Het echte Zuid-Afrika leeft in de Little Karoo, in Addo Elephant Park en in Kwandwe Game Reserve. Tenminste voor wie de gebaande paden wil verlaten en ’s morgens om vijf uur het bed uit kan.

Zuid-Afrika sleept een tragische geschiedenis met zich mee, maar heeft de jongste jaren initiatieven zien groeien die hoop geven voor de toekomst. Initiatieven van natuurbehoud worden gekoppeld aan een nieuwe vorm van zingeving voor de bevolking. De plaatsen waar dat gebeurt liggen niet binnen handbereik, maar de nieuwsgierige reiziger weet ze wel te vinden. Ook in de Kaapprovincies. Als hij tenminste bereid is de gebaande paden te verlaten.

Het ideale transportmiddel om het hart van de beide provincies te ontdekken is een 4×4. Daarom kropen we in Kaapstad achter het stuur van een Land Rover Discovery 4, die het beste van twee werelden verenigt : ruim comfort en de mogelijkheid om op vier rijprogramma’s terug te vallen, waardoor ook de meest kritieke situaties op een ontspannen manier overwonnen kunnen worden.

Wie in Lainsburg de N1 verlaat, en naar het zuiden rijdt, duikt abrupt in het desolate en redelijk ongeschonden landschap van de Little Karoo. Een landschap met dorre struiken en grassen, verlaten boerderijen en bijwijlen een onrustwekkende stilte. Uren later bereikt de doorzetter de Indische Oceaan, vervolgt zijn weg langs de indrukwekkende stranden van Plettenburg en moet dan noordwaarts in East Somerset de bush in. Pas na een laatste off road parcours van negentien kilometer door een licht heuvelend landschap bereikt de vermoeide reiziger uiteindelijk het Addo Elephant Park. Daar wacht een andere tijd, met andere gewoonten en een eigen ritme. Een ritme dat al meer dan 250.000 jaar met de menselijke aanwezigheid is verbonden en wel om de meest voor de hand liggende reden : de aanwezigheid van gorah of natuurlijk water.

Water dat ook de Khoikhoi, of Hottentotten, hierheen lokte. Ze waren goede spoorzoekers en gedreven jagers die elanden, hartenbeesten en struisvogels naar de putten dreven die ze eerder gegraven hadden, en waar ze het wild met hun giftige speren afmaakten. Ze geloofden dat water het meest zuivere geschenk van de natuur was en gebruikten het enkel om te drinken, nooit om zich erin te wassen.

Eeuwen later verschenen de blanke settlers uit Holland of Engeland ten tonele, die raakten snel in conflict met de Xhosa die zich in het gebied gevestigd hadden. Dat leidde tot ettelijke, bloedige veldslagen tot de inlanders het in oktober 1856 opgaven. De Xhosa riepen hun voorvaderen om hulp, vernielden alles wat ze hadden en wachtten op de Grote Nieuwe Dag die hun chiefs hadden aangekondigd. Die dag kwam nooit, de meesten kwamen om van honger en ellende.

Een handvol kon aan de slag op de boerderij waar Johannes Adrianus Vermaak merinoschapen kweekte. Maar het was zijn schoondochter Catherina Hester en haar tweede man Henry Ernest Attrill die de legende van de plek hebben ingekleurd.

NIEUW LEVEN VOOR EEN OUDE FARM

De boerderij maakt sinds 1994 deel ging uit van het Addo Elephant Park, dat in 1931 werd opgericht en waar tegenwoordig meer dan 450 olifanten thuis zijn, naast 48 bedreigde neushoorns en de immer nijvere mestkevers. Het park is het enige ter wereld waar de big seven (behalve de olifant, neushoorn, leeuw, luipaard, buffel ook de walvis en grote witte haai) in hun natuurlijke habitat leven. De boerderij van de nakomelingen van Johannes Adriaan Vermaak ontvangt sinds eind december 2000 ook gasten. Dat kon nadat the old farmhouse een lichte restauratie had ondergaan en er een vleugel werd aangebouwd. Wie er voor het eerst langskomt, voelt er zich meteen thuis onder de overdekte gaanderij, met zijn twee zithoeken, die uitzicht biedt op de schaduwrijke boleroboom. Achter de boom bevindt zich de waterhole en verderop liggen zachte heuvels, bebost met struiken en kleine bomen. Door de ouderwetse verrekijker volgen we grazende wilde dieren.

