Het kan vervullen. Ook verwoesten. Het kan bergen verzetten. Net zo verlammen. Het kan de blik verruimen. Evengoed verblinden. Maar zeker is wel : verlangen, dat is onrust. Nobele onrust, als je het goed doet. Verzengende rusteloosheid, in geval van tunnelzicht. Over verlangen, en de kunst ervan.

Het is iets vreemds met dat verlangen. Zonder, is de mens de mens niet. Met, is de mens nooit volmaakt. Of heeft hij dat gevoel toch. Verlangen is, dat staat vast, een krachtig ding. Het nestelt zich zelfverzekerd ergens vanbinnen, begint te poken, stookt onrust. De ene dag is het nog dat sympathieke duwtje in de rug. Voor je het weet, wordt het een verwoestende hunker.

Voor het boeddhisme is het alvast duidelijk : verlangen is de oorzaak van het lijden. Wie verlangt, kƔn niet gelukkig zijn. Wie verlangt, is blind voor zijn zegeningen. Wie verlangt, raakt zichzelf kwijt. Weinig dubbelzinnigs aan, vindt Boeddha. Dus : de kop indrukken, dat verlangen. In de kiem smoren. Straal negeren. Of beter nog : meteen geloven dat het niet bestaat. Genieten van vandaag, niet hunkeren naar morgen.

Bewuster leven in het hier en nu, het is een mantra die we ook kennen van dĆ© meditatievorm van het moment : mindfulness. Is verlangen dus ook daar een hoofdzonde ? “Toch niet”, zegt arts en mindfulnessautoriteit David Dewulf. “Ik weet dat sommige ‘mindfulnessspecialisten’ dat verkondigen – mindfulness wortelt nu eenmaal in de boeddhistische leer. Maar dat klopt niet helemaal. Verlangen afzweren, dat is het kind met het badwater weggooien. Het is ook niet realistisch om dat te proberen : verlangen is intrinsiek menselijk. Trouwens : niet willen verlangen, is ook een verlangen. Maar wat meer is : verlangen geeft kleur aan het leven. Niets meer verlangen kan tot een soort van apathie leiden. Een verdoofdheid, waardoor je niet meer ten volle van het leven geniet. Of durft te genieten.”

Nee, met verlangen is niets verkeerd, benadrukt Dewulf. “Zolang je je niet te veel, of toch niet alleen, richt op wĆ”t je verlangt. ‘Als ik dat huis heb, dan zal ik gelukkig zijn.’ Zo’n verlangen kan uiteraard alleen maar frustrerend werken. Zolang je dat huis niet hebt, definieer je jezelf ongelukkig. En zodra je het hebt, voel je toch zelden het geluk zoals je het je voorgesteld had. En verlang je alweer snel naar iets nieuws. Alleen maar frustratie dus. Het komt eropaan te genieten van het verlangen zelf. Genieten van de kracht die het geeft. Verlangen als proces, is heilzaam. Het geeft richting aan je leven. Verlangen als louter – en schijnbaar – eindpunt, is dat niet. Het is niet evident om het onderscheid te zien. Maar wel fundamenteel.”

De nobele onrust

Niet evident, inderdaad. Misschien zijn we het verlangen wel verleerd. Het echte verlangen krijgt in deze instanttijden nu eenmaal ook nog weinig ademruimte. Zowat alles is in Ć©Ć©n muisklik te bereiken. Operaties geven ons in Ć©Ć©n moeite het gedroomde lijf. Op ons dertigste willen we al een topjob. En als kind ben je zo vaak koning dat je wens eerder vandaag dan morgen wet is. Misschien loopt het daar wel al fout : worden we niet meer geleerd te wachten, en dus te verlangen. Verlangen is droogweg willen geworden. Dagen aftellen, centjes sparen, het is zelden nog het kinderleven zoals het is. Of zoals een jeugdherinnering van Adamo de veranderde tijden illustreert : “Mijn vader heeft me geduld geleerd. Als ik goede resultaten haalde op mijn rapport, kreeg ik geen hele fiets, maar een onderdeel ervan. Eerste van de klas zijn met Kerstmis leverde het stuur op, eerste met Pasen de wielen en in juni volgde de rest.” Een schooljaar lang verlangen, wat een marathon.

