Single malt whisky wordt uitsluitend gedistilleerd op basis van gemouten gerst. De gerst wordt eerst geweekt in water en vervolgens uitgespreid over grote kiemvloeren. Tijdens het kiemen ontstaan enzymen die het zetmeel in de graankorrels omzetten in vergistbare suikers. Wanneer uit de gerstkorrels kiemplantjes zijn gegroeid die ongeveer even groot zijn als de korrels zelf, wordt om het kiemen te stoppen de gerst boven een vuur gedroogd en gemout op een geperforeerde droogvloer ( kiln) met een typische schouw, de oosters aandoende pagode. Dat vuur kan worden gestookt met turf en/of antracietkolen, die geen rook geven. Afhankelijk van het minder of meer uitgesproken turf- en rookkarakter dat men de whisky wil geven, kan men de mout tot twee dagen turfroken. Weinig distilleries en zeker de grootsten niet, mouten en roken tegenwoordig nog zelf, omdat ze te veel kiemvloeren zouden nodig hebben. Voor de productie van ongeveer 300 liter bruikbare alcohol is immers één ton ruwe gerst nodig. Veel distilleries kopen hun mout bij industriële mouterijen.

Na het drogen wordt de mout enkele weken tot maanden te rusten gelegd, waarna hij tot grove grist wordt vermalen en in mengkuipen ( mash tuns) wordt gemengd met heet bronwater. De zoete vloeistof gaat naar de wash backs, grote kuipen, waar gist wordt toegevoegd zodat bier van hoge gisting ontstaat van 6 tot 8 alcoholvolumeprocent.

Schotse whisky wordt steeds tweemaal en in sommige distilleries driemaal gedistilleerd. Bij de eerste beurt wordt het bier in wash stills, koperen distilleerkolommen, verwarmd tot 80°C (de temperatuur waarbij alcohol kookt). Het resultaat heet low wine, met een alcoholgehalte van 22 tot 28 volumeprocent. De low wines worden een tweede maal gedistilleerd, ditmaal tot ongeveer 70 volumeprocent alcohol. Dat gebeurt in de spirit stills. Tijdens deze tweede distillatie wordt de zuiverheid van de alcohol minutieus gecontroleerd. Enkel de middle cut, het middenste deel van de distillatie, is veilig voor gebruik. Bij het begin van het distilleren ( fore shots), wanneer de temperatuur het laagst is, komt immers dodelijke methylalcohol vrij en ook het laatste deel ( feints), bevat vrij veel giftige stoffen. Zowel fore shots als feints worden opnieuw gedistilleerd tijdens een volgende distillatie.

De bekomen heldere alcohol van ongeveer 70 volumeprocent alcohol wordt met zuiver bronwater versneden (tot 63 à 65 vol.%) en naar de vaten ( casks) overgepompt in ware houses, waar de whisky gedurende een aantal jaren rijpt. Voor de botteling van single malt whisky’s wordt de whisky van hetzelfde distillaat uit de verschillende vaten gemengd in grote houten marriage tuns en rust hij daarin enkele maanden tot de smaken versmolten zijn. Vlak voor het bottelen wordt hij opnieuw versneden met water tot 40 à 43 volumeprocent alcohol. Single cask strength whisky’s worden niet meer versneden met water maar meteen gebotteld. Afhankelijk van de tijd op vat hebben ze een alcoholvolumeprocent tussen 55 en 65. Tijdens het lageren verdampt per jaar immers 1,5 tot 2 procent whisky uit het vat, the angel’s part. Deze verdampte alcohol is de voedingsbasis voor een zwarte schimmel op de buitenmuren van de ware houses en distillery-gebouwen en geeft de distilleries hun typisch grauw uitzicht.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content