De goedlachse Mavis brengt koffie en sinaasappelsap en meldt dat we over tien minuten aan tafel kunnen. Het huis is koel, voorzien van antiek meubilair, met oude prenten van olifanten en neushoorns aan de muur en het portret van meneer Attrell, die in 1900 door een olifant verpletterd werd toen hij probeerde haar jong naar de farm te brengen.

Terwijl we onder de galerij aan tafel schuiven voor een romige spinaziesoep ontrolt zich onverwacht een filmtafereel. Eerst stapt een slome olifant in het beeld, dan nog drie en uiteindelijk een tiental volgers. Ze stappen met een rustige pas, zacht wiegend tot bij de waterplas om er te drinken, zich te verfrissen of zichzelf met modder te overgooien. De soep wordt koud, want geen van de bezoekers kan de ogen afwenden van dit vertederende familiebeeld met de jonge, speelse olifantjes.

Ross Buchanan studeerde psychologie, maar kwam uiteindelijk in de horeca terecht. Hij werkte voor hotels in grote steden maar voelde zich er nooit echt thuis. Dat thuisgevoel kwam er pas toen hij in Botswana aan de slag kon en er ruimte en rust vond. ?We hebben alles te danken aan Hunter Sr.”, zegt de general manager. ?Toen hij op een dag de vervallen boerderij ontdekte, wist hij dat hij de locatie van zijn dromen gevonden had. Hij vocht voor een concessie om er gasten te ontvangen, bouwde een stuk aan in dezelfde stijl en voegde er negen tenten aan toe.”

OOG IN OOG MET PAUL

Nu is ’tent’ een wat banale omschrijving voor het onderkomen waar we de nacht zullen doorbrengen. Eigenlijk gaat het om een huis waarvan de wanden uit canvas bestaan, en waaraan later een strooien dak werd toegevoegd. Het geheel is ruim en eigentijds, terwijl het toch ook een vleugje koloniale sfeer uitstraalt. De spaarzame elektriciteit die nodig is voor de bedlampjes, wordt via zonne-energie geoogst en daarnaast zijn er enkele olielampen. In de namiddag trek ik met François op om wild te gaan spotten. We ontmoeten onderweg snel rennende platvarks, elegante koedoes, sierlijk lopende zebra’s en dreigend uitziende buffels met hun onvoorspelbare karakter. De meeste olifanten dragen een eigen naam en als we later op de dag oog in oog staan met Paul, die vanuit het Krugerpark werd geïmporteerd, wordt het menens. Hij staat letterlijk in de weg : hij bevindt zich op de track en laat met flapperende oren weten dat we op zijn terrein zijn. François kent zijn plaats, zet de motor af en wacht tot Paul weer verdwijnt.

Het diner wordt in koloniale sfeer bij kaarslicht opgediend, daarna gaat een ranger mee tot aan de tent, waar we een paar uur later gewekt worden voor de eerste game drive.

MENS EN DIER

Omdat we in dit fraaie geheel een beetje de mens hebben gemist, zetten we noordwaarts koers naar het Kwandwe Game Reserve, een louter privé-initiatief dat dankzij het enthousiasme en het doorzettingsvermogen van vier natuurliefhebbers kon worden opgestart. Het zeer uitgestrekte park ligt aan de oevers van de Great Fish River. Ook hier stonden nieuwbakken settlers en de Xhosa elkaar tientallen jaren naar het leven. De blanken hadden het laatste woord en zetten er een aantal struisvogelfarms op, maar rooskleurig werd het plaatje nooit. Goed tien jaar geleden ontmoetten de Amerikaan Carl de Santis en Erika Stewart in Botswana ene Angus Sholto-Douglas, een Zuid-Afrikaan met een boon voor natuurbehoud en authenticiteit.

