“Domme Belgen”, gniffelen zij. “Gierige Hollanders”, schamperen wij. Hard tegen hard, in de strijd der clichés. Want een cliché, die Nederlandse krenterigheid, dat is het zeker. Hun spaarzaamheid, dat is een ander verhaal. Eentje waar Calvijn toch weer voor een heel klein beetje tussenzit.

Weet u hoe het koperdraad werd uitgevonden ?

Door twee Hollanders die samen een cent vonden.

Nog eentje ?

Waaraan kun je een Nederlands zeeschip herkennen ?

Simpel : er vliegen geen meeuwen achter.Zij hun Belgenlollen, wij onze Hollander- moppen. En die tackelen negen op de tien keer de bekendste karaktertrek van boven de Moerdijk : hun zuinigheid. Al valt op dat we dat woord in een Nederlandse context altijd meteen in zijn overtreffende trap begrijpen. Hollandse zuinigheid ? Dan denken we prompt aan gierigheid. Aan krenterigheid. Aan vrekkigheid zelfs.

Terecht of onterecht, dat bekijken we straks. ‘Zuinig’ hangt hoe dan ook aan Kees, zoals ‘helmboswuivend’ aan Hector. De Engelse uitdrukking going Dutch bijvoorbeeld. Betekent : de rekening delen. Zelfs – zuinigheid is meedogenloos – na een romantisch etentje : laat haar maar zelf die kreeft betalen. Wat een hoop geld ook voor wat minuscuul en overigens ergerlijk gepeuzel. De uitdrukking is zelfs tot over de plas geraakt : ook in de States drijft going Dutch menige serveerster tot wanhoop.

Port betaald

Uit de lucht komt het natuurlijk nooit vallen, zo’n cliché. Nederlanders hebben wel wat boter op het hoofd. Toch zeker volgens Christian Chartier, jarenlang correspondent in Nederland voor de Franse krant Le Monde en auteur van het boek Het verdriet van Nederland. Een genadeloze Latijnse kijk op het land, twee grenzen hogerop. De Nederlandse zuinigheid (lees opnieuw : krenterigheid) is meer dan een cliché, gnuifde hij ongegeneerd in de Nederlandse pers. “Niet alleen op beleidsniveau, ook in het dagelijkse leven. Bij het boodschappen doen, letten Nederlanders echt op de prijs, soms zelfs op een verschil van vijf cent ! Of mensen onderhandelen op het postkantoor over de goedkoopste manier om hun geboortekaartjes te versturen. Ik heb het zelf gezien. Onvoorstelbaar ! Dat heeft ook met gebrek aan allure te maken. Je laat een mooie kaart drukken en zet op de envelop zo’n goedkope ‘port betaald’-stempel. Dat tegenstrijdige tekent de Nederlander. Het amuseert me, maar helemaal normaal vind ik het niet.”

Jawel, de Fransman zette grote ogen op tijdens zijn Nederlandse jaren. De vraag is alleen of zijn verontwaardiging niet meer over de Fransen zegt dan over de Nederlanders. Hij snoof verder : “Sparen is een nationale kunst : geld verdienen en dat niet uitgeven. De mensen zijn hier niet zozeer inhalig, het zit hem vooral aan de uitgeefkant. Voor een Nederlandse verjaardag wordt altijd de vreselijke vraag gesteld : ‘Wat moet je hebben ?’ Daar krijg ik de kriebels van. Ik maak zelf wel uit welk cadeau ik geef. Ik merk hier vaak dat een cadeau aan een maximum van zo’n acht euro gebonden is. In Frankrijk geef je gemakkelijk een of twee cd’s van dertig euro. Dat is hier een luxecadeau. Hier zijn het altijd cadeau- tjes.”

En er zijn zo nog wel onflatteuze ontdekkingen te doen. Zo bleek uit een onderzoek van de Nederlandse Frisdrankenindustrie dat de Nederlanders, tot grote frustratie van de frisdrankmannen, kampioenen zijn in het hervullen van flesjes water. Van de Nederlandse mannen hervult ruim 65 procent weleens een gekocht flesje water met kraanwater. Bij de vrouwen loopt dat zelfs op tot 86 procent. Achtendertig procent van de mannen doet dat meer dan zes keer, bij de vrouwen is dat zelfs de helft.

Het alles-is-er-alprincipe

Of wat met de opvallend kleine historische collectie van Nederlandse couture en kostuums. Verzamelaar Hans Van Emmerik schreef dat ooit toe aan, onder meer toch, de Nederlandse zuinigheid. “De prachtigste japonnen werden na een paar jaar uit elkaar gehaald, om de kraaltjes te gebruiken voor een nieuw avondtasje, of ze te verbouwen tot een heel nieuw kledingstuk. Op die manier zijn heel veel dingen verloren gegaan. Dat soort textielkannibalisme kom je in Frankrijk of Italië niet tegen.”

Fijntjes is ook de opmerking van een ingeweken Japanse kok uit Utrecht in het NRC Handelsblad. “De Hollandse zuinigheid begrijp ik niet. Kijk, Nederlanders zijn het bloemenvolk. Een bos bloemen kost hier niets en is op elke hoek te koop. Wat doen de Hollanders ? Ze kopen voor twee euro een vetplantje en zetten dat voor het raam. Dat gaat jaren mee, zeggen ze dan. Ik koop elke week een bos tulpen !”

En dan is er nog, zowaar, de Vrekken-krant, ‘Het vakblad voor de spaarzame kant van Nederland’. Redactie en abonnees breken het hoofd over een almaar zuiniger leven. (Een iets te open doel voor smalende criticasters, wellicht. Want al snel ging de Vrekkenkrant op in het eufemistischer klinkende tijdschrift Genoeg.) Oprichters Rob van Eeden en Hanneke van Veen dragen hun vrekkentitel in elk geval trots als een geuzennaam. In hun woordenboek betekent vrekkig overigens niet gierig, maar gewoon zuinig. Om vrekkig te leven, zo doceert Hanneke van Veen, hoef je je maar aan een paar eenvoudige regels te houden. De belangrijkste twee : het halveringsprincipe en het alles-is-er-alprincipe. “Het halveringsprincipe kun je bijvoorbeeld toepassen bij wasmiddel, shampoo en afwasmiddel. Het komt erop neer dat je probeert om het met de helft van de normale hoeveelheid te proberen. Als dat lukt neem je weer de helft, net zo lang tot het niet meer werkt. Het alles-is-er-alprincipe zegt dat je eigenlijk niets hoeft te kopen. Heb je een fiets of een rugzak nodig, vertel dat dan rond. Heel vaak blijkt iemand er wel nog eentje over te hebben.”

Nog meer financiële afslanktips op www.zuinigst.nl, de website van de vereniging Zuinig met Stijl.

Maar waarmee Nederlanders buiten de grenzen hun gierige epitheton hebben verdiend, is toch vooral de jaarlijkse exodus zuidwaarts van horden volgestouwde caravans. Hun huis en hun proviand mee. Lekker gezellig, de melk staat al koud. Nee, de locals moeten zich niet in de handen wrijven, Nederlanders laten zich niet rollen.

Calvinistische stuiptrekking

Maar goed. We hebben ons genoeg vrolijk gemaakt over de Hollandse schraperigheid. Tijd voor de apologie van onze noorderburen. En die komt van schrijver Geert van Istendael, Nederlandkenner en auteur van Mijn Nederland.

“Nederlanders gierig ? Een fabeltje. Zonder meer. Als ik in Nederland kom, word ik altijd bijzonder gul en royaal ont-vangen. Helemáál niet gierig. Trouwens, de Nederlandse republiek is in de zeventiende eeuw ontstaan en tot bloei gekomen omdat wij hier bezet zijn door de Spanjaarden en zij niet. Dat betekende de sluiting van de Schelde, zodat de haven van Antwerpen naar de knoppen ging. Honderdvijftigduizend Vlamingen, Brabanders en Walen trokken prompt noordwaarts. En niet de minste. Vooral rijke mensen, goede ambachtslui en geleerden, zoals de wiskundige Simon Stevin. Amsterdam bestond zo in de zeventiende eeuw voor een derde uit mensen uit het zuiden, Utrecht voor een kwart, Haarlem zelfs voor de helft. Zij hebben de republiek rijk gemaakt. Als Nederlanders zo onderweg de reputatie hebben gekregen dat ze op de penning zijn, ja, dan komt dat van bij ons. Dan schieten we gewoon in eigen voet.”

