Ze hangen er al maanden : de zwarte vlaggen in mijn straat. Achter de meeste ramen zie je bordjes met schildpadden erop, en de wat slome vermelding GRAAG TRAAG. “Sluikverkeer”, verklaren de bewoners als naar de reden van hun ongenoegen wordt gevraagd. Geluidsoverlast, en niet zomaar een beetje. Zware camions, die soms wel tien personenauto’s dragen, scheuren met een rotvaart onze woonbuurt in tweeĆ«n. Het ergste zijn misschien nog wel de bussen. Logge, weerbarstige gevaarten die, vanaf vijf uur ’s ochtends, de huizen op hun fundamenten doen daveren. Grommend verdwijnen ze weer in de nacht, in hun helverlichte ingewanden niets vervoerend dan gestolen slaap.

De buurt waarin ik woon, kun je gerust de buik van Vlaanderen noemen, met zijn rotspartijen en windmolentjes. De mensen zijn er oppassend en een tikje wantrouwig. Revolteren zit hen niet in het bloed. Ze werken liever dan ze klagen. Dat er verkeer door hun straat moet passeren, begrijpen zij wel. Zij rijden zelf ook graag met de auto. Het enige wat ze vragen is dat de snelheid teruggedrongen wordt, zodat ze niet langer de indruk hebben dat ze aan een soort highway to hell wonen, waar automobilisten grijnzend kinderen van de weg maaien en daar bonuspunten voor krijgen, zoals in het computerspel Carmageddon.

Vorige zomer wendde ik me met diezelfde verzuchting tot de schepen van mobiliteit. De man gedroeg zich bijzonder voorkomend. Laagvliegende tientonners en kreunende huizen ? Het was werkelijk de eerste keer dat hij daar iets van hoorde. Hij ontvouwde prompt een kaart en beloofde mij plechtig dat er de volgende maand al een proefopstelling voor een wegversmalling zou komen. Ik herinner me hoe enthousiast ik over zijn begripvolle aanpak was. “Er wordt in dit land echt nog wel naar de burger geluisterd”, zei ik achteraf tegen iedereen die het wou horen. Maanden later zat ik nog te wachten. Toen ik met mijn buren praatte, bleek dat zowat de halve straat al bij het gemeentebestuur was gaan klagen. We werden met zijn allen aan het lijntje gehouden, en lang niet iedereen zo vriendelijk als ik. Of het soms niet tussen haar oren zat, kreeg een buurvrouw te horen. Of een goede therapeut geen oplossing was.

Dat konden we niet over ons heen laten gaan, vonden wij buurtbewoners slagvaardig. De handen werden in elkaar geslagen, de mouwen democratisch opgestroopt. We stelden een petitie op die door zowat iedereen uit de betrokken drie straten werd ondertekend. EĆ©n man snoof dat hij daar niet in geloofde. Dat hij toch al wist voor wie hij bij de volgende verkiezingen zou stemmen. Wij knikten en begrepen. Arm verloren schaap.

De petitie werd met geluid van bellen en fluitjes afgeleverd tijdens een zitting van de gemeenteraad. De burgemeester ontving ons in een achterkeuken, als kinderen die niet zoet zijn geweest. Hij beloofde op zijn beurt er werk van te maken. Dat bestond er blijkbaar in het dossier weer door te schuiven naar de schepenen van mobiliteit en openbare werken. Alweer een seizoen later vertelden die ons dat de gemeente ’telplaten’ had gelegd. Daaruit was gebleken dat er niet overdreven veel verkeer door onze straat passeerde. Bovendien reed amper twee procent daarvan te snel. Deze uitleg werd door de buurtbewoners op hoongelach onthaald. Het voelde alsof iemand je er in alle ernst van probeerde te overtuigen dat je eigenlijk twaalf tenen had.

Zo bruin, beseften de heren schepenen blijkbaar zelf, kunnen we het toch niet bakken. Met de toegeeflijkheid van zo’n jaknikker boven een Texaanse oliebron, verklaarden ze nogmaals dat die langverwachte wegversmallingen er effectief zouden komen. WannĆ©Ć©r, wilden wij buurtbewoners weten, met de wantrouwigheid van wie al vaak genoeg van het kastje naar de muur is gestuurd. “Binnen de maand”, repliceerde de politicus, nadrukkelijk en desgevraagd tot twee keer toe. Tevreden keerden de buurtbewoners naar huis terug. “Nu kunnen ze echt niet meer anders”, zei iemand. “Of het zijn grote leugenaars.”

Bijna twee maanden na datum is dat inmiddels onomstotelijk bewezen. Nog steeds heeft niemand iets gezien van wat zelfs maar in de verte op een wegversmalling leek. Het cynisme begint te triomferen, evenals de woede over de ploerterigheid. De man die de petitie niet wou ondertekenen, heeft in zijn schamperheid dan toch gelijk gekregen. Ach, het is maar wat verkeersoverlast, troost ik mezelf, in een paar godvergeten straten in het oordschap Merelbeke. Het zijn maar zo’n tweehonderd mensen die openlijk worden belogen. Amper de moeite om over te spreken, deze gefrustreerde tuinkabouters, van wie er zich bij de volgende verkiezingen ongetwijfeld weer een flink aantal zal afwenden van de politiek. Oprecht verbijsterd zullen de heren schepenen zich afvragen hoe dat toch keer op keer mogelijk is in dit welvarende land.

: : Reacties : jp.mulders@skynet.be

Jean-Paul Mulders

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content