We staan aan de toog van een rokerige bar in Washington. Boven ons flikkert een geluidloze televisie waar niemand naar kijkt. Plots draait de barman de volumeknop open. We horen een bekende stem. We kijken op en zien Clinton die ons vertelt dat het spoedig bommen en raketten zal regenen in Joegoslavië.

Hij spreekt zo lang dat we weten dat het geen speldenprik zal zijn. “Ze gaan er de beuk inzetten”, zegt Tom als de president met een “May God bless America” zijn speech besluit. “Wat een rotzooi”, zucht ik.

De jonge vrouw die naast me zit, vraagt vanwaar we zijn. “En jij?” vraag ik, want ik hoor dat zij ook een accent heeft. “Van Slovenië”. “En wat denk je dat de meeste Slovenen over die bombardementen denken?” “Ze zullen ze toejuichen, net als de meeste andere niet-Servische ex-Joegoslaven.” “En jij?” “Ik niet. Ik denk dat er alleen meer bloedvergieten, meer verwoesting en meer haat van zal komen.”

Vesna Rebernak, zo heet ze, woont al tien jaar in Washington. Ze heeft heimwee naar een Joegoslavië dat niet meer bestaat. “Het was geen slecht land. Ik ging met mijn ouders naar Bosnië op vakantie. Mijn man is van daar. We hadden vrienden uit heel het land. Ik wist meestal niet of het Serviërs, Kroaten of Bosniërs waren, orthodox of katholiek of moslim. We praatten daar zelden over. Natuurlijk had ons land een ingewikkelde, bloedige geschiedenis achter de rug. Maar er heerste een gevoel dat we de haat en verdeeldheid hadden overwonnen. Misschien was ik gehersenspoeld, maar tot tien jaar geleden geloofde ik echt dat de klok nooit meer zou kunnen worden teruggezet. Er waren tekenen aan de wand natuurlijk. Ik herinner me hoe ontgoocheld ik was toen na de dood van Tito beslist werd om het jaarlijks feest van de jeugd in Belgrado af te schaffen. Ik vond het verschrikkelijk plezant om tieners uit heel het land te ontmoeten en samen te dansen en te zingen.”

Volgens Vesna is het de schuld van Milosevic en van andere politici dat het land uiteenviel en de etnische conflicten op gang kwamen. Zij bogen de onrust, veroorzaakt door de zieke economie, om in etnische haat om hun eigen macht te beschermen.

“Ik kan nog altijd niet geloven dat er daar nu zoveel miserie is. Ik kan niet beschrijven hoezeer ik nationalisme haat. Misschien bekijk ik het verleden door een roze bril, maar ik herinner me een gevoel van vrijheid toen ik in Joegoslavië woonde. We apprecieerden elkaar. Ik herinner me hoe we allemaal op zondagavond naar grappige televisiefeuilletons keken met Servische acteurs in de hoofdrollen. De beste Joegoslavische komieken waren allemaal Serviërs. Ze maakten ook de beste films. En zo had iedereen zijn kwaliteiten. De Bosniërs waren de beste muzikanten. De Slovenen waren de beste dichters en de Kosovaren maakten de beste ijsroom. In elke stad in Slovenië vind je wel een bakkerij en een ijsroomsalon dat wordt uitgebaat door Kosovaren. Ik ben opgegroeid in Ptuj. Mijn ouders wonen daar nog altijd. Ze zijn al vele jaren bevriend met de beste bakker van de stad, een man uit Kosovo. Ik heb vooral zoete herinneringen aan Kosovo, zou je kunnen zeggen.

Natuurlijk waren er ook stereotiepe oordelen over de diverse bevolkingsgroepen, maar waar is dat niet het geval? Over ons, Slovenen, werd er gezegd dat we koel, afstandelijk en zakelijk zijn, over de Serviërs en Bosniërs dat ze opvliegend zijn. De Kosovaren waren eigenzinnig. Enzovoort.”

Vesna is architecte. In 1989 kwam ze naar Washington, waar ze een jaar zou blijven. Het was haar bedoeling om dan terug te keren, maar de situatie ging er zo op achteruit dat ze toch bleef. “Ik ben wel contact blijven houden met mensen in heel voormalig Joegoslavië en ex-Joegoslaven die geëmigreerd zijn. Ze hebben allemaal net als ik een intense afkeer van nationalisme. Ik vind het ontzettend belangrijk dat ook hun stem wordt gehoord. Dat is een van de redenen waarom we met een kunstgalerie begonnen zijn, hier vlakbij, aan Du Pont Circle, met als naam CIPA. We tonen werk van kunstenaars uit alle voormalige Joegoslavische republieken. We hebben net het werk van een Macedoniër tentoongesteld. Op dit ogenblik is er een Serviër te zien. Ik zou ook graag grafische kunstenaars van Kosovo vragen. De kunstacademie van Pristina had altijd een uitstekende reputatie op dat vlak. Maar ik hou mijn hart vast. Misschien wordt ze op dit ogenblik verbrand of platgebombardeerd.”

Jacqueline Goossens

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content