Koud is het geweest, en als gevolg daarvan zo droog in de mij toegemeten vertrekken dat de zwartewoudklok van mijn grootvader kromtrok en stilviel. Volgens de overlevering heeft de vader van mijn grootvader de pendule eind negentiende eeuw gekocht, toen al tweedehands, ze sloeg het uur dus al toen de Duitsers het land binnenvielen met die punthelmen op hun kop – die overigens minder gevaarlijk waren dan ze eruitzagen. Iedereen die iets van punthelmen weet, zal je met plezier uitleggen dat ze gemaakt waren van karton. De Duitsers zelf daarentegen waren in die tijd niet mals, ze verkrachtten en executeerden en gebruikten woorden die klonken als Schweinepuppefleisch en waarmee ze de schrik werden van elke vreedzame herkauwer.

Zo’n wandklok die dat alles doorstaan heeft, zoals het Spaanse graan de orkaan, en al langer blijft tikken dan het hart van elk mens die leefde toen zij werd gemaakt : ik voel daar een vreemd soort respect voor, ondanks de wat lullige patrijs of fazant die in bas-reliëf staat afgebeeld op de slinger. Die voorvad’ren toch, hoe kwamen zij erbij slingers te versieren met afbeeldingen van kleinwild, pluimvee en scharreldieren van de boerderij ?

Zelfs voor oude ramen voel ik respect, om het simpele feit dat er talloos veel mensen door hebben gekeken die thans zijn verdwenen. Daar moest ik onlangs weer aan denken toen ik, zoals zo ongeveer half Vlaanderen, dubbelglas heb laten steken. Vier jonge arbeiders op soldaten- stiefel marcheerden mijn woonkamer binnen. Een van hen haalde een breekijzer tevoorschijn en brak, woordeloos maar grijnzend, de oude ramen uit hun kasten. Jij onverlaat, dacht ik met een woord dat ook bijna rijp is voor de slacht : toen jij geboren werd, stond al iemand peinzend door dat raam de straat in te staren, terwijl het buiten regende, iemand die de volgende dag misschien de liefde van zijn leven ontmoet heeft op tram 79. Maar daar maalt niemand om, in onze wedren naar totale ver-PVC-isering. Als ik de kans kreeg, ik trok al eens de handrem van deze wereld aan. Hij gaat mij te snel en te heftig, met steeds meer mensen op rotondes, in supermarkten en in treinen.

Sommige dingen zal ik nooit goed begrijpen, zoals de merkwaardige aantrekkingskracht die het woordje NIEUW ! uitoefent op talrijke mensen. Je vindt het op douchegels en op chipszakken, meestal in een feller kleurtje of omgeven door een stralenkrans. Marketeers lijken er erg mee te dwepen. Ergens, in de grote geheime marketeerschool, wordt het als een natuurwet aanzien dat de vermelding nieuwe smaak of verbeterd recept de verkoop aanzwengelt. Het waarom daarvan is mij een raadsel. Als je het product nog niet kende, heb je er toch geen boodschap aan dat de smaak of de geur ervan vernieuwd is ? En gebruikte je het wel al, dan voel je je belazerd omdat jij er blij mee was terwijl het blijkbaar nog niet deugde.

Maar de wetten van de marketing werken. Zo diep hebben ze zich in ons genesteld dat hippe vogels zichzelf met graagte zien als een doos Kellogg’s. Zij doen aan personal branding. De minister is een merk, België een NV en Frank Van Massenhove, de baas van de FOD Sociale Zaken, verklaarde aan De Standaard dat hij de sociale zekerheid “een mooi product” vindt. Van zoiets gaat het haar op mijn armen overeind staan. In mijn wereldbeeld is sociale zekerheid geen badzout of conserve ( ‘Nieuwe uitkeringen ! Verbeterd recept !’) maar het recht op een leefwaardig bestaan voor miljoenen mensen.

Ik blijf het vertikken mijzelf en andere mensen als een merk of product te beschouwen. Ik vind dat akelige woorden, zoals overigens ook die “loketten voor kinderopvang” die de penibele zoektocht naar een crèche moeten vergemakkelijken. Een nuttig initiatief, maar wat een ambtelijke naam, die aan de vondelingenschuiven van weleer doet denken. Er schuilt flink wat tristesse in een samenleving waarin jonge mensen een ticketje moeten trekken aan een loket voor kinderopvang om getweeën voltijds te kunnen werken, in schuim en in zweet hun kinderen op te halen en met het loon dat ze voor al die jachtigheid krijgen steeds moeilijker een eigen huis te kunnen verwerven.

Onlangs zag ik, in een niet nader te vernoemen voorstad, een vrijstaand huis met drie ruime slaapkamers. Er was een tuin met een half dozijn fruitbomen en zelfs een vijver waarin kikkers en salamanders toefden. Een droom van steen en wolken, maar helaas te duur voor ons budget van noeste, immer gehaaste tweeverdieners. Terloops vroeg ik aan de eigenares wat haar vader, die het fraaie huis in de jaren vijftig gebouwd had, deed voor de kost. Tot mijn verrassing antwoordde zij : “Papa was trambestuurder. En mama bleef thuis om voor ons te zorgen.”

jp.mulders@skynet.be

Jean-Paul Mulders

ALS IK DE KANS KREEG, IK TROK AL EENS DE HANDREM VAN DEZE WERELD AAN

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content