Laten we het dan wat afzwakken. Zijn ze zuinig, de Nederlanders ? Spaarzaam ? “Ze letten op hun centen, dat wel.” Een stuiptrekking van het calvinisme ? “De Nederlandse identiteit valt natuurlijk niet samen met het calvinisme. Maar het heeft ze in allerlei nuances wel gekleurd. De calvinistische norm ‘hard werken en sober leven’ is in deze discussie uiteraard niet te verwaarlozen. Arbeid en handel drijven, kregen de zegen van Calvijn. Je lot in het hiernamaals mocht volgens de leer dan wel al vastliggen, een materieel geslaagd leven gold als een beloftevol teken. Wou je een gunstig teken krijgen, dan moest je geld opstapelen.”

Bovendien : het calvinisme onderschrijft misschien wel de spaarzaamheid, hetzelfde ideeëngoed ontkracht de gierigheid. De calvinistische zuinigheid gaat immers hand in hand met sociale bewogenheid : geld is beter besteed aan de armen. “Per hoofd van de bevolking zijn Nederlanders verreweg de meest genereuze schenkers voor goede doelen. Daar laten ze ons, Belgen, ver achter zich. In mijn eigen vakgebied heb ik dat trouwens al vaak ondervonden. Nederlandse uitgevers zijn ontzettend royaal voor hun schrijvers. Al meer dan honderd jaar worden wij prachtig uitgegeven in Nederland. En als ik zie hoe vaak Vlaamse acteurs en regisseurs in het Nederlandse theater op de hoogste posten terechtkomen, dan kun je toch bezwaarlijk beweren dat ze niet genereus zijn ? Ik zie het omgekeerd veel moeizamer gebeuren.”

Slechte volkskeuken

En wat dan met de jaarlijkse uittocht van de volgestouwde caravans ? “Een haast tribale uittocht, inderdaad. En ja, ze hebben hun eigen voedsel mee. Of anders zorgen ze er wel voor dat een Nederlander ter plaatse een winkeltje opent met Nederlandse producten. Maar dat is geen kwestie van gierigheid. Wel van onkunde en argwaan. De Nederlandse volkskeuken is, door de band genomen, slecht. Ze kunnen niet koken, al zéker niet met vreemde producten. Dát is de voornaamste reden.”

“Trouwens”, benadrukt Van Istendael nog. “We spreken meestal van Hollandse zuinigheid. Niet vergeten dat de rest van Nederland de Hollanders ook zelf soms als een ras apart beschouwt. Als een volkje waartoe ze helemaal niet gerekend willen worden. Vraag het een Maastrichtenaar, bijvoorbeeld : die ziet de Hollander als een vreemde. Overdreven natuurlijk. Nederland is best wel een coherente natie. En de volksaard, voor zover zoiets zou bestaan, is net zo samenhangend.”

En misschien moeten we er niet eens zo smalend over doen. Vlaanderen heeft namelijk zelf een vzw van spaarzamen, die zich trots de Krenteniers noemen. Al lijkt hun webstek al enige tijd ingedut. Vreemd, zeker nu. Want in deze crisistijden beleeft de Hollandse zuinigheid ongetwijfeld gouden tijden. Misschien toch maar eens beginnen proberen, dat ‘alles-is-er-alprincipe. Iemand een pepermolen op overschot ?

Door Guinevere Claeys

Volgens het alles-is-er-al-principe hoef je eigenlijk niets te kopen. Een fiets of een rugzak nodig ? Vertel het rond. Heel vaak blijkt iemand er wel nog eentje over te hebben.

Geert van Istendael : “Nederlanders zijn verreweg de meest genereuze schenkers voor goede doelen. Daar laten ze ons, Belgen, ver achter zich.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content