Op de veranda van Heatherton Towers, een versterkte hoeve uit 1902, schuiven we aan tafel met Angus Sholto-Douglas die met zijn vrouw Tracy het park runt. ?De Amerikanen wilden zich inzetten voor het restaureren van het oorspronkelijke landschap, en deze streek leek de gedroomde achtergrond voor een project dat inmiddels 22.000 hectare natuurgebied omvat. Ze droomden van een project met humane impact. De lokale farmers hadden gedurende generaties geprobeerd er te overleven en zagen hun werk niet graag tenietgedaan, maar hadden uiteindelijk wel oren naar de aanpak.”

?Zo’n project valt niet in één generatie te realiseren, maar de Sanctis wilde vooral dat er van in het begin ruimte zou zijn voor de oorspronkelijke bewoners. Hij wilde een echte toekomst voor de mensen die op de farms hadden gewerkt. Dieren bijeendrijven in een gebied, dat vervolgens omheinen, terwijl de mensen er geweerd werden, vond de Sanctis echt wel old school.

Tegenwoordig leven zo’n zevenduizend dieren in het park, waaronder twee kuddes olifanten. Tegelijk werden twee dorpsprojecten uitgebouwd waar de lokale bevolking opnieuw in harmonie met de omgeving moest kunnen evolueren. Tien jaar na de start zijn ook bezoekers welkom, die in vijf lodges terechtkunnen. Een ervan is de Uplands Homestead, uit 1903, de oudste farm van de regio, die in zijn geheel kan worden afgehuurd, compleet met butler en personeel. De Engelse prins Edward is er kind aan huis. Zelf logeren we in de Great Fish River Lodge, de grootste van de vijf, die recentelijk werd opgetrokken en uitkijkt over de rivier. Een loopbrug, gebouwd met gerecupereerd hout van de oude omheiningen, verbindt de verschillende suites die elk over een terras met een klein privézwembad beschikken. Van op het terras van het open restaurant kijken we naar drinkende koedoes, Kaapse otters en overvliegende visarenden.

’s Morgens om vijf uur worden we door Doc gewekt, na de koffie rijdt hij ons in zijn open 4×4 door de nevels van het landschap. Zijn maat heeft plaatsgenomen op het zitje bovenop het linkerspatbord om naar sporen te zoeken. Moderne technologie en radioverbindingen zorgen ervoor dat we in geen tijd in de buurt van een rustende leeuw parkeren die na een nachtelijke jacht nog wat op adem komt. Zijn onrustwekkend gebrul draagt kilometers ver en gaat door merg en been.

We rijden gedurende uren door het landschap, snuiven de ochtendfriste op en brengen daarna een bezoek aan een van de dorpsschooltjes, gebouwd met de hulp van de Angus Gillis Foundation. Daar worden de kinderen opgevangen door jonge, zwarte leraressen, terwijl de ouders in de lodges werken. De sfeer is er ontspannen en creatief. De kinderen kladderen erop los in de tekenklas, terwijl jonge zwarte vrouwen in een ander lokaal poppen en speelgoed in elkaar knutselen. Aan de muur hangen kleurrijke prenten over gezonde voeding.

Toch is niet alles even rooskleurig in dit herwonnen ecologisch paradijs. Het park wordt geregeld bezocht door smokkelaars die vanuit hun helikopters verdovende pijlen op de neushoorns richten, die vervolgens door een handlanger op de grond van hun hoorn worden ontdaan. In enkele minuten tijd wordt de lugubere schat vervolgens door de vliegende smokkelaars opgehaald. ?Op de zwarte markt wordt tot 60.000 dollar geboden voor één kilogram neushoorn”, weet Graeme, wiens ogen volschieten als hij vertelt hoe hij geregeld geconfronteerd wordt met de gevolgen van deze moderne plaag. ?Het blijft een voortdurende strijd met de niets ontziende smokkelaars, die er niet voor terugschrikken om in hun haast een neushoorn op afgrijselijke wijze toe te takelen.”

DOOR PIERRE DARGE & FOTO’S PPI

Op het terras kijken we naar koedoes, Kaapse otters en visarenden

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content