Vandaag in de achttiende eeuw
Alex, een van de drie Flamantbroers, bewoont een achttiende-eeuws jachthuis. “Een woning moet je aanvoelen, een huis dicteert zelf wel hoe de sfeer kan evolueren.”
Diverse werelden komen samen in de interieurcollectie van Flamant : Franse chic, gecombineerd met Engelse country en een vleugje oosters exotisme. De non-conformistische mix slaat aan. Oud duldt er nieuw, Oost dialogeert er met West. Eén constante loopt als een rode draad door het aanbod : een hommage aan het ambachtelijke vakmanschap. Op het gebied van klassiek romantische interieurstijl is Flamant dan ook een succesformule. Samen met zijn broers Geo en Jacques runt Alex een familiebedrijf dat intussen vijfhonderd internationale verkooppunten en vijftien exclusieve winkels telt, onder meer in Dubai, Tokio en bij Harrods in Londen.
De broers hebben hun passie niet uit de boekjes, vader Flamant had al een groothandel in antiek. Het verhaal van Flamant begon eigenlijk met twaalf oude tuinstoelen. Of preciezer, het verhaal begon zónder twaalf oude tuinstoelen. Een klant had erom gevraagd, en Alex Flamant kon ze op geen enkele antiekmarkt vinden. Ten einde raad trok hij naar Spanje om vijftig exemplaren van een oude tuinstoel te laten namaken, en daarmee was het concept geboren. Er volgden fauteuils, kasten, spiegels, tafels, kandelaars,… Kortom, een totale meubellijn. Hun leveranciers zochten en vonden ze in alle windstreken. In Vietnam hebben ze schrijnwerkers en in Roemenië werken ze samen met ambachtelijke glasblazers. Hun porselein komt uit Polen en voor keramiek gaan ze naar het zuidelijke Portugal.
Op een Geraardsbergs industrieterrein huist de showroom in een imposante hal van 12.000 m2. In 23 ‘kamers’ presenteert Flamant zijn collectie. Zelf woont Alex in de buurt van de showroom, 65 meter hoog op een van de Ronde van Vlaanderenheuvels, in een achttiende-eeuws jachthuis waar in de negentiende eeuw een vleugel werd aan toegevoegd. Twaalf jaar geleden kocht hij het gebouw, op een domein van acht hectare. “Het was een groot project”, zegt hij. “Zowel het huis als het landgoed snakten naar een renovatie. Het huis was een ruïne en de grote tuin en het omringende bosgebied waren al lang niet meer onderhouden. Mijn vrouw en ik hebben er vele jaren over gedaan om het op dit niveau te krijgen. Het kostte ook twee tot drie jaar om de meubelen en decoratie-elementen te vinden. Zoiets groeit met de jaren, je moet een huis ook aanvoelen. Het dicteert zelf wel hoe de sfeer kan evolueren. Terwijl we ‘kampeerden’, verkenden we kamer na kamer. De woonkeuken bleef de constante : het hart van het huis, de belangrijkste leefruimte, die straalde altijd warmte uit, gezelligheid en intimiteit.”
DOOR MARC HELDENS – FOTO’S MARK SEELEN
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier