Nu blijkt dat zelfs Angela Merkel zich niet meer kan verschuilen voor de Amerikaanse inlichtingendiensten, woedt het privacydebat opnieuw in alle hevigheid. We blijken gevangen te zitten in een virtuele wereld die steeds meer controle krijgt over onze persoonlijke gegevens.
In zijn roman 1984 beschrijft George Orwell een onmenselijke, dictatoriale eenpartijstaat die in alle opzichten beheerst wordt door de alom aanwezige leider van Big Brother. Iedere bewoner van het land wordt continu in de gaten gehouden door camera’s, tot in hun huis. Dat Orwell in 1948 de rol van Big brother is watching you eerder toeschreef aan Stalin dan aan Mark Zuckerberg van Facebook kan hem vergeven worden gezien de historische context.
“Pour vivre heureux, vivons cachés, zegt een Frans spreekwoord. Facebook vertelt ons net het omgekeerde : we zullen gelukkiger zijn als we meer dingen in het openbaar doen. Zelfs als we vaardig omgaan met de privacyinstellingen van Facebook”, schrijft journalist Dominique Deckmyn in het pas verschenen boek Hier vloekt men niet. Facebook ziet alles. Dat diezelfde privacyinstellingen om de haverklap worden gewijzigd zou volgens kenners een bewuste strategie zijn opdat uiteindelijke alleen nog digital wizzards voldoende geletterd zijn om hun privacy te beschermen. Maar volgens Deckmyn gaat het om veel meer dan dat. “Elke foto van ons gezicht die op het internet te vinden is en waar onze naam bij staat, kan morgen worden gebruikt om ons te herkennen op straat. De technologie daarvoor bestaat, het is maar afwachten tot iemand ze inbouwt in, bijvoorbeeld, zo’n Google Glass-bril. Handig, nietwaar ? Een restauranthouder of een fondsenwerver zal u meteen uit de voorbijgangers kunnen pikken als iemand die houdt van Mexicaans eten of van Amnesty International.”
SPIONAGE EN TARGETTING
De uitspraak van Deckmyn roept visioenen op à la Blade Runner, maar feit is dat onze digitale traceerbaarheid vandaag al onomkeerbaar is, aangezien onze sporen op het web onuitwisbaar zijn. Als consumenten genieten we van gratis diensten op het internet en in ruil betalen we met gegevens over onszelf die daarna door een website of sociaal netwerk worden verkocht aan adverteerders. Op die manier kunnen marketeers hun budgetten beter beheren en gerichte acties ondernemen, wat in vakjargon ook wel eens targetting wordt genoemd. De term mag dan militaristisch in de oren klinken, e-commercanten argumenteren dat wij er als consument alleen maar voordeel bij hebben. Want binnen afzienbare tijd zullen we bevrijd zijn van irrelevante reclameboodschappen. Vegetariërs zullen op straat niet langer worden aangesproken door sandwichmannen van McDonald’s. En kortingsbonnen voor de nieuwste gin zullen tijdens popconcerten niet meer worden uitgedeeld aan AA-leden. In de veronderstelling natuurlijk dat betrokken fabrikant een deontologische code respecteert, maar dat is weer een ander verhaal.
Digitale optimisten zien in gezichtsherkenning en Google Glass bovendien een uniek middel om mensen met geheugenstoornissen gênante momenten te besparen tijdens network-recepties. Maar als we Google moeten geloven zal het nooit zover komen. Eerder dit jaar beloofde de internetreus op vraag van het Amerikaanse congres dat het nooit face recognition apps zou toelaten, om schending van privacy te vermijden. Wat volgens experts nog geen garantie biedt : er kan een kat-en-muisspel ontstaan tussen de providers van apps en Google. Bovendien rijst bij critici de vraag met welk recht het Amerikaans congres nog eisen stelt, nu blijkt dat de NSA (National Security Agency) de telefoontjes van onder meer Angela Merkel onderschept.
De berichtgeving over dat trans-Atlantisch incident heeft het debat over privacy aangewakkerd, al is het volgens politieke kenners een storm in een glas water. Zo verklaarde eurocommissaris Neelie Kroes in De Morgen dat afluisterpraktijken van alle tijden zijn en dat Angela naar alle waarschijnlijkheid in een moment van onoplettendheid de foute gsm uit haar handtas heeft gegrist. Kroes spreekt uit ervaring, want toen zij tot de Nederlandse regering toetrad (eind jaren zeventig), was het eerste wat ze te horen kreeg : “Gebruik voor gevoelige informatie nooit je telefoon.” De Europeanen blijken trouwens niet wakker te liggen van Merkels incident an sich, we zullen toch nooit weten of de Amerikanen staatsgeheimen dan wel familieberichten hebben onderschept.
Wat wel zorgen baart, is het feit dat de NSA gebruikmaakt van Prism, een gestroomlijnd computersysteem dat informatie krijgt van negen grote Amerikaanse technologiebedrijven, waaronder Facebook. In dat systeem zijn voorzorgsmaatregelen ingebouwd, waardoor de gegevens van gewone Amerikaanse burgers uit de databases van de NSA gefilterd worden, maar die regel geldt niet voor buitenlanders. Concreet betekent dit dat onze gegevens in de cloud van Amerikaanse bedrijven – zoals Apple – wél door de NSA worden gescreend. Kroes benadrukt dan ook dat het hoog tijd is dat Europa zijn eigen datatechnologie ontwikkelt, maar doet tegelijkertijd een oproep aan de burger. “Veel mensen vertrouwen allerlei gegevens en foto’s toe aan Facebook en Twitter en tegelijk vragen ze ook de overheid om hun privacy te beschermen. Bescherming begint bij jezelf.”
VIRTUEEL EXHIBITIONISME
Kroes heeft natuurlijk een punt, maar hoe komt het dat we zonder gene elk facet van ons leven op sociale netwerksites gooien ? Volgens Robert Thompson, professor aan de Syracuse University in New York, werd de kiem voor ons hedendaags virtueel exhibitionisme in de jaren tachtig gelegd. Toen Oprah Winfrey met haar talkshow taboes doorbrak. Zo getuigde Michael Jackson, na veertien jaar stilzwijgen in de pers, openhartig over zijn agressieve vader en de trauma’s van een ongelukkige kindertijd. De openbaringen van Jackson katapulteerden de show naar ongekende kijkcijfers. De fauteuil van Oprah groeide uit tot de publieke biechtstoel voor bekende sterren en illustere onbekenden. Oprah zelf getuigde trouwens zonder restricties voor de camera over het seksueel misbruik en de armoede waarin ze opgroeide, haar mislukte relaties en de innerlijke demonen waartegen ze vocht. Zo maakte ze de weg vrij voor een rist onbenullige would-be’s die hun privéleven te grabbel gooiden om roem te oogsten. Realityshows Big Brother en The Bachelor werden wereldwijd een instantsucces.
Vandaag twitteren sterren erop los om een illusie van bereikbaarheid te creëren bij hun fans. En laat in onze cultuur nu net bekendheid de graadmeter zijn van succes. Idealiseerden we halverwege vorige eeuw nog staatsmannen en militaire helden om hun moed en doorzettingsvermogen, dan hanteren we nu roem als aspiratiebron. Zoals de Amerikaanse geschiedkundige Daniel Boorstin ooit zo treffend formuleerde : “De held creëert zichzelf terwijl de ster gecreëerd wordt door de media.” Al dient zijn boutade toch geüpdatet te worden sinds de opkomst van de sociale media. Met ‘de media’ verwees Boorstin naar het verzamelde journaille, Facebook heeft een machtsverschuiving veroorzaakt : ‘gewone’ mensen kunnen door de likes van andere ‘gewone’ mensen in één dag tijd uitgroeien tot publieke helden.
HET LAND FACEBOOK
Het emanciperende potentieel van sociale netwerksites is tijdens de Arabische lente en de revolutie in Iran vaak in de verf gezet. Maar zoals Mathias Vermeulen schrijft in zijn bijdrage aan Hier vloekt men niet is er ook een keerzijde aan de medaille. “Facebook heeft meer dan 1,11 miljard gebruikers die meer dan één keer per maand actief zijn op de website. Als Facebook een land was, dan zouden alleen China en India meer inwoners hebben. Verder heeft de website wel wat weg van een staat : ze heeft bijvoorbeeld een soort grondwet (de ‘gebruikersovereenkomst’) en haar eigen politie die in het oog houdt wat er allemaal op de website gebeurt. Maar Facebook is natuurlijk geen écht land, want dan zou men die politie kunnen controleren en echt inspraak hebben in het (privacy)beleid van de website. Als de overheid bijvoorbeeld beperkingen oplegt op het recht op vrije meningsuiting, dan kan die beslissing aangevochten worden voor de rechtbank. Zo werkt het niet op Facebook, dat in veel gevallen tegelijk politieman en rechter is, en dat kan nooit gezond zijn.”
Bovendien verplicht Facebook de gebruikers om bij registratie hun identiteit prijs te geven. De verhalen uit Iran – waar opposanten massaal van hun bed werd gelicht door de veiligheidsdienst om vervolgens vervolgd en gemarteld te worden – bewijzen dat meningen ventileren op Facebook ernstige gevolgen kan hebben.
Voor westerlingen lijkt de dictatuur een ver-van-mijn-bedshow. In een opiniestuk op het journalistiek platform De Correspondent halen Rob Wijnberg en Maurits Martijn ons valse gevoel onderuit dat zegt ‘ik heb niets te verbergen’ : “De foto van jou, dronken op een vrijgezellenfeest met een stripper op schoot, is niet ‘fout’ – tot je imagogevoelige baas er lucht van krijgt. Dat je homoseksueel bent, is hier nauwelijks iets om je druk om te maken – tot je bij de douane in Rusland uit de rij wordt geplukt. Samenvattend : je weet nooit zeker of je iets ‘fout’ doet en derhalve iets te verbergen hebt. Bovendien is onze moraal, en dus wat we als fout, illegaal of strafbaar beschouwen, niet statisch. Ze verandert door de tijd heen.”
Opnieuw wordt Orwells schrikbeeld uit 1984 plots reëel. Want wat als een dictatoriale staat plots toegang krijgt tot al onze persoonlijke gegevens ? Of als Facebook de macht overneemt en zijn security team ons ook offline de les komt spellen ? Moeten digitale nitwits dit voorkomen door de krachten te bundelen en samen oppositie te voeren ? Wat ons bij de vraag brengt of het emanciperend potentieel van Facebook ook tégen Zuckerberg en de zijnen kan werken ? Wanneer we bijvoorbeeld massaal dreigen offline te gaan als onze privacy niet wordt gerespecteerd.
Volgens Deckmyn is het technisch mogelijk dat de informatie van ons profiel versleuteld wordt : enkel zichtbaar voor onze friends, en niet langer voor Facebook zelf. Aangezien we daardoor onze persoonlijke gegevens niet meer als pasmunt zouden gebruiken, ligt het in de lijn der verwachting dat we voor die optie moeten betalen. Met het oog op de meer dan één miljard Facebookgebruikers schat Deckmyn de jaarlijkse bijdrage op iets meer dan 4 euro per jaar. Een luttele kost voor onze privacy en meteen zijn we dan verlost van die lastige reclameboodschappen. Maar aangezien Facebook een beursgenoteerd bedrijf is, zal het initiatief van de gebruikers zelf moeten komen. Zolang dat niet gebeurt, stemmen we stilzwijgend in met de gebruikersvoorwaarden die Facebook hanteert (en die haast niemand begrijpt).
ONLINE/OFFLINE
De kans op een digitale revolutie, waarin we collectief Facebook de rug toekeren, is verwaarloosbaar. Eén dag zonder smartphone en we voelen ons afgesneden van de wereld, naakt en onbenullig. Terwijl het Europees parlement debatteert over een strengere tabakswetgeving, groeit het aantal heavy users van sociale media exponentieel zonder dat er ook maar een haan kraait. Net zoals de verstokte roker zijn eerste sigaret opsteekt bij de koffie, scant de digital addict het internet nog voor hij zijn bed uitspringt. Niet dat de gezondheidsrisico’s vergelijkbaar zijn, maar de mate van afhankelijkheid is dat wel.
In tien jaar tijd heeft web 2.0 zich genesteld in onze dagelijkse routine en manier van leven. En mochten we dan toch op een bepaald punt volledig offline willen gaan, dan moet het ook nog willen lukken. Zo bleek al in 2009 toen enkele Nederlandse studenten Web 2.0 Suicide Machine ontwikkelden. Hun doel om mensen de mogelijkheid te geven met enkele muisklikken digitale zelfmoord te plegen, werd al snel gesaboteerd door Facebook. Het IP-adres van de dienst werd geblokkeerd waardoor Suicide Machine voorlopig enkel nog toepasbaar is op Twitter, Linkedin en Myspace. Hun doel mag nobel zijn en de slogan op hun website inspirerend (feel free like a real bird again and untwitter yourself) inspirerend, gegevens blijven wél in de cache van Google zitten. Alle sporen echt uitwissen kan Suicide Machine tot nader order nog niet. Bovendien omringen we ons steeds meer met intelligente toestellen, domotica en virtuele assistenten als Siri, waardoor de grens tussen online en offline in ons alledaagse leven almaar vager wordt. Neelie Kroes heeft gelijk als ze zegt dat de bescherming bij onszelf begint. We moeten de censor worden van onze virtuele identiteit.
Het verleden van ons afschudden door in een andere stad of zelfs ander continent een nieuw leven te beginnen, lijkt steeds moeilijker. Men kan zich afvragen of de uitdrukking ‘vrij als een vogel’ enkel nog offline geldt. Gelukkig is de mens inventief en kan hij aan de slag met deze paradox : op het web 2.0 heeft hij een wereldwijd platform om op te komen voor zijn privacy. Share en like, dat is de boodschap.
DOOR PASCALE BAELDEN & ILLUSTRATIE KORNEEL DETAILLEUR
Eurocommisaris Neelie Kroes : “Veel mensen delen alles op Facebook en Twitter, maar tegelijk willen ze dat de overheid hun privacy beschermt”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier