United Colours of Hiphop

“Hiphop zou een sociale functie moéten hebben. Het kan mensen bij elkaar brengen.” Drie rapgroepjes met een multiculturele achtergrond vertellen over hun engagement en over de relaties in het milieu: Starflam uit Luik, TLP uit Gent en ABN uit Mechelen.

Ik woonde vroeger op een plein in Berchem. Het viel mij op dat in alle spelen, ook in het voetbal, een soort van apartheid bestond. Alleen bij basketbalmatches zag je jonge autochtonen en migranten zich vermengen. Naast het sportterrein stond dan een gettoblaster waaruit steevast hiphop schalde. Plots besefte ik: basketbal en hiphop brengen culturen samen. Het inspireerde mij om drie hiphopgroepen uit drie verschillende steden te laten praten over het multiculturele en sociale aspect van de rapmuziek.

Starflam uit Luik

Starflam kende een lange voorgeschiedenis in Malfrats Linguistiques. Het herrees uit de as van dat collectief in 1996. Twee jaar later stoomde de groep zijn titelloze debuut-cd klaar. De opvolger, Survivant, is samen met de daaruit getrokken hit La Sonora in eigen land een eclatant succes. In Starflam vinden verschillende nationaliteiten elkaar. De meeste leden zijn al zo’n tien jaar vrienden. Balo, de regelneef, is van Kongolese origine. Zijn ouders kwamen voor het eerst naar België toen hij vier was. De moeder van rapper Kaer is uit Ecuador afkomstig. Toen hij acht was, keerde het gezin terug naar Zuid-Amerika omdat zijn vader, een klassiek muzikant, daar een job kreeg bij een orkest. Net als Balo pendelde Kaer in zijn kinderjaren tussen twee landen. “Ik groeide op in twee verschillende werelden. Mijn persoonlijkheid is gevormd door de freestyle van Zuid-Amerika en de rust van Europa.”

Het multiculturele aspect

Balo: “Ik denk dat migranten zich goed kunnen identificeren met hiphop. Zwarte artiesten trekken een zwart publiek aan. Rock bereikt de kleurlingen minder, al vind ik segregatie verkeerd. Rock heeft toch ook Jimi Hendrix en Living Colour voortgebracht. Het is jammer als muziek beperkt blijft tot één bevolkingsgroep. Ik vind het mooie aan deze tijden net dat de grenzen op muzikaal vlak langzaam verdwijnen. Twintig jaar geleden was dat nog anders. Nu is het logisch dat een blanke Belg van twintig niet enkel naar rockmuziek grijpt, maar ook openingen vindt naar soul en rap. Eminem is daar een goed voorbeeld van.”

Kaer: “De diversiteit van invloeden in onze muziek is een weerspiegeling van onze gemengde achtergrond. Omdat mijn moeder latino is, vind je elementen van salsa in Starflam terug. Maar er zit ook klassiek in, Frans chanson en de soul van The Four Tops. Dj Mig-One is heel eclectisch. We staan voor alles open. Ook voor rock en punk, de energie van de hiphop leunt daar heel erg bij aan. Dat is net het interessante aan hiphop: die melange.”

Balo: “Ik geloof niet dat de culturele verschillen binnen de groep ooit problemen hebben veroorzaakt. Zoveel wezenlijke verschillen merk ik overigens niet. We maken allemaal deel uit van dezelfde gemeenschap.”

Kaer: “Hiphop werd uitgevonden door de zwarte minderheid in Amerika. Ik denk trouwens dat àlle genres hun oorsprong bij minderheden vinden. Rock werd in het begin toch ook aanzien als tribale muziek? Alle muziek vertrekt vanuit een marginale positie, het is die outsiderpositie die de muziek voedt en vooruitstuwt.”

Het engagement

Balo: “Ons engagement is niet politiek. Starflam is zeker niet zo militant als Rage Against the Machine. Het is een utopie te denken dat wij vanuit onze positie de wereld kunnen veranderen. Ik hoop dat we wél een invloed kunnen uitoefenen op de mensen in onze directe omgeving. Waar de jongeren overal in de wereld nu tegen moeten vechten, is de verveling en de luiheid. We moeten onze levens organiseren. Dat is de opdracht, zowel in de New Yorkse Bronx als hier in Europa. In dat opzicht hebben we het in Luik niet makkelijker dan in de Amerikaanse getto’s. Volgens mij is de realiteit in Kinshasa een pak erger dan die in de Bronx.”

