Nigel Coates voorspelt een vlezig millennium. “De tijd van tempels, monumenten en fermettes is voorbij”, vindt de Britse architect, die liever de sensualiteit van het menselijk lichaam predikt.

Onder zijn grijze, wellicht dure pak draagt hij een transparant roze T-shirt, om zijn nek hangt een zwaar collier, genre hondenketting, en aan zijn voeten heeft hij een paar sportschoenen met velcrostrips, van Gucci. Nigel Coates, die behalve architect ook professor is aan de gedegen Royal Academy of Arts in Londen, oogt een stuk jonger dan de 50 jaar die zijn biografie aangeeft.

We treffen hem in Milaan, waar hij zijn meubelontwerpen voor drie verschillende merken tentoonstelt, en daarnaast ook geniet van het geroezemoes en geharrewar van het Salone del Mobile, de toonaangevende beurs. “Elke keer als ik naar Milaan kom, leer ik iets bij”, zegt hij. “Milaan geeft je de kans om design te ervaren als melting pot. Anderzijds is wat je ziet nooit zo fris of nieuw als je hoopt dat het zal zijn.”

Coates is geobsedeerd. Door sensualiteit. Onze lichamen zijn, volgens hem, uitstekend ontworpen, en dus een geschikt uitgangspunt voor zowel design als architectuur. Branson Coates, het bureau dat hij in 1985 opzette met Doug Branson, is gespecialiseerd “in vlees en bloed”. “Lichamelijkheid is een belangrijk aspect van ons werk”, zegt hij. “We provoceren graag. Also, I like sexy things.” Zoals bijvoorbeeld een fauteuil die hij heeft laten bekleden met een stof waarop wriemelende, naakte lichamen van beide geslachten zijn gedrukt, wat “een kama sutra van combinaties” oplevert. “Mijn meubels hebben alles met lichamen te maken, en hoe je lichamen kan combineren.”

Flesh is de verzamelnaam voor zijn meubelcollecties, van de stapelbare rekken voor Arredaesse Produzioni, over de sofa’s voor Lloyd Loom of Spalding, tot de tafels en stoelen voor Hitch Mylius. “De kleuren zijn overwegend vlezig, voor een vlezig millennium”, zegt Coates. “Meubilair is onze dubbel. Veel architecten ontwerpen meubels zoals ze gebouwen ontwerpen, maar ik niet.” Meubilair noemt hij “ons contact”. “Je zit erop, je raakt het aan.” Hij beschouwt architectuur en design als deel van een geheel. Vindt het belangrijk om niet gehinderd te worden door grenzen. Samengevat: “Een gebouw is couture, speciaal ontworpen voor een plek. Een meubel is eerder prêt-à-porter.”

Tien jaar geleden was Coates vooral een theoreticus. Hij gaf het tijdschrift NATO uit ( Narrative Architecture Today), bouwde aan zijn reputatie als professor, ontwierp met Branson een café in Tokio, een discotheek in Istanbul, klerenwinkels voor Jigsaw. Zijn eerste succesnummer van de jaren ’90 was het Oyster House, dat hij beschrijft als “een nieuwe manier van kijken naar de manier waarop we leven.”

Een prototype van het huis, op ware grootte weliswaar, werd vorig jaar in Londen voorgesteld tijdens de Ideal Home Exhibition. Als alles goed gaat, wordt het binnenkort effectief gebouwd, in Bath, op initiatief van de Technology Unit van de universiteit van het kuuroord.

Het Oyster House heeft iets van een gestrand ruimteschip uit een tekenfilm, maar is niet angstwekkend hightech. Het is een tastbaar, sensueel huis, afgerond en zacht, met houten vloeren en glazen muren. Het ontwerp is perfect afgestemd op de natuur – noem het een combinatie van loft en cottage op het platteland: modern en bijzonder, maar geen moment intimiderend. Cool dus, maar niet koel.

“Het Oyster House is geen stukje futurologie”, zegt Coates. “Het gaat over nu, over wat we van onze huizen kunnen verwachten. Tot nog toe werden woningen altijd ontworpen met het standaardgezin voor ogen. Tegenwoordig zijn er zoveel andere manieren van leven, van vrienden die een huis delen, over homoseksuele koppels, tot studenten. Dat betekent dat we begrippen als ruimte en territorium moeten herzien.”

Het Oyster House is, op een dubbel trappenhuis na, volledig flexibel. De bewoners bepalen zelf hoe ze de ruimte inrichten. “Interactieve ruimte voor interactieve mensen”, lacht Coates, die voor de woning ook meubilair ontwerpt. Het Sleepers-boekenrek voor Arredaesse heeft iets van een oester, en zijn meubilair voor Lloyd Loom of Spalding draagt zelfs de naam The Oyster Collection.

Eind vorig jaar werd in Londen een ander project van Branson Coates ingehuldigd: een nieuwe vleugel voor het Geffrye Museum, waarvan het concept in zekere zin aansluit bij dat van het Oyster House. In het museum worden interieurs getoond van alle tijden: de collectie geeft aan hoe de smaak van de Britse middenklasse is geëvolueerd. “Een museum toont bepaalde momenten uit de geschiedenis. Als architect breng je dingen aan die van jouw moment zijn.”

De nieuwe vleugel bestaat uit een hoefvormig, bakstenen gebouw met een dak van geschilderde, metalen panelen. Er zijn vier zalen in ondergebracht, gewijd aan interieurs van de 20ste eeuw: een arts & crafts-interieur, een appartement van de jaren ’30, een open leefruimte van de sixties, en ten slotte een loft, representatief geacht voor de manier waarop welgestelde Britten leven anno nu. Het gebouw werd ingehuldigd door prins Charles, die niet onmiddellijk bekend staat als een aanhanger van moderne architectuur, maar als we Coates mogen geloven blijkbaar wel een uitzondering maakt voor zijn oeuvre. “De kranten schreven dat ik de enige moderne architect ben die hij goed vindt. Waarom? Misschien heeft hij mijn werk begrepen. Ik geef de mensen niet wat ze verwachten. Het is er mij om te doen verlangen in design toe te laten. Meestal wordt dat verlangen vergeten.” Coates wil inspelen op verlangen dat nog niet omkaderd is, zoals mode of muziek. Dat is de taal die mensen nu spreken. De tijd van tempels, monumenten en fermettes is voorbij.

In Sheffield werd in maart van dit jaar een van Coates’ meest spectaculaire ontwerpen voor het publiek geopend. Het National Centre for Popular Music is, bij monde van zijn schepper, “een teken.” Hij vergelijkt zijn gebouw met het Guggenheim Museum in Bilbao, of I.M. Pei’s piramide voor het Louvre in Parijs. Sheffield, dat verloren ligt in het noorden van Engeland, was ooit een belangrijke industriestad, ’s werelds grootste leverancier van stainless steel. Tot de crisis kwam: in de jaren ’80 was het bekendste exportproduct van de stad een popgroep, The Human League. Tegenwoordig is Sheffield er beter aan toe. Net als die andere, lang ten dode opgeschreven industriesteden, zoals Leeds of Glasgow. Leeds kreeg een flinke duw in de rug van hip grootwarenhuis Harvey Nichols, dat er enkele jaren geleden een dependance van de Londense winkel opende. In Sheffield heet de redder popmuziek. Het National Centre for Popular Music, waarvan ook de interieurs door Coates werden ingericht, is geen museum, wel een soort populair-cultureel centrum. De rol ervan is het beklemtonen van de belangrijke rol die popmuziek heeft gespeeld in de 20ste eeuw. “Popmuziek werd nooit ernstig genomen door de klassieke musea”, zegt Coates. “Ondanks het feit dat ze onze cultuur heeft gemarkeerd sinds de jaren ’50, sinds Frank Sinatra.”

In de vier ronde paviljoenen van het centrum staan geen voorwerpen uitgestald. De nadruk ligt op interactiviteit. Op audio, maar ook op video: in elke zaal worden de bezoekers welkom geheten door de bewegende beeltenis van een popster. Perfect, want Sheffield tracht een reputatie hoog te houden als trekpleister voor multimediabedrijven. “Er hangt een sfeer van jonge mensen die zich amuseren”, aldus Coates. “Een sfeer van zelfvertrouwen.”

Als het National Centre for Popular Music een baken moet worden voor Sheffield, dan hoopt de architect dat de inwoners van de stad zich kunnen vinden in zijn gebouw. Of beter nog, dat ze het gebouw voelen. “Het is een persoonlijk gebouw. Tastbaar, sensueel.” Net als het Oyster House, en zijn meubilair.

Branson Coates is ook betrokken bij de Millennium Dome, het imposante monument aan de oevers van de Thames waarmee Groot-Brittannië straks de overgang naar de 21ste eeuw wil markeren: 1,5 kilometer doorsnee, 65 kilometer stalen kabels, een budget van bijna 40 miljard. Onder de reusachtige koepel, een ontwerp van Richard Rogers, worden 14 aparte zones ingericht door evenveel architecten. Zada Hadid kreeg de Mind Zone toegewezen, Nigel Coates de Body Zone. Hij beschouwt zijn ontwerp, waaraan de werken pas enkele weken geleden zijn gestart, als het kloppend hart van het project. “De ruimte is opgevat als een enkele figuur en twee figuren tegelijk: een man en een vrouw. Het is een goedaardig, zeg maar sympathiek concept.”

Nigel Coates is ervan overtuigd dat we vooruit moeten kijken, ons voorbereiden op de volgende stap. “Misschien”, zegt hij, “kunnen mannen in de toekomst zwanger worden.” Niet dat hij met zijn Body Zone een politieke guerrilla wil beginnen. “Het is niet onze bedoeling een agressief debat te voeren. Onze visie is uitgebalanceerd. Sensueel.” En: “Het belangrijkste is, wat mij betreft, dat mannen en vrouwen van elkaar kunnen bijleren.”

Jesse Brouns

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content