Maar goed, een halve eeuw geleden kregen we het dan misschien nog vaker met de paplepel binnen. Verlangen blijft een leven lang een evenwichtsoefening. Tussen popelen en verzuren. Tussen degusteren en schrokken. Tussen gedrevenheid en rusteloosheid, al lopen die twee uiteraard heel vaak hand in hand. Nooit helemaal tevreden zijn met de koers die we varen : het is nu eenmaal eigen aan de mens. Het is de tragiek van die grasgroene overkant. Tragisch, maar net zo onmisbaar. De Amerikaanse historicus Darren McMahon benadrukt het. In het boek Geluk beschrijft hij de evolutie van het geluksconcept en zoekt hij de oorsprong van onze huidige koortsachtige zoektocht naar het Grote Geluk.

Waarom de mens zo moeilijk blij kan zijn met wat hij heeft ? “Dat is dĆ© hamvraag, natuurlijk. Ergens denk ik dat het net die eigenschap is die van de mens zo’n krachtig wezen maakt. Net omdĆ”t we nooit volledig verzadigd zijn en meer willen, heeft de mensheid zich al zover kunnen ontwikkelen. Daarom blijven we verbeteren, verfijnen, nieuwe dingen uitvinden. Kijk naar kinderen. Ze krijgen een speeltje voor hun verjaardag, spelen er enkele dagen mee en concentreren zich dan op iets anders. Ze hoppen van de ene ontdekking naar de andere, en zo gaan ze ook vooruit. Volgens mij is dat een perfecte weerspiegeling van de ontwikkeling van de menselijke soort. Vandaag de dag hebben we meer dan ooit, en toch willen we nog meer. Het lijkt tragisch, maar het is ook onze kracht. De Franse wijsgeer Benjamin Constant sprak in dat verband van de ‘nobele onrust’. De onrust die ons dwingt om grenzen te blijven verleggen.”

Creatieve stuiptrekkingen

Jazeker, verlangen kan mooi en krachtig zijn. Hoe geweldig, bijvoorbeeld, is het verlangen dat verliefdheid heet ? Weinig wat een mens zo boven zich uit tilt, de zintuigen zo scherp stelt. Het is verlangen in zijn meest pure vorm, haast. Want verlangen heeft nogal wat uiteenlopende gedaanten. Een andere krachtige en universele gedaante is heimwee. Of, daarmee verwant : nostalgie. Minder euforisch wel, deze. Eerder bitterzoet. Verlangen naar vervlogen tijden, vervlogen liefdes, naar een thuis die onbereikbaar is. Bitter, dat zeker. Maar ook zoet. Want datzelfde verlangen produceert tenslotte ook de herinneringen die het hart verwarmen.

Verlangen schuurt en brandt pas echt als het geen antwoord krijgt en weet dat het dat nooit zƔl krijgen. Liefdesverdriet, geen mensenleven dat er vrij van blijft. Weinig wereldschokkends, dan ook. Maar wat een pijn doet het : verlangen naar iemand die niet naar jou verlangt. En makkelijk is anders, maar dat verlangen moet in dat geval zo snel mogelijk de mond worden gesnoerd. Want een geknakt verlangen haalt niet zelden verwoestend uit. Al kan een gebroken hart ook best wel productief zijn. De stuiptrekkingen van een uitgehongerd verlangen zijn, in het beste geval toch, al eens creatieve schatten. Zonder smachtend hart had Jacques Brel nooit Ne me quitte pas gehuild. Of had Elvis Costello nooit I want you geraspt.

Met rouw is het trouwens net zo. Geen verlangen dat meer ondermijnt dan dat naar de nabijheid van een verloren dierbare. Wat een gevecht om dƔt koppige verlangen tot een berustend verdriet te laten indutten. Maar ook van een rouwend hart kan de kracht indrukwekkend zijn.

Jazeker, verlangen is een delicaat ding. Maar hoe dan ook te koesteren, zo lijkt het. Het is een waarheid als een koe en iedereen heeft al aan den lijve ondervonden : kijk je tƩ hard naar iets uit, dan kan dat alleen maar ontgoochelen. Wat bewijst dat anders dan dat verlangen altijd veel leuker is dan het verkregen eindpunt ? Verlangen is fantaseren, en aan fantasie zijn geen grenzen. Een ongelijke strijd is het dus tussen verlangen en het onderwerp van dat verlangen. Misschien moeten we het spel dan ook niet te hard willen spelen. Misschien moeten we ervoor waken verlangen altijd voldoende speelruimte te geven. En hoe kunnen we dat beter dan door het paradijs een beetje onaf te laten ?

DOOR GUINEVERE CLAEYS – FOTO LIEVE BLANCQUAERT

“Mijn vader heeft me geduld geleerd. Eerste van de klas zijn met Kerstmis leverde het stuur op, eerste met Pasen de wielen en in juni volgde de rest van de fiets.” (Adamo)

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content