Kaer: “Luik is traditioneel een socialistische stad. Maar zoals in de andere grote Europese steden worden de mensen er aan hun lot overgelaten. Er worden, door het wilde kapitalisme, economische getto’s gecreëerd. Er wordt een wig gedreven tussen arm en rijk. We gaan in Europa in de richting van een duale samenleving. De middle class zal volledig verdwijnen. Het maatschappelijk probleem wordt enkel groter. Neem het elektronisch geldverkeer, dat is een privilege waar de lagere klasse van wordt afgesloten. Ook in Luik evolueert het socialisme naar een sociaal liberalisme. Lobby’s drukken hun stempel op de politiek. Ik hoop dat de hiphop in Luik het waardenbesef doet toenemen en jonge mensen stimuleert om de handen uit de mouwen te steken en actie te ondernemen om hun lot te verbeteren.”

Balo: “Zoals je dat ook elders in Europa ziet, laat Luik bepaalde prioriteiten vallen. De vervuiling, nochtans een zwaar probleem in onze stad, wordt niet aangepakt. Met het onderwijs is het heel slecht gesteld. De geografische ligging van Luik – niet ver van Maastricht, Hasselt en de Duitse grens – zou een troef moeten zijn wat tewerkstelling betreft. De kennis van het Duits en het Nederlands zou perspectieven kunnen bieden, maar de stad verwaarloost het taalonderricht. Als je het probleem van de werkloosheid wilt oplossen, moet je het bij de wortels uitroeien.”

Kaer: “Er wordt puur regionaal gedacht. De Vlaamse en Duitse gemeenschap blijven voor ons gesloten. Los van het taalprobleem wordt er ook geen informatie over de werkgelegenheid uitgewisseld. Er worden ook te weinig technische studies georganiseerd die de vinger aan de pols houden. De scholen zijn verouderd. Ze zijn niet aangepast aan de moderne realiteit.”

De sociale functie

Kaer: “Alle muziek heeft een zekere sociale functie omdat het mensen aanzet om de deur uit te gaan en zodoende het sociaal contact bevordert. Dat geldt dus niet alleen voor hiphop, maar ook voor salsa. Het doet de mensen communiceren en heeft een opvoedende taak.”

De Belgische hiphop

Kaer: “Dat is zich nog volop aan het ontwikkelen. Ook in Vlaanderen gaat het de goeie kant uit, kijk maar naar ’t Hof van Commerce. Er zijn labels, er is beweging. Er duiken steeds meer dj’s op, de producties worden beter, in Brussel is er een wildgroei van groepjes. Er is in vergelijking met vroeger meer structuur om op terug te vallen. De vijftienjarigen maken van hiphop hun leven. Ze krijgen voldoende kansen om hun muziek te distribueren. België blijft natuurlijk een klein landje. We kunnen nog niet op tegen de grootstedelijke milieus in Frankrijk.”

De competitiegeest

Kaer: “Al is er een competitiegeest, de Belgische hiphoppers voelen toch wel enige affiniteit met elkaar. We staan ver van de rivaliteit die destijds in Amerika heerste tussen de East en de West Coast. Dat agressieve imago is vals.”

Balo: “De concurrentie is van vitaal belang. Die competitie is menselijk. Daar wordt vaak de vernieuwing uit geboren: iedereen wil de ander overtreffen.”

TLP uit Gent

Op z’n zestiende klom de nu 29-jarige TLP voor het eerst op een podium: hij is de Belgische hiphopper met de meeste ervaring. Ooit maakte hij met Rhyme Cut Core, de groep die hij met dj Grazzhoppa vormde, furore op de Rock Rally. Zes jaar geleden werkte het duo samen met De Puta Madre uit Brussel. Op tournee raakte TLP bevriend geraakt met de Haïtiaan Dors, die tot de crew van De Puta Madre behoorde. Na de split van Rhyme Cut Core startten ze samen een sound system. Ze draaien onder meer op de Eskimo Party’s in Gent en presenteren op dinsdagavond ook het reggaeprogramma Bounce op Studio Brussel. Met producer Meanz, een oude bekende van TLP uit zijn geboorteplaats Tielt, brachten ze zopas de lowbudget e.p. Where’s My Lighter? uit.

