De bestverkochte cd aller tijden op het legendarische jazzlabel Blue Note is ?Hand on the Torch? van Us3 (1993), en is strikt gesproken geen jazz-cd. De blanke Britse Geoff Wilkinson wilde een inventieve fusie van moderne jazz en hiphop, en kijk, de single Cantaloop werd een hit in ongeveer heel de wereld.

Jacky Huys

Ik zeg Geoff Wilkinson dat z’n platenfirma niet goed wist of ze de rockcriticus dan wel de jazzrecensent van Weekend Knack moesten aanspreken. Hij lacht, de problematiek is hem niet geheel onbekend : ?Mij maakt het niets uit. Het kan nooit de taak van een artiest zijn om zijn werk te moeten categoriseren. Maar ik zou het liefst hebben dat je me bij de pop indeelt, omdat een van mijn hoofdbedoelingen altijd geweest is jazz bekend te maken bij mensen die er nog nooit van gehoord hebben. Prediken voor de bekeerden is zinloos. De domste opmerking die een jazzrecensent ooit over ons gemaakt heeft, was : ‘Jullie hebben bladzijden uit de bijbel’, Blue Note dus, ‘gescheurd’. En dacht toen : als God daar kwaad voor was, zou hij mij allang gestraft hebben.?

Wilkinson was een prille twintiger toen hij viel voor jazz. Als een jonge knaap voor jazz kiest in plaats van voor bijvoorbeeld heavy metal, is er meer dan waarschijnlijk sprake van opvoeding. ?Mijn ouders zijn nooit echt in muziek geïnteresseerd geweest,? zegt hij, ?maar ik had een oudere broer met een heel brede smaak en een obsessie voor drummers. Ik kan me herinneren dat hij constant en keihard Buddy Rich en Art Blakey draaide en dat ik dat ellendig lawaai vond (glimlacht). Het moet allicht ergens in mijn achterhoofd blijven hangen zijn.? Hij kreeg een bas en toen hij Chic voor het eerst hoorde, ging er een wereld voor hem open : ?Toen ontdekte ik Bootsy Collins en Sly and the Family Stone en Larry Graham. Ik werd dj en draaide die seventies-funk grijs. Van daar naar de jazzfunk van Donald Byrd was maar een klein stapje. En eens je in de jazz terechtkomt, houdt het niet meer op natuurlijk. En het gaat daarbij écht om ontdekkingen, want op de radio hoor je deze muziek nergens.?

Wilkinson verhuisde naar Londen en ging in gespecialiseerde platenzaken werken. Een leerschool en een obsessie die tot vandaag duurt. Toen hij laatst in Amsterdam was, heeft hij zoveel elpees gekocht dat de jongen van de platenfirma het vinyl moest nasturen. En ook in Brussel wil hij de tweedehands zaken uitvlooien, niet in het minst omdat de prijzen in Londen de pan uitswingen. Of hij nog iets zoekt dan ? ?Een lijstje met een paar duizend titels, kan dat volstaan ??

In Londen was Wilkinson ook niet uit obscure jazzclubs in Brixton of Camden weg te slaan, maar pas vijf, zes jaar geleden durfde hij musici ook effectief aanspreken. Via dat circuit heeft hij bijvoorbeeld zijn vaste saxofonist Steve Williamson gevonden. ?Die mensen in een studio verzamelen, was voor mij een droom die uitkwam, want het zijn echt topspelers. Alleen is de jazzmarkt zo klein in Engeland dat die jongens zich zelden kunnen bewijzen. Maar zij hebben mij ooit beïnvloed en ik ben blij dat ik nu iets kan terugdoen. Vooral live kan je het verschil zien tussen de jongens en de mannen : als iemand het meent, als hij vanuit de buik speelt, dan voel je dat als publiek. En als hij dat niet doet, dan kan hij beter ophouden. Het zal allicht een grove veralgemening zijn, maar hoe jonger een musicus is, hoe groter de kans dat hij honger heeft.?

In Londen ontpopte Wilkinson zich ook tot concertorganisator én activist. Hij zette antiapartheidsfestivals op en feesten om de campagne voor nucleaire ontwapening te ondersteunen. In 1990 bedacht hij een drie weken durend alternatief jazzfestival in Edinburgh, en ging daarna als programmator in het Jazz Café in Camden Town werken. Daar begon zijn visioen vorm te krijgen via jazz rap weekends, de ontmoeting met Mel Simpson en een eerste plaat : Where will we be in the 21st century van rapper Honey Bee en jazzpianiste Jessica Lauren. Simpson en Wilkinson lieten er 500 zogenaamde white labels van persen, en die werden allemaal netjes verkocht. Het onafhankelijke labeltje Ninja Tune vroeg de heren of ze ook voor hen een single wilden maken. Ze wilden. Het werd The Band Played the Boogie, mét, voor het eerst, samples van Blue Note-opnames. ?Toen ik Grant Greens Sookie Sookie sampelde voor die single, had ik maar één bijgedachte : hiphop zit hopeloos vast in het sampelen van James Brown. Misschien moeten we proberen die impasse te doorbreken.?

Het Londense radiostation Kiss FM draaide de single van ’s ochtends tot ’s avonds, en ook David Field, A&R-man van Capitol, hoorde ‘m. ?Op een dag kreeg ik een telefoontje van Camilla, zijn secretaresse : ‘David Field wil jullie zien. ‘ Ik wist dat Ninja Tune de sample van Green gejat had zonder ervoor te betalen en ik dacht : ofwel gaat hij ons een proces aan de broek lappen, ofwel wil hij ons zeggen dat hij de single plezant vindt. Toen hij de deur van zijn kantoor opende, lachte hij als een openplooiend tafellaken. En ik wist dat we goed zaten.?

Field vertelde dat hij drie exemplaren van de single gekocht had : eentje voor zichzelf, eentje voor Bruce Lundvall (de grote baas van Blue Note in New York) en eentje voor het A&R department van Capitol Records in Los Angeles. Lundvall had gelukzalig geknord. ?Ik viel van mijn stoel. Ik bedoel : ik claim absoluut niet de eerste te zijn die jazz en hiphop wou combineren. Gangstarr had het al gedaan, de Dream Warriors hadden Quincy Jones gesampeld, Stetsasonic was bezig geweest. Maar het was zo’n echte Carpe Diem-ervaring, dat ik dacht : ik kan maar vragen. En toen zei ik dus : Als ik van jullie de Blue Note-catalogus mag plunderen, dan kunnen we écht een indrukwekkende fusie creëren tussen hiphop en jazz.?

David Field legde het idee voor aan Lundvall, en die was geïntrigeerd maar niet overrompeld. Hij gaf Wilkinson en Simpson 2000 pond om in de studio te experimenteren. In maart 1992 gingen de twee aan de slag. Een paar weken later kwamen ze naar buiten met twee tracks : een daarvan zou nooit het daglicht zien. De andere was Cantaloop, gebaseerd op de Herbie Hancock-compositie Cantaloupe Island. ?Nederland sprong er het eerst op, daarna Duitsland en Japan. En voor we het wisten, was ons contract voor één single een overeenkomst voor acht cd’s geworden.?

Toch bleef Wilkinson zitten met een gevoel van onbegrepen-zijn, zeker toen grote baas Lundvall hem meteen na de release van Hand on the Torch vroeg met wie hij op z’n volgende opus wou samenwerken : ?Bruce kent, zoals je weet, iederéén in de jazzwereld en ik heb echt serieus met hem moeten praten voor hij doorhad dat hij helemaal fout zat. Het is voor mij verschrikkelijk belangrijk om met jonge, Britse jazz cats te kunnen werken. Het werk van jazzgiganten als onder meer Thelonious Monk, Donald Byrd, Art Blakey & the Jazz Messengers en Horace Silver werd er weliswaar respectvol op gesampeld, maar had ik van een 60-jarige legende dezelfde trompetsolo op Cantaloup kunnen krijgen die ik van een 21-jarige jonge wolf heb gekregen ? Nee, heel duidelijk : néé. Met alle respect : veel van die oude knarren hebben klassieke elpees gemaakt, maar da’s dertig jaar geleden. De meeste van die legendes hebben de laatste 15 jaar niets interessants meer voortgebracht.?

Het is overigens niet onbegrijpelijk dat er enige misverstanden zijn ontstaan. Al bij al is Wilkinson braaf, blank en Brits. En toch voelt hij zich niet geremd om vrolijk zijn zeg te doen over typische Amerikaanse genres als jazz of hiphop. Hoe kan, om maar eens iets te zeggen, Wilkinson begrijpen wat een rapper uit de Bronx écht voelt ? ?Wij zullen nooit begrijpen wat echt racisme is. Zelfs toen ik mijn kloten afdraaide in de antiapartheidsbeweging in Londen werd ik constant uitgemaakt. Je mag niet vergeten dat er bijna net zoveel zwarte racisten bestaan als blanke. Maar dat kan me niet schelen : je moet leven volgens wat je gelooft.?

