Vijftig jaar geleden werden je sociale coördinaten voornamelijk bepaald door wat je vader voor de kost deed, nu door de mensen met wie je samen dingen doet. Vrienden als de familie van je eigen keuze.

Linda Asselbergs / Illustratie Laura De Coninck

U kent er ongetwijfeld ook wel een paar, mensen die prat gaan op een overvolle agenda. Of misschien bent u zelf wel zo iemand. “Iets afspreken? Graag, maar de eerstkomende weken ben ik elke avond bezet. Etentje hier, vernissage daar, reünie met de groep waarmee we naar Thailand zijn geweest. Al die vrienden ook die ons te eten hadden en die ik dringend terug moet vragen. En dan zijn er natuurlijk de leeskring, de sportclub en de bijenkomsten van de oudervereniging van Jelles school.” Noem mij een latente misantroop, maar mij maakt het een beetje wantrouwig, dat opbod van sociale engagementen. Want wat is de onderliggende boodschap? Kijk mij eens actief en populair zijn, geen mens die mij een maatschappelijke kneus kan noemen. Het lijkt misschien een paradox, maar in een tijd waarin we ons steeds meer achter televisie, dvd en pc verschansen, is eenzaamheid een bijna even grote schande als armoede. Met andere woorden: voor wie sociaal wil meetellen, is een uitgebreide vriendenkring niet alleen een geruststellende knuffeldeken, maar ook een begeerlijk statussymbool.

Of zijn dit gewoon de wat zure oprispingen van een contactgestoorde einzelgänger? Toegegeven, een gezelschapsdier kun je mij bezwaarlijk noemen. Niet dat ik daar hevig onder lijd; als enig kind was ik al vroeg een expert in het mij in stilte bezighouden, zoals dat op school heette. Vriendinnetjes vragen om te blijven slapen? Nu ja, als ik mijn ouders daar een plezier mee kon doen. Maar stiekem was ik opgelucht als ze weer ophoepelden, dan kon ik tenminste in alle rust een leuk boek gaan zitten lezen.

Intussen ben ik er wel op vooruitgegaan. Met een beetje goede wil kan ik in bijna elk gezelschap het soort smalltalk produceren dat mij tot een sociaal acceptabel individu maakt. Sinds ik geslachtsrijp ben (raar woord, maar accurater dan volwassen), was er altijd wel een manspersoon in het spel, naast twee, drie goede vriendinnen. Maar laat ik mijzelf niet voor de gek houden: mijn natuurlijke plaats in het universum is aan de zijlijn, vanwaar ik met een nimmer aflatende verwondering het spektakel gadesla.

Verwondering om een vrouw als Carole Stone, bijvoorbeeld, die een bestseller schreef met de veelzeggende titel Networking. The art of making friends. Veel kans dat de naam Carole Stone hier niet meteen een klok doet luiden, maar in eigen land is de voormalige BBC-radioproducer een Bekende Britse, niet het minst wegens haar jaarlijkse Christmas party. Als je de Engelse zondagskranten mag geloven, hebben sommige mensen een arm of een been over om op de lijst van de 1500 genodigden te komen. De gelukkigen staan dan schouder aan schouder met beroemdheden als Mr. en Mrs. Sting, Jeremy Irons, thrillerschrijfster Lynda La Plante, Countess so and so en de halve regering. Daarnaast houdt Ms Stone wekelijks salon en organiseert ze geregeld consultancy lunches in opdracht van bedrijven die hun kaderleden in contact willen brengen met invloedrijke mensen. Voor dat laatste wordt ze dus betaald. Dat maakt Carole Stone een professioneel networker en de vrouw met de beste connecties in Albion. Daarnaast is vrienden maken voor haar een vorm van obsessief-compulsief gedrag. Ze is het soort vrouw dat vapeurs krijgt als ze iemands coördinaten kwijtraakt en diep teleurgesteld is als ze op een receptie niet met elke veelbelovende gast gepraat heeft. In haar boek heeft ze het over de namen van 14.000 ‘vrienden’ in haar database. Volgens een recent interview in The Independent zijn het er intussen 17.000.