Het multiculturele aspect

TLP: “Dors en ik hebben een heel natuurlijke band. Hij komt uit Haïti, een heel arm land, al behoorde hij daar tot de middenklasse. Als zestienjarige kwam hij in België terecht. Hij vindt het vreemd dat ik de oude reggaenummers ken die hij als kind op Haïti hoorde. Het is niet zo evident, maar toch: we delen onze roots. Hij was op dat eiland een van de eerste hiphoppers, ik was hier ook de eerste die met een gettoblaster over straat liep. Op het vlak van morele waarden zijn er ook heel wat raakpunten. Zijn moeder is net als mijn moeder superkatholiek.

Bij Rhyme Cut Core werkte ik samen met Dennis, een Jamaicaan. Die zei ook altijd: ‘ I like your mother. She’s just like mine‘. Al zijn dat rude boys, thuis gedragen zij zich. Ik neem ze altijd mee naar huis. Ze zijn het niet gewend dat een autochtoon zijn zwarte vrienden mee aan de eettafel laat schuiven. Mijn moeder aanvaardt die gasten. Dat ik Dors, een Haïtiaan die niet eens Nederlands spreekt, werk bezorg op een Vlaamse radiozender, is positieve integratie, toch? Want geloof me: als die jongens van hun eiland naar België emigreren, kunnen ze het leven hier niet aan. Die slaan tilt. Ik moet hen vaak zeggen: ‘ Cool down, chill out.’ Als ze niet naar je luisteren, loopt het mis en belanden ze in de bak. Dat is de harde realiteit. De moeder van Dors is wat gelukkig dat hij niet op straat ronddoolt en drugs dealt, maar dat hij als dj een job gevonden heeft. Dennis, van Rhyme Cut Core, is destijds gearresteerd en terug naar Jamaica gestuurd. Bij De Puta Madre heb je een bonte mengeling van Italianen, Spanjaarden, Marokkanen, Afrikanen en mannen uit het Caribisch gebied. Die zitten elkaar vaak de huid vol te schelden. Dat is bijna een spel. Tonen hoe stoer je wel bent: typisch hiphop. Het meeste racisme merk ik bij de allochtonen onderling. Als we uitgaan, laten Marokkaanse portiers mijn Jamaicaanse vrienden niet binnen.”

Het engagement

“De Puta Madre heeft het bewezen: we kunnen allemaal samenleven. Het maakt niet uit waar je vandaan komt. Het vergt tijd om tot dat besef te komen. De houding van heel wat van mijn West-Vlaamse vrienden is veranderd sinds ik hen in contact bracht met mensen als Dors. Al leidt dat soms ook tot conflicten, ik blijf dat doen. Hij doet misschien soms raar en hij ís anders, maar je moet hem accepteren zoals hij is. Als rapper wil ik die boodschap ook overbrengen. Tegenwoordig heb je veel intellectuele en abstracte rappers. Soms vraag ik me af: ‘Wat willen ze nu zeggen? Make a point.'”

De sociale functie

“Op de City Queens-fuiven in Gent komt het blanke skate-hiphoppubliek van Studio Brussel af. Maar je hebt ook R & B All-Stars in ’t Kuipke, waar je uitsluitend Marokkanen en zwarten ziet. Ik ga daarnaartoe, al word ik er niet altijd vriendelijk bejegend. Als ik dan met een meisje sta te praten, pakken ze haar vast terwijl je erbij staat. Dat is triest. Ik hoop dat die situatie verbetert. We are all urban kids. We all want to have a good time. De islamitische vrouwen die geëmancipeerd zijn, worden door hun familie verstoten, terwijl ze gewoon naar vrijheid verlangen. De houding van de mannelijke moslims moet dringend veranderen. Dat is momenteel een van de grootste problemen in onze maatschappij. Pas op, ik wil niet veralgemenen: ik ken ook Marokkanen die getrouwd zijn en respect hebben voor vrouwen.

Daar staan echter gasten tegenover die verloren lopen, naar R & B en rap luisteren en écht geloven dat alle vrouwen bitches zijn. Dus ja, hiphop zou een sociale functie moeten hebben. Het kan mensen bij elkaar brengen. Hiphop is altijd in de eerste plaats partymuziek geweest.

Omdat de zwarten in New York in de jaren tachtig niet in de clubs binnen mochten, organiseerden ze zelf block parties. In Jamaica heeft iedere community zijn eigen sound system. Feesten is de zwarte cultuur eigen. Als dj wil ik dat alle mensen met een glimlach terug naar huis keren. Dat is mijn missie. I can rock a party. Het draait erom een sfeer te creëren, en dié sfeer en de interactie tussen artiest en publiek, dat noem ik net hiphop.”