De multiculturele wereld is hoe dan ook de toekomst : ?Ik heb de voorbije vier jaar de wereld afgereisd, en ik zou nergens anders kunnen leven dan in Londen, wat overigens niet betekent dat wij hier racismevrij zijn. Maar door de omvang van de multiculturele smeltkroes is het racisme bij ons kleiner dan elders. De toekomst van de muziek is hoe dan ook te vinden in fusies. Ik ben nu twee weken op promotie en overal waar ik kom, zijn er twee plaatjes die ik blijf horen : de nieuwe singles van David Bowie, en Apollo 440, die jungle en rock mengen en onder andere Van Halen-riffs én drum’n’bass samplen. Intrigerend. Fuseren is overigens de enige mogelijkheid : echt nieuwe muziek creëren kan niet meer. Men heeft wild gedaan over jungle, maar die muziek heeft alleen breaks uit de hiphop genomen en baslijntjes uit de reggae en die een beetje versneld.?

Het heeft meer dan drie jaar geduurd voor Us3 aan een vervolg toe was : Broadway & 52nd, uiteraard een verwijzing naar de legendarische New Yorkse straat waar jazz zoniet geboren werd dan toch een van z’n wedergeboortes beleefde. De clubs van toen bestaan niet meer. Us3 van toen ook niet meer. Uit de Big Apple heeft Wilkinson rappers KCB en Shabaam Sahdeeq gerekruteerd, en medeoprichter Mel Simpson is er niet meer bij. De twee zaten niet meer op dezelfde lijn en er kwam ruzie van.

De facto is Us3 nu Wilkinson geworden. ?Ach, zo’n situatie is niet zo ongewoon : Soul II Soul, Jamiroquai, Simply Red en Incognito zijn in wezen allemaal eenmansprojecten. Ik kom er alleen iets nadrukkelijker voor uit. Het is een fantastisch idee om je groep, zoals bij Art Blakey’s Jazz Messengers, als een doorgeefluik te zien : jonge mensen die erbij komen, die doorgroeien, en die dan voor eigen rekening beginnen. Dit soort van werkwijze is ook meegenomen als je, zoals ik, mensen snel beu wordt.?

Broadway & 52nd is manifest een forse stap vooruit. ?Er is een cliché dat zegt dat een artiest z’n hele leven heeft om z’n debuut te maken en zes maanden voor de opvolger. Bij mij is juist het tegenovergestelde gebeurd : toen Cantaloop een hit werd, moesten wij de volledige cd nog schrijven en maken, wat voor een enorme tijdsdruk zorgde. Ik ben dus een beetje beschaamd over sommige passages van het debuut, die ik er nooit had opgezet als wij een beetje meer tijd hadden gekregen. Broadway & 52nd is om drie redenen beter : de rappers hebben meer talent en gevoel voor ritme en het zijn betere schrijvers dan de jongens van de eerste cd ; ten tweede heb ik me niet beperkt tot voor de hand liggende Blue-Note-stukken, maar ben ik dieper gegaan ; en ten derde spelen we veel meer live mét bijhorende solo’s.?

Op pagina 3 van het binnenhoesje heeft Wilkinson een citaat van Nietzsche laten afdrukken : ?Hij die met monsters vecht, moet er beducht voor zijn zelf geen monster te worden. En als je te lang in een afgrond kijkt, kijkt de afgrond ook naar jou.? Hij grinnikt. Een citaat dat een wereld van frustratie dekt : ?Dat is mijn boodschap voor de platenindustrie. Het is een hard gevecht geweest om trouw te blijven aan mijn principes na het succes van Hand on the Torch. Ik heb nooit problemen gehad met Blue Note, integendeel zelfs, maar er werken ontelbare monsters bij Capitol in Los Angeles. Ik hou niet van maatpakken.?

Met lichaamstaal die er niet om liegt, schuift hij z’n kopje koffie opzij. ?Ik hou écht niet van maatpakken. En het ergste is : ze zijn niet eens herkenbaar, want ze dragen geen maatpakken meer, maar ze dénken als maatpakken, wat nog veel gevaarlijker is.?

?Broadway & 52nd? is verschenen bij Blue Note. Us3 concerteert op 5 maart in de Ancienne Belgique in Brussel. Info en tickets : (02) 548.24.24.

Geoff Wilkinson (rechts) : Had ik van een 60-jarige jazzlegende dezelfde trompetsolo op Cantaloup kunnen krijgen die ik van een 21-jarige jonge wolf heb gekregen ? Heel duidelijk : néé.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content