Bon, ik zal eerlijk zijn: toen ik Carole Stones boek begon te lezen, was het om er een ironisch stukje over te schrijven. Want laten we wel wezen: niemand heeft 17.000 vrienden. Stel dat je er elke dag drie belt, dan ben je daar de komende 15,5 jaar mee zoet! Maar hoe hard ik tijdens het lezen ook probeerde om Carole Stone truttig te vinden, het wilde niet zo best lukken. Neem nu de inleiding van het boek: “Bij mijn geboorte kreeg ik een grote neus, kleine borsten, enorme voeten en een nogal grof stemgeluid mee.” Dan lees je toch verder, zeker. Wat Ms Stone ook redelijk onweerstaanbaar maakt, is dat ze geen geheim maakt van haar nederige afkomst. Haar ouders hadden een snoepwinkel in Kent, waar het gezin boven woonde. Vandaar waarschijnlijk haar eeuwigdurende gevecht met overtollige kilo’s. Haar opleiding beperkte zich tot de Lucie Clayton Charm School, waar ze vooral leerde te glimlachen en stijlvol in en uit een auto te stappen. Ze kreeg een job als kantoorhulpje bij de BBC in Bristol en werkte zich vandaar op tot presentatrice van radioprogramma’s als The Woman’s Hour en uiteindelijk tot producer van het Radio 4-paradepaard Any Questions, een discussieprogramma met een panel van bekende gasten. Bovendien is Stone ook verbazingwekkend openhartig over haar sociale ‘mislukkingen’: haar aanvankelijk desastreuze liefdesleven (ze leerde ‘de ware’ pas op haar 46ste kennen) en al die keren dat mensen haar afsnauwden of hun neus optrokken voor de omgang met een working class girl.

Maar er was nog een andere reden om niét voor een ironische aanpak van het thema vriendschap te kiezen. Hoe meer ik erover nadacht en er met vrienden, bekenden en collega’s over praatte, hoe meer ik tot de conclusie kwam dat het een beladen onderwerp is. Misschien zelfs meer beladen dan seks. Zoals één jonge vrouw het uitdrukte: “Ik vind het veel moeilijker om met een vriend te breken dan met een minnaar.” Alles hangt natuurlijk af van wat je onder een vriend verstaat. Mijn criterium is vrij simpel: iemand die je midden in de nacht durft te bellen als je het gevoel hebt dat de wereld boven je hoofd ineenstort. Naast mijn moeder, heb ik er zo vier. Wat ik geen slechte score vind, al moet ik eerlijk bekennen dat ik de test nog nooit gedaan heb: ik ben het type dat nog liever barst dan anderen met zijn miserie op te zadelen. Of misschien viel het tot nu toe nogal mee, die miserie.

Carole Stone had zo haar eigen test voor vriendschap: haar twee jaar oudere broer Roger. Pathologisch verlegen, niet in staat om met wie ook contact te leggen. Erger nog, als iets hem niet aanstond, werd hij gewelddadig. Toen hij 21 was, stelden artsen vast dat hij aan paranoïde schizofrenie leed. Wat Carole er niet van weerhield om haar broer overal mee naartoe te slepen, in een poging om hem uit zijn isolement te halen. Vrienden waren die zeldzame individuen die niet op de vlucht sloegen als Roger een kop thee over hen uitgoot. “De inspanning die ik moest leveren om mensen te vinden die met Rogers uitbarstingen konden leven, is fundamenteel voor de kunst van het vrienden maken”, schrijft ze. “Vrienden komen niet zomaar uit de lucht vallen, je moet eraan werken.”

Daarin verschillen vrienden nu juist van familie: die heb je, of je ze nu leuk vindt of niet. Vrienden kies je, vandaar dat je vaak hogere eisen aan ze stelt dan aan broers of zussen. Volgens Ray Pahl, professor emeritus in de sociologie aan de universiteit van Essex, is de ‘sociale lijm’ waarmee de samenleving aan elkaar hangt de laatste decennia grondig veranderd: vrienden worden meer als familie en vice versa. Alles heeft te maken met de vergrote geografische en sociale mobiliteit. Veel jonge mensen keren na hun studies niet meer terug naar de plek waar ze zijn opgegroeid. In de jaren vijftig ging maar een klein percentage van de jongeren naar de universiteit en vrouwen al helemaal niet. Intussen is de studentenpopulatie vertienvoudigd en is de verhouding tussen mannen en vrouwen quasi-gelijk. En een van de typische ervaringen van het studentenleven is nu net het maken van vrienden. Vrienden die in grote mate bepalen tot welk soort mens je cultureel en sociaal uitgroeit. De vriendschappen die je op dat ogenblik sluit, hebben vaak iets van een soort stamverband dat de tijd trotseert en waarop je kunt terugvallen als je relatie op de klippen loopt, je te maken krijgt met ziekte, probleemkinderen of sukkelende ouders. Soms is het gemakkelijker om in een crisis hulp te vragen aan een vriend dan aan iemand van de familie, die de ballast van gedeelde emotionele bagage uit het verleden meebrengt. Niet toevallig gaan sitcoms tegenwoordig vaak over relaties tussen vrienden, waar ze zich vroeger bijna uitsluitend in de familiekring afspeelden. Als een vrouw nu zegt dat ze haar zus als haar beste vriendin beschouwt, dan betekent dat dat ze die ene zus heeft uitgekozen om er haar geheimen of diepste verzuchtingen mee te delen.

Op het eerste gezicht zijn er alleen maar voordelen aan die sociale verschuivingen verbonden: de familie naar eigen keuze als product van een open, democratische en consumentgerichte maatschappij die de rigide, autoritaire en hiërarchische structuren van vroeger vervangt. Uit alles blijkt immers dat mensen met echte, helpende vrienden gelukkiger, gezonder en beter gewapend tegen rampspoed zijn dan anderen. Barbra Streisand heeft groot gelijk als ze galmt: People need people. Maar, zo beweert Pahl, er zit ook een addertje onder het gras: want terwijl er wel zoiets als familierecht bestaat, zijn er geen regels voor de omgang met vrienden. Hoe moet het bijvoorbeeld met die zogezegd dikke vriendin die je alleen weet wonen als ze iets nodig heeft?

Nu zijn wij, Vlamingen, toch al niet zo’n sociale beestjes. Zo blijkt tenminste uit de resultaten van de Geluksenquête van het trendbureau Bekx & X die recentelijk in het maandblad Goed gevoel verschenen. Slechts zestien op de honderd ondervraagden beweren echt veel sociaal contact te hebben met zowel familie, vrienden als collega’s. Sterker nog: één op de drie zou zelfs – op enkele familiebanden na – helemaal geen sociaal leven hebben. Niet dat we daar zwaar aan tillen: Vlamingen geven hun sociaal leven gemiddeld 7,5 op 10 en maar vier op de honderd verklaren er zich echt ontevreden over. Misschien komt dat wel doordat de meesten (negen op de tien) met hun problemen bij hun partner terechtkunnen en acht op de tien bij een boezemvriend of -vriendin.

Partner en boezemvriend, bij nogal wat mensen is dat één en dezelfde persoon. Wat een probleem kan geven als je uit elkaar gaat. Anita, een zakenvrouw met een hectisch leven, kan ervan meespreken: “Jarenlang deelde ik lief en leed met mijn man en ik wist niet beter dan dat het altijd zo zou zijn. Van mijn vrienden was ik vervreemd. Je weet hoe dat gaat: je verhuist, je verandert van werkkring en hoe langer je elkaar niet ziet, hoe moeilijker het is om de draad weer op te nemen. Toen Paul mij verliet, was ik helemaal de kluts kwijt. Wat ik na het verwerken van de shock nog het meest miste, was zijn aanwezigheid in mijn bewustzijn. Vroeger dacht ik minstens een paar keer per dag: ‘Dat zou Paul ook leuk vinden.’ Of: ‘Dat moet ik hem straks zeker vertellen.’ Ik heb hard moeten werken om een nieuw sociaal leven op te bouwen, maar datzelfde gevoel van toen heb ik nu met mijn vrienden. Ik denk aan hen als we niet samenzijn, ik vraag me af hoe het met ze gaat, ik koester bewust gedachten om met hen te delen als we elkaar zien. Dat is voor mij het verschil tussen echte vrienden en kennissen.”

Mijn eigen vriendin Irene vergelijkt vriendschap met een film: “Er zijn hoofdrolspelers en figuranten. De hoofdrolspelers zijn de mensen aan wie je echt gehecht bent. Met hen deel je dezelfde normen en waarden. Maar een film heeft ook figuranten nodig: mensen met wie je misschien niet zoveel gemeen hebt, maar die toch kleur aan je leven geven. Als die mensen je teleurstellen, haal je je schouders op: ja kijk, zo zit die en die nu eenmaal in elkaar.”

