Het cultureel patrimonium van Venetië is immens. Je raakt er nooit op uitgekeken. Maar ook de Venetiaanse lagune zelf is fascinerend : ze telt meer dan honderd twintig eilanden. Wij huurden een woonboot om die te verkennen.

De storm is hevig. Ik word van de ene naar de andere kant van de boot geslingerd en bezeer mijn been. De regen ratelt tegen de wanden van de kajuit. De wind huilt om me heen en ik hoor aanhoudend geklap.

Dan word ik wakker en stel vast dat de luiken van mijn hotelkamer tegen de balustrade slaan… maar ik lig in een comfortabel bed in Hotel Grande Italia in hartje Chioggia, een klein stadje, verbonden met het vasteland aan de zuidkant van de lagune. De dag breekt aan en ik kijk uit het raam naar het verkeer op het water, net op het ogenblik dat de vaporetto (waterbus) naar Venetië vertrekt en een groot cruiseschip de haven komt binnengevaren. Over enkele uren zal ik ook het ruime sop kiezen, aan boord van mijn eigen woonboot. Ik breng de ochtend door met het inslaan van proviand. Eerst naar de vismarkt, waar ik maar te kiezen heb tussen sardines, pijlinktvis, zeebaars, schelpdieren, krabben… Aan de overkant van het pittoreske Canal Vena doe ik de overige aankopen. Langs het Canal staan statige paleizen met vreemde schoorstenen. Op het water drijven talrijke vissersboten. Het water weerspiegelt hun kleurenpracht. Dit is Venetië zonder toeristen : groente- en fruitstalletjes (boordevol artisjokken en asperges, rijpe tomaten en versgewassen rucola) rond de stenen bruggen en kleine voedingwinkels onder de loggia’s van de antieke paleizen.

Al vroeg in de morgen komt me uit de bars waar de vissers elkaar treffen de geur van gebakken vis tegemoet, gemengd met die van versgebakken brood, gezouten parmaham en verse asiago-kaas. Chioggia telt amper drie kanalen maar om dat enigszins goed te maken, is de hoofdstraat zo breed als een piazza. Aan de ene kant staan neoklassieke overheidsgebouwen en twee barokke kerken : één voor huwelijken en één voor begrafenissen. Aan de andere kant bevinden zich winkels, bars en cafés. Elke donderdag wordt hier de grootste straatmarkt van heel de Veneto gehouden. ’s Avonds wandelen de inwoners van de stad urenlang heen en weer. Dit is de plaatselijke variante van la passeggiata maar hier spreekt men van vasce of baantjes, alsof de Corso een zwembad was, en bij aqua alta ís dat ook zo. In deze kleine, hechte gemeenschap heeft bijna iedereen een bijnaam. In de plaatselijke telefoongids staan die ook vermeld, om alle verwarring uit te sluiten.

Aan de waterkant prijkt een piepklein stenen leeuwtje op een voetstuk. Het doet denken aan de leeuw van San Marco, maar in de volksmond wordt het ‘de kat’ genoemd, toevallig of niet.

Onderaan de hiërarchie

Na een lekkere lunch en een zeer ongewoon dessert (torta di radicchio met langbladige sla uit Treviso) hebben we afspraak met vrienden en is het tijd om in te schepen aan boord van onze Crusader voor zes personen. We krijgen kaarten en een handboek mee en nog een paar praktische tips. “Volg de genummerde palen”, zegt Paolo. “Als je die nummers niet ziet, dan ben je aan de verkeerde kant en riskeer je op een zandbank te varen ! Het Canal Grande en de kleinere kanalen in het centrum van Venetië zijn verboden terrein. Hou rekening met de getijden, hoed je voor de wind en snelvarende illegale mosselvissers… En geniet ervan !”

Gauw zal blijken dat woonboten, die je ook senza patente (zonder vaarvergunning) mag besturen, helemaal onderaan de hiërarchie van de scheepvaart staan. De watertaxi’s vinden het leuk om met hoge snelheid voorbij te scheuren, wat een golfslag veroorzaakt die doet denken aan het centrifugeprogramma van een wasmachine. Maar we krijgen ook de kans om door te dringen tot plekjes waar toeristenboten nooit komen.

De lagune telt meer dan honderd twintig eilanden. Sommige zijn onbewoond of allang verlaten, maar stuk voor stuk getuigen ze van een roemrijk verleden. Vanuit Chioggia varen we noordwaarts en kruisen de grote vaargeul naar de Adriatische Zee, op weg naar onze eerste halte op Pellestrina : een smalle rij huizen achter een hoge dijkmuur. De inwoners zijn bijna allemaal vissers, maar bij mooi weer komen de Venetianen hier lunchen aan de waterkant, bij Da Nano bijvoorbeeld, of Celeste, waar reusachtige borden met cozze (mosselen), vongole (schelpdieren) en spaghetti ai scampi geserveerd worden. Men had ons verteld dat wie er gaat eten, ook aan hun privé-steiger mag aanleggen. Maar omdat we verse vis aan boord hebben, leggen we aan in de buurt van een van de kerken. Zittend op het dek genieten we van de zonsondergang over de lagune. Jammer genoeg wordt Pellestrina elke zaterdagavond geteisterd door verveelde tieners die op hun lawaaierige bromfietsen ononderbroken rondjes rijden, net wanneer iedereen aan slapen toe is.

Eilanden van smarten

In het zuidelijke deel van de lagune komen we snel bij een eilandengroep – Poveglia, San Servolo, San Clemente, Lazzaretto Vecchio en Lazzaro degli Armeni – bekend als de ‘eilanden van smarten’ omdat er ooit leprakolonies, ziekenhuizen en quarantainecentra gebouwd werden. Vandaag zijn vele daarvan gerenoveerd en zijn de grote ziekenhuizen ingericht als hotel of instituut.

Naar San Servolo bijvoorbeeld, werden vroeger geesteszieken verbannen. Tegenwoordig zijn de zetel van de Internationale Universiteit van Venetië en een centrum voor restauratie en behoud van het patrimonium er gevestigd. Daar tref ik Michelangelo Gaeta, een huisschilder uit Avellino, die er komt leren marmeren. De cursus omvat eveneens vergulden, smeden, technisch tekenen, het maken van gietvormen en glaswerk.

Contrasterend hiermee is San Lazzaro degli Armeni, waar de Armeense Mechitaristen-congregatie woont en zich een van de belangrijkste Armeense bibliotheken ter wereld bevindt : meer dan vierduizend manuscripten. Het klooster werd in 1717 opgericht door abt Mechita, die de toen bestaande gotische kerk verbouwde. Er zijn momenteel nog maar tien paters en tien seminaristen en het is er een oase van studie en gebed. Zodra je het klooster binnenkomt, voel je vrede en rust over je heen komen. Zeer goed verzorgde rozen en geraniums geven het geheel een kleurige toets. In de lente kun je er proeven van rozengelei, gemaakt van bloemblaadjes uit de tuin van het klooster.

Wilde honden

We beelden ons in hoe het geweeklaag van stervende mensen op het eiland Lazzaretto Vecchio geklonken zou hebben. De slachtoffers van de pest werden hier begraven. Wat je nu hoort, is het geblaf van wilde honden.

Het Lido is een trekpleister voor toeristen : ’s zomers overbevolkt maar ’s winters veeleer weemoedig. Uitermate geschikt voor een fietstocht of een wandeling langs het strand, om een ijsje te eten of gewoon de benen te strekken. Maar wanneer we met de boot voorbij San Giorgio Maggiore en San Marco varen, worden we plots omringd door vaartuigen van alle slag, komende uit alle richtingen : cruiseschepen, tankers, zeilboten, vissersboten en waterbussen. Taxiboten plagen ons, cruiseschepen negeren ons, zeilboten komen gevaarlijk dichtbij.

We glippen tussen Lazzaretto Nuovo – ooit een verplichte tussenstop voor koopvaarders die Venetië aandeden (hun graffiti zijn nog altijd te lezen op de stapelhuizen) – en Sant’Erasmo met zijn schitterende tuinen. We maken ons klaar om aan te meren in een klein kanaal in Vignole, een ideale plek : het eiland wordt onze uitvalsbasis om de rest van Venetië te bezoeken. Met openbaar vervoer – een vaporetto – geraak je overal. Op weg naar de waterbus wandelen we langs de oevers van het kanaal, voorbij fruitbomen in bloei en moestuinen vol verse artisjokken.

Kitscherige souvenirs

Van hieruit is het maar een boogscheut tot Murano, maar aanleggen is er niet eenvoudig. Het geheim bestaat erin de eigenaar van een van de glasfabrieken aan te spreken, zoals de charmante Arnoldo Toso die ons zijn glasverzameling laat zien. De voorbije jaren werd Murano vereenzelvigd met massatoerisme en kitscherige souvenirs. Maar de komst van jonge designers en kunstenaars, die hier met de grote traditionele ambachtslui samenwerken, brengt daar verandering in. Artiesten zoals Davide Penso, kunsthandelaars zoals Giovanni Franco Regina, traditionele vaklui zoals Simone Cenedese en collectioneurs zoals Luigi Cattelan hebben een rol gespeeld in de wederopstanding van Murano als wereldcentrum van de glaskunst. ’s Avonds, wanneer de horden toeristen wegebben en de lichtjes gaan branden, is het hier zalig langs de kanalen, waar historische paleizen en prachtige kerken tussen eenvoudige woonhuizen en stapelplaatsen staan.

