Meestal zijn terrastuinen aangelegd op z’n Italiaans, met houten of stenen potten met vaste planten, struikjes, rozelaars of aromatische kruiden. Met zo’n tuin is de eigenaar van deze ongewone daktuin opgegroeid. Maar hij had geen zin in nog eens een pottencollectie.

Een zwaar, dubbel weidehek uit Friesland, enkele glazen panelen van een afgedankte druivenserre uit Overijse, een lange plooibare tuinbank waarop je nauwelijks durft te gaan zitten, twee eerbiedwaardige bijenkorven in stro… dat zijn enkele elementen die deze kleine tuin bemeubelen. Toch is hij, op enkele Vlaamse details na, Engels van sfeer. De dakpannen, het kippenhok en de duiventil bijvoorbeeld zijn vertrouwde beelden. De pomp en de arduinen pompbak komen ook niet van ver. En als de deur van het tuinhuisje openstaat, lees je een bericht van een drijfjacht, souvenir van een herfstwandeling in de Ardense bossen. Zelfs het zinkgrijs, dat vroeger gebruikt werd om wit beter te doen uitkomen, was vroeger typisch voor het platteland, gewoon omdat het hout en metaal beter beschermde.

Enkel de pergola met de blauweregen en de ronde tafel met de smeedijzeren poten zijn echt nieuw. Je merkt meteen dat de tuin intelligent werd beplant. Hij is omringd met dichte haagbeuk en andere inheemse planten. De struiken werden eclectisch uitgekozen: Mahonia, Viburnum, Pieris, Skimmia, lavendel, seringen. De bodembedekkers zijn een mengeling van Hedera en Waldsteinia ternata. Klimplanten zijn er ook: Clematis, Polygonum, klimhortensia. En verder: een notelaar, pruimelaars, wijnstokken en aalbessenstruiken.

Zelfs een vijvertje ligt er in dit tuintje van nauwelijks 300 m² groot, het laaft de wilde fauna. Een koppel sierkippen laat een mooie rabarberplant voor wat ze is, zes duiven vliegen voorbij.

Er valt dus heel wat te beleven in dit paradijsje tussen hemel en aarde, in deze daktuin vlak bij de Schelde en het historische deel van Antwerpen. Een lift bracht ons eerst vierhoog, naar de loft van de bewoners, en vanuit de keuken moet je via een trap naar het dak.

Voor de eigenaar aan het avontuur van zijn daktuin begon, was er enkel het terras bovenop een oud pakhuis, zoals er in de havenstad wel meer zijn. Op het dak stond een gebouwtje waarin vroeger het mechanisme van de lastenlift was ondergebracht. Dat werd lichtjes vergroot, uitgebreid met een luifel en voorzien van een mooi pannendak, zodat je de indruk krijgt dat het recht uit een plattelandstuin komt.

Daarna pas kwam het moeilijke werk, namelijk de aanleg van de tuin. De eigenaar is dol op mooie tuinen en Engelse parken. Het viel hem niet moeilijk enkele krachtlijnen op papier te zetten. Maar voor de uitwerking had hij de hulp van een tuinarchitect nodig, niet alleen voor het kiezen van de juiste planten maar ook voor het bepalen van de juiste ondergrond.

Zijn plannen vergden alleszins een dikke laag aarde. Maar hij moest er in de eerste plaats voor zorgen dat er geen vocht in de onderliggende woning kon doordringen en tegelijk dat de grond niet kon uitdrogen, een van de voornaamste nadelen van zo’n kunstmatig milieu. Dus werd er zorgvuldig een waterdichte rubberlaag op het dak gelegd. Als tweede laag kwam er een soort plastic vol minuscule draineerbuisjes. Daarop geëxpandeerd polystyreen, en daar bovenop een laag vilt. De laag aarde is 30 cm dik in het midden en 40 cm aan de rand van het dak, waar de bomen en struiken groeien. Maar eerst moest er nog een laag geëxpandeerde kleikorrels worden aangebracht, die een ongelofelijk absorptievermogen hebben. De teelgrond zelf werd verrijkt met Terra Cottem, een product samengesteld door het team van professor van Cotthem aan de RUG. Het is een mengsel van een twintigtal substanties die zich verbinden met de grond en ervoor zorgen dat sproeiwater, regenwater en voedingsstoffen vastgehouden worden, terwijl die in andere omstandigheden zouden wegvloeien of verdampen.

En toen kwamen eindelijk de planten. Het hoeft niet gezegd dat de laatste fasen van de werken veel bekijks hadden van de buren. Iedereen was verbaasd over de technische middelen die eraan te pas kwamen. Om de containers aarde, zaai- en plantgoed omhoog te hijsen, was een reusachtige kraan nodig.

Geen enkel detail werd aan het toeval overgelaten. De grond rond het vijvertje bijvoorbeeld voelt nat aan, net zoals in moerasland. Daarvoor wordt het water in het vijvertje boven een bepaald peil gehouden om door overflow die (bijna) natuurlijke vochtigheid te creëren.

Intussen is dit tuintje al enkele jaren oud. Alles is gegroeid. De hagen zijn al meer dan twee meter hoog en bieden een noodzakelijk windscherm. Je moet op de toppen van je tenen gaan staan om de buurt nog te zien. Je bemerkt enkel de toren van een naburige kerk, een beetje wezenloos, omdat hij afgesneden lijkt van het kerkschip.

Zo’n tuin boven de daken van de stad is ongelofelijk boeiend. Omwille van de zware inspanningen die de aanleg heeft gekost. Omdat je moet volharden in het koesteren. En omdat stilistisch alles klopt. Elk detail is verzorgd, te beginnen bij de nonchalance van de natuurlijke hoekjes zoals rond het kippenhok en de rode bakstenen terrasmuurtjes.

Elk jaar worden hier pruimen geoogst, en de insecten die tijdens de bloei voor de bestuiving zorgen, zullen zich daar, ver van de geluiden van de stad, niets tekort doen.

Maar het boeiendst van al is de dramatisering van het geheel. Het verschil met een tuin die je binnenkomt nadat je hem al vanaf de straat of door de ramen van het huis hebt gezien, is dat hier niets doet vermoeden wat je te zien zal krijgen. Probeer je eens een wandelingetje op het dak voor te stellen, ’s ochtends bij zonsopgang, of ’s avonds, als de warmte nog in de stad blijft nazinderen. Of een mistige herfstmorgen, met een tapijt van neergedwarrelde bladeren onder je voeten, of de magie van de eerste sneeuw die alle structuren in reliëf zet.

En de duiven, zij kunnen nog dichter bij de hemel zijn…

Tekst en foto’s Jean-Pierre Gabriel

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content