Waarom een mens soms heel verschillende vrienden heeft? Omdat hij van de ene iets anders krijgt dan van de andere. Pr-consultante Josie drukt het zo uit: “Mijn relaties met vriendinnen dateren uit heel verschillende periodes van mijn leven en daardoor alleen al zijn ze exclusief. Meer dan dat: in elk van die relaties ben ik ook een beetje een ander mens. Dat maakt het bijzonder moeilijk om mijn vriendinnen samen op een feestje te vragen. Niet alleen omdat ze zo weinig met elkaar te maken hebben, maar ook omdat ze allemaal evenveel aandacht vragen. En zelf weet ik in die absurde situatie ook niet goed wie ik hoor te zijn.”

Allemaal goed en wel, maar wat kan een mens concreet van vrienden verwachten? Voor Carole Stone is het antwoord heel simpel: hun persoonlijke best. Wat betekent dat je accepteert wat je toch niet kunt veranderen. Als je de vriendschap in stand wilt houden tenminste. Omdat ze naast occasioneel irritant ook loyaal en grappig zijn, bijvoorbeeld. In sommige gevallen betekent dat domweg de ontmoetingen beperken, in frequentie zowel als tijd. We kennen ze allemaal: de individuen die telkens weer dezelfde anekdotes vertellen of perfect gezelschap zouden zijn als ze niet voortdurend in het middelpunt van de belangstelling wilden staan. Vierentwintigers noemt Stone ze: mensen met wie je het niet langer dan een etmaal uithoudt zonder vlammende ruzie te krijgen. Aanzienlijk minder tolerant zijnde, vertaal ik dat meteen naar zessen. Het soort vrienden, in elk geval, met wie je nooit of te nimmer op reis mag gaan.

Soms moet een vriendschap gewoon wat bijgestuurd worden. Leraar Robert: “Mijn beste vriend en ik kennen elkaar van bij de scouts. Ongeveer om de drie jaar hebben we slaande ruzie. Pure, onversneden haat komt er dan boven. We voelen het telkens van ver aankomen en toch slagen we er niet in om het onheil af te wenden. Na vier, vijf weken ijzige stilte volgen onveranderlijk de lamme excuses en de verzoening. Maar de laatste keer dat het gebeurde, wist ik ineens: ik ben geen veertien meer, logisch dat ik ook niet meer de vriend kan zijn die ik toen was. Maar dat hoeft niet het eind van onze vriendschap te betekenen: we kunnen een ander soort vrienden zijn. Met het ouder worden veranderen je emotionele behoeften, zeker als je een gezin hebt. Echte vriendschappen moeten om de zoveel jaar bijgesteld worden.”

Volgens professionele vriendin Carole Stone is alles beter dan een conflict onopgelost te laten of een vriendschap te laten verpieteren. Nog beter is conflicten voorkomen, door een soort etiquette van de vriendschap in acht te nemen. Een van de voorwaarden voor een gezonde vriendschap is tweerichtingsverkeer: een vriend is geen therapeut, het gaat niet op om hem of haar voortdurend met je problemen te overladen. Annick: “Jarenlang ging ik geregeld een avondje stappen met een collega van kantoor. Het type dat van de ene rampspoed in de andere verzeilde: problemen met opeenvolgende partners, met haar kinderen, met de chef. Maar nooit was het haar schuld: sommige mensen hebben een onbeperkt vermogen om elke verantwoordelijkheid van zich af te schuiven. Op de duur werd elke ontmoeting een beproeving. Met mijn eigen problemen kon ik nooit bij haar terecht, die van haar waren altijd veel erger. Toen ze ontslagen werd, heb ik haar telefoontjes na een poos niet meer beantwoord. Ik voel me er nog altijd schuldig om, het was een beetje laf om haar toen in de steek te laten, maar ik kon er echt niet meer tegen, tegen die poel van ellende.”

Wat Carole Stone daarover te melden heeft? Dat je ergernis beter niet kunt laten gisten. Praat erover. Pijnlijk misschien, maar lang niet zo pijnlijk als uiteindelijk te moeten zeggen: “Eigenlijk wil ik je vriend niet meer zijn.”