Murano is wel degelijk kosmopolitisch, terwijl Burano – wat verder noordwaarts – introvert overkomt. De bevolking bestaat uit vissers en hun vrouwen die vanachter de gordijnen de wereld gadeslaan. De plek is befaamd om zijn kantwerk, dat echter veel te duur is voor de doorsnee klant. Die kiest goedkope kant ingevoerd uit het Verre Oosten of een iets duurdere variant uit… Valencia. We leggen aan langs het kanaal tussen Burano en het naburige Mazzorbo. Ook hier ervaren we een totaal andere wereld, zodra de toeristen verdwenen zijn. De vrouwen verlaten hun woning om boodschappen te doen en de vissers zitten op de huisdrempel hun netten te herstellen en een babbeltje te slaan met de buren.

Op de vlucht

Wanneer we op het eiland San Francesco del Deserto aankomen, wakkert de wind aan. Hier woont een kleine gemeenschap franciscanen. Het lijkt wel of alle vogels van Venetië hier in de cipressen komen overnachten. De doodsklokken luiden ter nagedachtenis van een pas overleden monnik, maar verder heerst hier een grote kalmte en gelatenheid.

Pater Antonio, die ettelijke jaren in China en op de Filippijnen heeft doorgebracht, leidt ons rond in het klooster en zijn tuinen. Op het ogenblik dat we willen vertrekken, woedt de storm in alle hevigheid. We kunnen niet uitvaren, maar in deze vredige haven voelen we ons zeer veilig. We begrijpen nu ook beter de eenzaamheid van die kleine eilandjes.

Als het opnieuw veilig is om uit te varen, zetten we koers naar het noorden, naar het meest verlaten deel van de lagune : Canal Silone. Op Torcello stappen we uit om de kerken te bezoeken en uitgebreid te lunchen in de Locanda Cipriani. In de zevende eeuw was Torcello een toevluchtsoord voor de mensen van Altium, die op de vlucht waren voor de Lombardische veroveraars. Het was het eerste Venetiaanse eiland dat bewoond werd en hier staat dan ook de oudste kathedraal.

Zangvogels in het riet

Bij het verlaten van Torcello krijgen we de indruk dat we de laatste sporen van beschaving achter ons laten. Nu zien we alleen nog vissers en vogels. We moeten goed uitkijken en precies in het midden van de vaargeul blijven. Het water is ondiep, vooral bij laagtij. Langs de kustlijn scheren strandlopers en wulpen over het wateroppervlak. ’s Avonds klinken zangvogels in het ruisende riet.

Naarmate de klokkentoren van Torcello kleiner wordt, voelen we ons eenzamer. De lagune strekt zich uit over een oppervlakte van 550 vierkante kilometer en we zijn ons hiervan ten volle bewust. We varen door moerassig gebied waar roerdompen, wilde eenden en koeten broeden in het gras en dwars door uitgestrekte waterpartijen waarin zich slechts sporadisch een oude ruïne of een vissershutje weerspiegelt. Op het water dobberen gigantische netten, het lijken wel reusachtige spinnenwebben.

Eigenlijk waren we hier liever wat langer verbleven maar de tijd dringt. We varen langs de zuidkant van Giudecca en daarna westwaarts, richting Fusina, de monding van het Canal Brenta dat Venetië met Padua verbindt.

Omdat we voorbij een aantal sluizen moeten, hebben we geen tijd om met onze eigen boot overal naartoe te varen. Vroeger verplaatste iedereen zich per boot maar nu ligt de hoofdweg van Venetië naar Padua langs het kanaal en wordt de vrede verstoord door druk verkeer.

We overnachten in Fusina en nemen een toeristenboot naar de Villa Pisani in Stra. Het complex werd opgericht in opdracht van de familie Pisani. De stallen alleen al zijn mooier dan de meeste andere woonhuizen en de zoldering van de balzaal is versierd met een fresco van Tiepolo. De meeste aandacht gaat natuurlijk naar het schitterende labyrint met in het midden het Belvedere.

Langs het kanaal komen we voorbij kleine steden als Mira en Dolo en meer dan vijftig villa’s. We bezoeken Villa Foscari ( La Malcontenta, ontworpen door Palladio in 1560), en de Barchessa Valmarana uit de zeventiende eeuw. De grandeur van de architectuur, de pracht van de tuinen en de overdadige interieurs – met marmeren vloeren en fresco’s op de wanden – geven ons een idee van een wereld die voorgoed is verdwenen.

We varen terug richting Chioggia en ervaren nogmaals hoe uitgestrekt de lagune wel is. Achter ons de glinsterende massa van de stad en de industriële skyline van Mestre, het ene al even surrealistisch als het andere. Maar rondom ons is de natuur van de lagune schier onaangeroerd. Het is een van de grootste watergebieden van Europa. Ondanks het massatoerisme waaronder Venetië lijdt, is de lagune nog grotendeels ongerepte natuur. n

Tekst Fiona Cameron l Foto’s Preben Kristensen

De voorbije jaren werd Murano vereenzelvigd met massa- toerisme en kitscherige souvenirs. Maar de komst van jonge designers en kunstenaars brengt daar verandering in.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content