortje: het bestuderen van de markt. “Ik analyseerde de nieuwe parfums om de trends van dat moment te definiëren”, herinnert Nagel zich. “Ik probeerde met mijn neus alle ingrediënten te identificeren om zo de samenstelling te achterhalen. Een zeer minutieus, technisch werk. Absoluut niet creatief, maar wel een goede basis. Zo heb ik alle grote meesters en hun tics bestudeerd.”
Bij Creations Aromatiques kreeg ze de kans om wat meer parfumeurswerk te doen, onder begeleiding van Michel Almairac. Haar eerste opdracht was een geur voor kattenbakvulling, haar eerste parfumcreatie was Samouraï voor Alain Delon. Stilaan kreeg ze ook grotere projecten, waaronder veel Italiaanse parfums, vanwege haar roots. Genève werd te klein voor haar ambities en ze ging dan ook graag in op het voorstel van de Parijse afdeling van Quest. “Het is daar dat het gebeurt, maar het is niet evident om in het buitenland te werken. Ik had ondertussen drie kleine kinderen en bovendien kreeg mijn man als Zwitser geen werkvergunning.” Nagel waagde de sprong, met succes. Haar technische achtergrond en haar beginnersenthousiasme gaven haar een streepje voor. “Het is magisch om in de huid te kruipen van zoveel verschillende merken, van traditionele couturiers tot jonge, hippe designers. Ik dompel me onder in een universum dat niet het mijne is en probeer het olfactief te vertalen.”
De grootste ramp voor een parfumeur is volgens haar het net niet winnen van een project. “In de meeste disciplines heeft nummer twee zijn nog een bepaalde waarde, maar in de parfumerie is het de slechtst mogelijke positie. Je kunt beter meteen afgekeurd worden dan er een heel jaar al je tijd en energie in te steken en het op de valreep niet te halen. Je werk is voor niets geweest, want wat je voor Cacharel hebt gemaakt, kan niet dienen voor Yves Saint Laurent, bijvoorbeeld.” Ook emotioneel is het een zware opdoffer: “Je voelt je afgewezen, al relativeer je dat achteraf rationeel dankzij je ervaring. Een parfumeur verliest namelijk veel meer projecten dan hij er wint. Hij moet zich onophoudelijk in vraag blijven stellen, want het was bijna goed, maar toch niet goed genoeg. De meeste parfumeurs zijn gevoelige mensen, die zich dat erg aantrekken. Het maakt geen verschil uit of je een vrouw of een man bent. Het verliezen van een project is heel erg, maar er een winnen is fantastisch. Want op een dag kruis je iemand op straat die jouw parfum draagt! Dat is geweldig, want het betekent dat die persoon geraakt is door iets wat jij gemaakt hebt. Er zit altijd een stukje van jezelf in een parfum, het is iets zeer intiems, zelfs al heb je het voor een merk gemaakt.”
Zelf draagt ze vooral de parfums waar ze aan werkt, om ze grondig te leren kennen. “Maar van zodra de baby geboren is, is hij niet meer van mij, maar van het merk.” Een favoriet heeft ze niet, “dat is zoals een moeder vragen wie haar lievelingskind is”, maar Féminité du Bois van Shiseido had ze graag zelf gemaakt. “Het heeft me jaren gekost voor ik de formule had doorgrond, dat is prachtig. Weet je, elke parfumeur is verdrietig wanneer hij iets verliest, maar wanneer er iets goeds uitkomt, zijn we allemaal heel tevreden.”
Mireille Caerdinael, gerante in een parfumerie
M ireille Caerdinael is geboren in de parfumerie: ze kreeg de liefde voor het vak ingelepeld van haar grootvader en moeder. “Tijdens de kerstvakantie mocht ik die mooie parfums inpakken”, herinnert Mireille zich. “Dat vond ik geweldig: het was een wereld van schoonheid.” Ze studeerde toen voor vertaler-tolk, maar in de eerste licentie klapte ze haar boeken dicht en wou de parfumerie in, niet zonder protest van haar moeder. “Maandenlang heb ik enkel schoongemaakt, weggezet en vooral geluisterd. Verkopen mocht ik nog niet. Iedereen verklaarde me voor gek dat ik mijn studies liet vallen voor de parfumerie, maar ik heb het me nog geen moment beklaagd.”