Beloftes houden, nog zo’n regel waar vaak tegen gezondigd wordt. Een vriend-van-een-vriend zegt bij elke toevallige ontmoeting dat we gauw eens moeten komen eten. Zeker al vijf jaar lang, een concrete uitnodiging blijft uit. Niet dat ik daardoor tot in het diepst van mijn ziel beledigd ben, maar dat hij dan gewoon zijn mond houdt. Helaas moet ik hier zelf schuldig pleiten. Paul en Ingrid, het was echt gezellig bij jullie. Dat we het allemaal zo druk hebben en ik niet bepaald een keukenprinses ben, mag geen excuus zijn om jullie niet terug te vragen. Kinderen vergeven het je nooit als je je beloftes niet houdt: het mispunt dat de kinderen van een bevriend echtpaar beloofde samen te gaan paardrijden maar er nooit werk van maakte, moet op niet veel begrip rekenen.

Willen vrienden de waarheid horen als ze je om de waarheid vragen? Een kwestie waar ook ervaren mensenkenner Carole Stone lang mee in haar maag zat. En als haar uiteindelijke conclusie ‘nee’ luidt, ben ik geneigd haar gelijk te geven. Best mogelijk dat je vriendin diep in haar hart best weet dat haar nieuwe vlam niet deugt, maar in de euforie van haar verliefdheid is dat het laatste dat ze van jou wil horen. Hetzelfde geldt voor vrienden die je opinie vragen over het dure schilderij dat ze op een veiling niet konden weerstaan of het bouwvallige huis dat ze ‘voor een prikje’ kochten. “Goed, er is wat werk aan, maar eens opgeknapt, stijgt dat geweldig in waarde. Zeker omdat die buurt over tien jaar enorm in trek zal zijn.”

Maar partnerproblemen zijn de grootste boobytrap van allemaal. Val een vriendin wat al te enthousiast bij als ze haar beklag doet over haar onmogelijke vent, en je zit dik in de problemen als hij weer in de gratie is. Luisteren, knikken en zwijgen is hier de boodschap.

Geld lenen aan vrienden, samen een boot kopen of een zaak opstarten? Niet als je aan de vriendschap gehecht bent, preekt Carole. Klinkt onbarmhartig, maar weer moet ik haar gelijk geven. Want beide partijen mogen nog van goeden huize zijn, vroeg of laat voelt iemand zich toch te kort gedaan. Omdat hij meer geïnvesteerd heeft, harder werkt of beseft dat hij z’n lieve centen nooit meer terugziet. Zoals Shakespeare al schreef: ” Neither a borrower, nor a lender be; for loan oft loses both itself and friend…”

Relaties op het werk, in cyberspace, networking… ze hebben allemaal hun eigen etiquette. Kun je beste vriendinnen zijn met je baas? Ja, als je ermee kunt leven dat ze soms bazenbeslissingen moet nemen die niet noodzakelijk in je voordeel zijn. Is het netjes om als Maddog (17) een on-line-vriendschap met Debbie (16) te ontwikkelen als je eigenlijk Guido (35) bent? Nee dus. Is het verstandig om een goed woordje te doen voor de dochter van een vriend als je diep in je hart weet dat ze niet echt geschikt is voor de vacature? Negatief, daar bezorg je alle betrokken partijen een hoop narigheid mee. Is netwerken überhaupt geen vies woord in verband met vriendschap? “Nee”, betoogt Stone. “Het is gewoon een kwestie van informatie uitwisselen en mensen bij elkaar brengen. Maakt niet uit of daar een partijtje tennis, het adres van een betrouwbare babysitter of een job van komt. Voor mij is vrienden maken de essentie van het menszijn.”

Hoe je dat het best aanpakt? Fluitje van een cent, volgens Caroles goeie ouwe auntie Vi: “De enige manier om een vriend te maken, is er een te zijn.”

Carole Stone, Networking, the art of making friends, Random House, 192 p., 7£ 99.

“In elke vriendschap ben ik ook een beetje een ander mens.

Dat maakt het bijzonder moeilijk

om mijn vriendinnen samen op een feestje te vragen.”

“Met het ouder worden veranderen je emotionele behoeften,

zeker als je een gezin hebt.

Echte vriendschappen moeten om de zoveel jaar bijgesteld worden.”

Val een vriendin wat al te enthousiast bij als ze haar beklag

doet over haar onmogelijke vent

en je zit dik in de problemen als hij weer in de gratie is.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content