Vandaag is het tien jaar geleden dat er rassenrellen uitbraken in Los Angeles. Ik was toen in België. Ik kon enkel naar het tv-journaal kijken en hopen dat de vlammen niet zouden overslaan naar New York. Ik zal me altijd de omhelzing herinneren van een zwarte buurvrouw toen ik enkele dagen later thuiskwam. “We hebben de dingen hier godzijdank rustig kunnen houden”, zei de moeder van drie grote zonen. “Welkom thuis.”

Zij was oud genoeg om zich de chaos en angst van de jaren zestig te herinneren, toen hele wijken in grote en kleine steden uit frustratie werden platgebrand. Ik had er genoeg over gehoord om te weten dat bedrieglijk rustige wijken als de onze in een oogwenk kunnen veranderen in hellegaten, waar buren die elkaar ’s morgens nog groetten, elkaar ’s avonds aanvallen met baseballknuppels en geweren.

De onderliggende oorzaken zijn altijd dezelfde: armoede en racisme. Alleen de vonken die de vlammen doen oplaaien, verschillen. Op 29 april 1992 was de vonk de vrijspraak, door een overwegend blanke jury, van vier blanke politieagenten die de zwarte chauffeur Rodney King in elkaar hadden geslagen. Over de feiten bestond geen twijfel: ze waren gefilmd door een loodgieter die net zijn nieuwe videocamera uitprobeerde. Vier dagen lang was Los Angeles in een nachtmerrie gedompeld. Woedende menigten legden hele wijken in de as. Gewapende winkeliers schoten van op hun daken naar plunderaars. De blanke Reginald Denny werd door een groep jonge zwarten uit zijn vrachtwagen gesleurd en in elkaar geslagen met bakstenen en een brandblusapparaat. Ook dit incident werd gefilmd, dit keer vanuit een televisiehelikopter. Denny’s leven werd gered door enkele zwarten die het eigen leven riskeerden door hem ijlings naar een hospitaal te voeren. Toen de rook was opgetrokken, waren er 55 mensen dood en meer dan tweeduizend gewond. De schade werd op een miljard dollar geschat.

Is er in de laatste tien jaar iets veranderd in Los Angeles? Ja en nee. Toen was de LAPD (politie) 60 procent blank, nu nog slechts 45 procent. Maar haar reputatie is niet verbeterd. Het ene corruptieschandaal volgde er op het andere. De antigangbrigade verkocht drugs, vervalste bewijzen en schoot op ongewapende verdachten. De gewelddadige misdaad stijgt opnieuw en het aantal arrestaties daalt. De politie kampt met personeelstekort en demoralisatie. Burgemeester James Hahn besloot onlangs om politiecommissaris Bernard Parks aan de dijk te zetten. “Het is omdat ik zwart ben”, zei Parks. “Niet waar”, zei Hahn. Enfin, het klassieke duet.

South Central, de wijk waar de rellen woedden, likt nog steeds haar wonden. Natuurlijk is een en ander verbeterd. De spanningen tussen de Koreaanse winkeliers en de zwarten zijn verminderd, deels omdat de Koreanen nu meer zwarten tewerkstellen. Maar er zijn ook nieuwe spanningen. Net als in mijn wijk is er de laatste tien jaar een toevloed van latino’s in South Central. En net als in New York zijn er zwarten die de nieuwkomers ervan beschuldigen dat ze hun jobs stelen door voor minder dan het minimumloon te willen werken. De helft van Los Angeles is nu van latinoafkomst en hun aantal blijft groeien. De latino’s krijgen steeds meer politieke macht en ook dat schept spanningen met zwarten.

Amerikaanse gettobuurten herstellen meestal traag, en soms zelfs niet, van de verwoesting die rellen achterlaten. In South Central is 80 procent van de zaken en huizen die in 1992 werden afgebrand, heropgebouwd. Er zijn zelfs enkele bedrijfjes bijgekomen. Veel mensen zeggen echter dat het een druppel op een gloeiende plaat is. Van de hulp die de overheid beloofde, heeft de buurt slechts een fractie gezien. De privé-sector zou het beter doen: met veel fanfare werd Rebuild Los Angeles opgericht om, onder leiding van Peter Ueberroth, de man die de Olympische Spelen van Los Angeles had georganiseerd, geld in te zamelen van rijke zakenlui en filmsterren. Vier tot zes miljard dollar was het doel; zoveel zou nodig zijn om de armste wijken van de stad uit het slop te halen. Maar de groep schraapte met moeite 389 miljoen dollar bijeen en sloot in 1997 zijn deuren. Lokale groepen proberen te redden wat er te redden valt. Ze boekten onlangs succes met een wet die de stad verplicht enkel zaken te doen met bedrijven die living-wages betalen (lonen die hoger liggen dan het minimumloon, waarvan geen mens nog kan leven).

Vandaag, op de verjaardag van de rellen, had president Bush het lef om een speech te houden in een kerk in South Central. “Geloof kan wonderen doen”, zei hij, waarop hij naar een diner ging waar hij 2,5 miljoen dollar inzamelde voor een politieke vriend. In zijn plaats zou ik me niet zo gerust voelen. In South Central is een kwart van de bevolking werkloos. Het modale jaarinkomen is er een derde lager dan het nationaal gemiddelde, een grotere kloof dan in 1992. Maar de kloof is nog groter in New York, waar het armste vijfde van de bevolking in het jaar 2000 nog 790 dollar minder verdiende dan in 1980 en de rijkste vijfde 56.810 dollar meer. Dat voorspelt nieuwe stormen. Ik hoor het al rommelen in de verte.

Jacqueline Goossens, Vanuit New York

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content