voorsmaakje
Elk jaar laat het hoofdprogramma van het Festival van Cannes ons even in de waan dat film ook kunst mag zijn. Waarom niet? Film is niet voor niks de kunst van de illusie. Weg harde economische realiteit van het multiplex, al is het maar voor twaalf luttele dagen. En dan nog maar alleen op voorwaarde dat je rond het Festivalpaleis blijft hangen, want je hoeft maar de Croisette over te steken naar de rue d’Antibes of de kooplieden hebben het alweer voor het zeggen.
Het programma van de 51ste editie, die plaatsvindt van 13 tot en met 24 mei, ziet er – op papier althans – heel mooi uit. Festivalbaas Gilles Jacob bekeek de afgelopen weken en maanden welgeteld 1074 films, waaruit hij er een vijftigtal selecteerde.
De jury die al dit fraais moet keuren, wordt voorgezeten door Martin Scorsese, geflankeerd door de actrices Chiara Mastroianni, Lena Olin, Wynona Ryder en Sigourney Weaver, en de cineasten Alain Corneau, Chen Kaige en Michael Winterbottom. Minstens drie van de 22 regisseurs die dit jaar om de Gouden Palm strijden, horen tot de grootste filmmakers van deze tijd: de Griek Theo Angelopoulos met “L’éternité un jour”, en de Taiwanezen Hou Hsiao-hsien en Tsai Ming-liang met “Flowers of Shanghai” en de musical “The Hole”. Nog uit Azië, maar buiten competitie dan, wordt “Kanzo Sensei” getoond, het jongste werk van de Japanse veteraan en tweevoudig Palmwinnaar Shohei Imamura. In dezelfde categorie stokoude meesters is er ook “Inquiétude”, de laatste van Manoel de Oliveira, de onvermoeibare, bijna honderdjarige Portugese meester.
Opvallend is hoe on-Hollywoods de Amerikaanse participatie is – afgezien dan van de openingsfilm, de Clinton-satire “Primary Colors” (zie Knack deze week), en de afsluiter “Godzilla” van Roland Emmerich (“Independence Day”), beide films buiten wedstrijd. Voor het festival aan de Riviera is deze zomerse blockbuster – nu al “moeder van alle monsterfilms” genoemd – een heuse primeur. Doorgaans zijn de Amerikaanse filmstudio’s niet zo happig om hun potentiële kaskrakers aan Cannes te slijten.
De meedingende Amerikaanse films zijn allevier het werk van “mavericks” of “independents”. Zo presenteert Terry Gilliam“Fear and Loathing in Las Vegas” (met Johnny Depp), naar het onverfilmbaar geachte – want in LSD-beneveling geschreven – boek van “Gonzo”-journalist Hunter S. Thompson. Hal Hartley toont een nieuwe montage van “Henry Fool”, film die vorig jaar al op het Festival van Toronto in première ging. De intense acteur John Turturro pakt uit met “Illuminata”, portret van een obscure New Yorkse dramaturg uit 1900. Lodge Kerrigan, van het uitermate verontrustende “Clean Shaven”, maakt ons zeer benieuwd naar het met Frans geld geproduceerde “Claire Dolan”.
Een ander jong en bijwijlen subversief Amerikaans talent, Todd Haynes, verdedigt met “Velvet Goldmine” (een fresco over de glitterrock van de jaren zeventig, met Ewan McGregor in de hoofdrol) de Britse kleuren. Nog uit het Verenigd Koninkrijk komt het werk van twee oudgedienden in Cannes: de Ierse film “The General” (met Jon Voight) van John Boorman en de Britse productie “My Name is Joe” van Ken Loach, portret van een zuipschuit die vastbesloten is van de drank af te blijven.
Een andere klinkende naam uit de Euro-cinema is Lars Von Trier met “De Idioten”. In de afdeling ontdekkingen wordt het uitkijken naar een tweede Deense productie: “Festen” van Thomas Vinterberg.
Of er op het doorgaans bloedserieuze festival ook wat gelachen mag worden, hangt kennelijk af van de Italiaanse inzendingen: twee komedies van acteurs-regisseurs – “Aprile” waarin Nanni Moretti zijn gefilmd dagboek verder zet en “La Vita e bella” van Roberto Benigni, dat zowaar in een concentratiekamp speelt!
Het gastland heeft net als de VS vier films in competitie: drie van vaste maar hoogst onevenwichtige waarden ( “Ceux qui m’aiment prendront le train” van Patrice Chereau; “L’école de la chair” van Benoit Jacquot; “La classe de neige” van Claude Miller) en een debutant die voor de aflossing van de wacht moet zorgen ( “La vie revée des anges” van Erick Zonca).
Voorts is er uit Argentinië “Corazon Iluminado” van Hector Babenco; uit Australië “Dance to My Song” van Rolf de Heer; uit Columbia “La Vendedora de Rosas” van Victor Gaviria en uit Rusland “Khroustaliov, ma voiture”, waaraan Alexei Guerman zes jaar heeft gewerkt.
Uit België werd alleen in de categorie korte films de animatiefilm “El Vento” van Vincent Bierrewaerts geselecteerd. Nederland heeft twee lange films in de nevensecties, die per toeval alletwee op een afgelegen boerderij spelen: de absurdistische komedie “Kleine Teun” van Alex van Warmerdam werd weerhouden voor “Un Certain Regard” en “De Poolse Bruid” van Karim Traïdia (over een Groningse boer die zich ontfermt over een Poolse prostituee) is een van de zeven films in de “Semaine de la critique”, een programma met films van beginnende regisseurs.
Een van de blikvangers in de “Un Certain Regard”-sectie is een nieuwe televisiefilm van Ingmar Bergman, “In the presence of a Clown”. Maar ook hier wordt het uitkijken naar het werk van nieuw en onbekend talent: de Francis Bacon-biografie (gespeeld door Derek Jacobi) “Love is the Devil” van John Maybury; de detective-komedie “Zero Effect”, het debuut van Jake Kasdan (zoon van Lawrence); “De Appel” van Samira Makhmalbaf, de achttienjarige dochter van de beroemde Iraanse regisseur Mohesen Makhmalbaf; en “All the Little Animals” (met John Hurt en Daniel Benzali), het regiedebuut van de ambitieuze Britse producer Jeremy Thomas.
Patrick Duynslaegher
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier