Hans Aarsman verzamelde foto’s van etende mensen en bracht ze samen in een boekje om op te eten. Al is het soms ook een beetje vies.

POL MOYAERT

N iet op het schone tafelkleed morsen, het moet nog een week mee. En niet spelen met het eten, het is geen speelgoed, in de oorlog deden ze er een moord voor, zit stil, laat het niet koud worden, moeder heeft er uren voor in de keuken gestaan. Niet smakken, niet met je mond vol praten. En zo ging dat maar door. Moet het verbazen dat kleine Hans geen plezier vond in eten ? Alleen het prakken was nog een beetje leuk : ?Eerst de aardappels, daar de groenten doorheen, het vlees in kleine stukjes snijden en samen met de jus aan de brij toevoegen. Flink door blijven prakken tot er een laag op je bord ligt van drie centimeter dik. Met het mes daar een reepje vanaf halen en op je vork schuiven.” Maar helaas, het smaakt naar niets. Is het vies, is het lekker ? Hansje zou het niet weten.

De schrijvende fotograaf Hans Aarman heeft, ter gelegenheid van het 125-jarig bestaan van de Nederlandse smaakstoffenfabriek Buteressence in Zaandam, zijn vroegste eetherinneringen verzameld in het ontroerend mooie boekje Het engeltje dat op mijn tong pieste. Maar eerst pieste er dus helemaal niets op zijn tong. Eten was een saaie bedoening, een stomme tijdverspilling. Ruimtevaart ja, dat was interessant. Edward White die zich op 5 juni 1965 een kwartier lang aan een kabel buiten de Gemini-IV waagde, dat was sensatie. En bovendien : zocht de Nasa niet naar methoden om het astronautenvoedsel, de zogenaamde astronautenpil, op grote schaal te gaan produceren ? De mensheid zou dan eindelijk verlost zijn van het tijdrovende koken en eten. ?Dat zou nog eens beschaving zijn.”

De mensheid dacht daar anders over. Een krant publiceerde een enquête over de eetpil en wat bleek : de overgrote meerderheid van de ondervraagden gaf te kennen dat ze om te eten aan tafel wilden zitten. Met borden, vorken, messen en dampende schalen. Hansje begreep het niet : was het dan zo lekker wat de mensen op hun bord kregen ? Kennelijk niet, zo concludeerde hij uit een krantenfoto van protesterende militairen die het kazernevoedsel geweigerd hadden en in grote letters op de muur ?VREETSCHUUR” hadden geschilderd. Die foto scheurde hij uit, en dat was het begin van een hoogst merkwaardige verzameling. ?Als je er een beetje oog voor had,” schrijft Aarsman, ?leek bijna alles over eten te gaan.” Hij interpreteerde dat breed : een foto van een circusbeer die een meisje overrompelt en er zijn tanden inzet, mocht mee in de knipselmap, bij het Chinese meisje dat zit te knoeien met haar eetstokjes, bij de arbeidster uit de Duitse zuurkoolfabriek die het zich laat smaken, bij al die andere foto’s van smullende, kokende, oogstende, zuipende, proevende en vieze gezichten trekkende mensen. Soms vertederende, soms wat obscene foto’s en soms ook beide tegelijk.

Het moet niet verbazen dat iemand met zo’n obsessie vroeg of laat bekeerd zou worden tot de fijnproeverij. Maar daar schrijft Aarsman in deze feilloos geformuleerde novelle weinig over. Hij vertelt ons alleen hoe het begon. Hij woont ondertussen op kamers, neemt er een meisje mee naartoe en serveert haar inspiratieloze tjaptjoi van bij de Chinees. ?Zeven dagen later zette ze hem gegrilde lamsbout voor, lofsla met appel erbij en gebakken aardappels. Er kwam een onbekend gevoel in zijn mond, sappig en tintelend tegelijk.”

Hans Aarsman, Het engeltje dat op mijn tong pieste, uitgeverij De Verbeelding, 64 p., 850 fr.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content