Haar moeder zag in dat het haar menens was en stuurde haar naar Parijs, voor een opleiding bij Guerlain. Mireille werkte een paar jaar bij haar moeder, daarna ging ze als opleidingsverantwoordelijke bij Estée Lauder werken. Van dichtbij zag ze hoe de kleine parfumerieën bezweken onder de commerciële druk. “Er is veel veranderd. Vroeger babbelde mijn grootvader eerst een uurtje met een vertegenwoordiger, waarna hij zes flesjes van dit en twaalf van dat bestelde. Maar de vertegenwoordigers kwamen onder toenemende druk te staan om steeds grotere hoeveelheden te slijten. Een commercieel systeem ontstond dat vele kleine parfumeurs genekt heeft. Ze kregen niet dezelfde aankoopvoorwaarden als de grote ketens en mochten van de merken geen korting geven. Daar wogen het mooiste materiaal dat ze ter beschikking kregen, geschenken voor de klanten en exclusiviteiten niet tegenop.”
Na twee jaar ging ze terug naar Oostende, om er de tweede zaak van haar moeder te runnen. Vijf jaar later, begin jaren tachtig, vernam ze dat een keten vijftig meter verder een filiaal zou openen. “We hebben snel gereageerd en beslist om de drie winkels op het goede moment over te geven. Ik ben als gerante nog vijf jaar blijven verder werken.” Toen had Mireille het wel gezien: ze stapte eruit en begon een delicatessenwinkel. Vijf jaar heeft ze dat volgehouden, toen begon het weer te kriebelen. In een opwelling belde ze een bekende firma op, waar ze meteen aan de slag kon als vertegenwoordigster van het haarverzorgingsmerk Phytoteratrie. Niet lang erna werd ze weggekaapt door Clinique, maar toen ze hoorde dat Ici Paris XL een filiaal zou openen in Oostende, stelde ze zich meteen kandidaat. Dat ging uiteindelijk niet door, maar ze mocht twee winkels in Brugge opstarten. Na de overname door de Kruidvat–groep in ’99 werd ze gepromoveerd tot districtsmanager en later tot opleidingsverantwoordelijke. “Maar ik miste de verkoop, zag in dat ik liever in de winkel stond dan achter een mooi bureau met een computer zat.” Sindsdien staat ze als gerante in het Brugse filiaal in de Steenstraat.
Mireille heeft de parfumerie grondig zien veranderen, maar ze kijkt vooral naar de positieve kanten van die evolutie. “De parfumerie is de laatste jaren bijzonder vernuftig en creatief geworden. Vroeger had je maatstaven zoals jasmijn en Bulgaarse roos, maar tegenwoordig gaat het er heel gesofisticeerd aan toe. Er zijn nu geuren die ruiken naar de lucht, de zee, propere was enzovoorts. Het heeft niet alleen meer te maken met je neus, maar met wie je bent, hoe je denkt. Parfum is een onderdeel geworden van je lifestyle.” Dat gaat volgens haar vooral op voor jongeren, die erg beïnvloed worden door de media en die sterk merkgericht kopen. Voor Mireille zijn de klanten die weinig van parfum weten het boeiendste: “Ik vind het geweldig wanneer je de kans krijgt om uit te zoeken wat bij die persoon past. De manier waarop men je aanspreekt, zich gedraagt en kleedt, verraadt veel. Ik spreek ook gemakkelijk in termen van kleding: ben je op zoek naar een bikini of een comfortabele trui? Je kunt de geur ook naar smaak transponeren: wanneer je zegt dat iets naar snoep ruikt, begrijpen de meeste mensen je beter dan wanneer je over ingrediënten spreekt.”
Een goed parfum houdt voor Mireille lang aan. “Hij zegt iets over je persoonlijkheid, geeft een bepaalde gelukzaligheid. Wanneer een geur deel gaat uitmaken van de klant, ben ik als verkoopster geslaagd.” Persoonlijk heeft ze het vooral voor kruidige aroma’s: “Het moet pittig zijn. Ik heb graag dat het een beetje ‘nijpt’. Ik ben absoluut niet het type voor zoete snoepjesgeuren.” Haar eerste parfum was het groene Vent Vert van Balmain, een cadeau van haar moeder toen ze zestien was. Daarna droeg ze Gin Fizz van Lubin en Calèche van Hermès toen ze juist naar de universiteit ging. “Ik werd ervoor uitgelachen, want het was de tijd van de hippies, maar dat kon me niet schelen.”
Mireille is een van de weinigen uit deze reeks die vindt dat vrouwen onmiskenbaar een toegevoegde waarde in deze sector hebben. “Een vrouw gebruikt de producten die ze verkoopt: verzorging, make-up en parfums. Dat geeft haar een streepje voor in de verkoop. Bovendien is de aantrekkingskracht van de parfumerie op vrouwen zo groot dat ze automatisch in die functies belanden. Op kaderniveau vind je vooral mannen, al betert dat nu wel. Het intuïtieve is heel belangrijk in de parfumerie, en daar zijn vrouwen doorgaans sterker in. Er is wel plaats voor een man, maar dan moet hij keigoed zijn.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier