Piet Swimberghe

Murano staat weer onbetwist aan de top. Met 250 prachtstukken laat het Gentse Museum voor Sierkunst zien hoe belangrijk het Venetiaanse eiland is voor de moderne glaskunst.

Piet Swimberghe / Foto’s : Frank Michta

Lang geleden trachtten alle glasblazers van Europa à la façon de Venise te werken, omdat de Dogenstad het mooiste en fijnste glas van de wereld leverde. Het werd evenwel niet in Venetië zelf geblazen, maar op het vlakbij gelegen eilandje Murano. Daarheen werden rond 1300 de glasblazers uit de stad verbannen, omwille van het brandgevaar maar ook om de geheimen van hun kunst te bewaren. Want de concurrentie was erg nieuwsgierig naar de samenstelling. De Venetianen hadden immers het cristallo ontdekt : kleurloos glas dat uiterst dun werd geblazen.

Maar niemand kon verhinderen dat veel van die vaklui uitweken, en elders Venetiaans glas gingen blazen, ook in Gent, Luik en Antwerpen. Na de 17de eeuw raakte Murano in de vergeethoek, om pas in onze eeuw opnieuw op het toneel te verschijnen. Tegen de jaren ’50 was het weerom het kloppend hart van de Europese glaskunst. Nu zijn er liefst 3000 glasblazers werkzaam in 100 ateliers. Ze werken als vroeger : het glas wordt geblazen en manueel bewerkt. Naast kitsch voor toeristen, worden er ook mooie moderne stukken gemaakt. Nogal wat hedendaagse designers laten hun ontwerpen trouwens door Muranese vaklui uitvoeren.

Dat het Venetiaanse eiland zijn faam alle eer aandoet, wordt duidelijk met de expositie ?Muranoglas uit de 20ste eeuw? in het Gentse Museum voor Sierkunsten. Het is lang geleden dat er buiten Italië nog zo’n omvangrijke tentoonstelling werd georganiseerd. Het verhaal start bij de Muranese renaissance, eind vorige eeuw. In die tijd kopieerden de Muranezen enkel antiek glas voor antiquairs. Pas in de jaren ’30 zochten ze naar een hedendaagse vormgeving en gingen ze experimenteren met nieuwe technieken.

Tegen 1950 stond Murano weer aan de Europese top. De glasnijverheid had een metamorfose ondergaan. Grote Franse bedrijven als Gallé en Daum waren verdwenen of naar het achterplan verschoven door Italiaanse en Scandinavische ateliers, die meer nadruk legden op de artistieke productie. De topmanufacturen van de jaren ’50 en ’60 waren klein en produceerden minder. Daarom is modern glas uit die tijd zeldzamer dan art-decoglas. Het is ook helemaal anders van stijl en volgt eerder de sobere trend van de interieurdecoratie. Ateliers in Scandinavië ( zoals Orrefors, Kosta en Holmegaard) en Nederland (zoals Leerdam) maakten kleurloos glas met uitgepuurde vormen. Bij de Muranezen lag het accent meer op virtuose technieken en gedurfde kleurcombinaties.

De tentoonstelling schept orde in de geschiedschrijving van het Muranese glas. Een inzicht krijgen in het reilen en zeilen van de vele ateliers en ontelbare kunstenaars is een hele opgave. Veel bedrijven hadden familiale banden, en kunstenaars trokken van het ene atelier naar het andere. Daardoor is het niet altijd even duidelijk wie wat waar heeft gemaakt. Gelukkig zijn veel stukken gesigneerd.

Enkele bedrijven en namen van kunstaars vragen extra aandacht, zoals het atelier Barovier e Toso, een van de oudste van het eiland, opgestart door Antonio Salviati, een meestervervalser van antiek Venetiaans glas. Daar speelden in de jaren ’50 vader en zoon Ercole en Angelo Barovier de eerste viool. Ook de onlangs gestorven Fulvio Bianconi was een belangrijke persoonlijkheid. Hij begon in het atelier van Gino Cenedese, maar werd vanaf 1948 de artistieke leider van de vermaarde firma Venini, ongetwijfeld de belangrijkste fabriek van Murano.

Ook buitenlanders bezorgden Venini wereldfaam, zoals de Fin Tapio Wirkkala en de Amerikanen Eugene Berman en Thomas Stearns. Een andere klinkende naam is Archimede Seguso. Deze meesterglasblazer richtte in 1946 een eigen bedrijf op, dat hij nog steeds leidt. Zijn meest vernieuwende techniek, de merletto, is gebaseerd op het gebruik van filigraan, geweven glasdraden.

Dit is slechts een greep uit het enorme aanbod gemaakt door tientallen kunstenaars die in de schaduw staan van de grote tenoren. Daarom wordt de tentoonstelling in Gent een boeiende ontdekkingstocht voor verzamelaars van glas uit de fifties en sixties. Hier zien ze ook puik werk van mindere goden. Het verzamelen van dit glaswerk is trouwens een rage. Topstukken zijn hun gewicht in goud waard. Bij Christie’s Genève, het Mekka van glas uit de fifties, worden miljoenen neergeteld voor het mooiste materiaal. Maar de topkwaliteit is uiterst zeldzaam en maar weinig kopers hebben zoveel centen op zak. Een fraai stuk Scandinavisch of Italiaans glas koop je voor 20.000 à 40.000 fr. Niet alle glas uit die tijd is zo gezocht en duur. De vrij zeldzame en mooie glazen van de gebroeders Bon, gemaakt bij Val-Saint-Lambert, kosten niet eens half zoveel.

?Muranoglas uit de 20ste eeuw? : van 12 oktober tot en met 12 januari in het Museum voor Sierkunst, Jan Breydelstraat 5 in Gent. Dagelijks open van 9 u.30 tot 17 u.

Na de oorlog trokken grote ateliers als Venini nieuw talent aan, onder wie Carlo Scarpa, ontwerper van deze vazen.

Het Italiaanse glas is kleurrijker dan het Scandinavische. Deze vaas uit 1965 is van Ermanno Toso.

Fulvio Bianconi, maker van deze coupe, heeft het imago van Venini bepaald. Zijn glaswerk is zeer gezocht.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content