De Belgische hiphop

“Een van mijn beste vriendinnen is Ya Kid K van Technotronic. Zij is een van de weinigen die erin slaagden om over de grens commercieel aan te slaan. Starflam en Uman proberen het nu ook in Frankrijk, maar eenvoudig is dat niet. Toch zijn we niet gefrustreerd. Ik ben blij dat ik goed verdien als dj. Ik heb geen gebrek aan werk, er zijn niet zoveel hiphoppers die dat kunnen beweren. Ik besef dat het een moeilijke markt is. De enige Belgische hiphopgroep die de voorbije jaren met een plaat geld wist te verdienen, is ’t Hof van Commerce. Een hiphopartiest moet leven van zijn optredens. Omdat ik het nu als dj zo druk heb, mis ik dat live-werk. Ik wil dit jaar zeker meer gaan optreden. Daarom toon ik met de e.p. Where’s My Lighter? aan de underground: I’m still a rapper.”

De competitiegeest

“Ik vind dat je als rapper én als mens uitgesproken meningen moét hebben. Omdat wij nog in een groeifase zitten, geef ik vaak kritiek op de gang van zaken. Hiphop is het ideale medium om kritiek te spuwen. Met een brave attitude – stijl: we moeten allemaal goed overeenkomen – raak je volgens mij niet vooruit. Als ik geen blad voor de mond neem, is het met de achterliggende bedoeling dat de hiphop er beter van wordt. Ik weet hoe de muziekindustrie in elkaar zit. Het kwam tot een breuk met Grazzhoppa omdat hij niet bereid was tot compromissen. Ik wou bij een major tekenen, hij niet. Na de Rock Rally kregen we voorstellen en persoonlijk ben ik teleurgesteld dat we toen niet toegehapt hebben. Ik steek het niet onder stoelen of banken: ik wil een hit. Een major kan je plaat een push geven. Het mes snijdt natuurlijk langs twee kanten. Omdat er zes miljoen frank in Starflam is geïnvesteerd, is het best mogelijk dat zij op het einde van de rit geen cent overhouden.”

ABN uit Mechelen

De line-up van ABN is al vaak gewijzigd. Constante in de geschiedenis van de groep is creatieve motor Quinte. Eind jaren tachtig, toen de skatecultuur door ons land begon te razen, werd hij graffiti writer. Toen hij voor de eerste keer met de trein naar Brussel kwam, openbaarde de rap zich pas echt aan hem. Op een hiphopworkshop in Mechelen leerde hij twee Marokkaanse zielsverwanten kennen. Ze maakten alras samen geluidsbanden. Later kwam er nog een dj bij. Was de verstandhouding in het begin oké, nadien werden spanningen voelbaar. “Toen we de eerste plaat ABN-ormaal maakten, was de relatie eigenlijk al een beetje verzuurd”, geeft Quinte toe. “Met cultuurverschillen had het echter niets te maken.”

Terwijl de andere sterkhouder Pita eind ’98 het intussen alweer opgedoekte project Nest boven de doopvont hield, zette Quinte nog resoluter zijn tanden in ABN. “Ik zit al meer dan tien jaar in de hiphop. Ik heb van meet af aan de kar van ABN getrokken, nam ook het management op mij en bekommer mij om het grafische aspect. Het is een passie.”

Het multiculturele aspect

“Dat multiculturele aspect gaat terug naar de oorsprong van hiphop. De hiphopcultuur is in New York door zwarten in het leven geroepen. Het lijkt me logisch dat de migranten in de Belgische grootsteden zich daardoor aangesproken voelen. In Nederland is het percentage kleurlingen in de hiphop evenwel groter dan bij ons. In België is het echt een mix van blank en zwart. Hiphop leeft enorm bij de jonge allochtonen in Brussel. Hiphop geeft hun een zekere status. Via rap en graffiti krijgen zij aanzien. Ik werk nu al een tijdje in The School of Hiphop in Sint-Gillis, die jaarlijks 140 workshops organiseert. Daar zie je duidelijk dat hiphop voor die kerels het belangrijkste in hun leven is. Daar stoppen ze al hun energie in. Ze zijn heel gedreven en het is hun grote droom ooit door te breken als rapper. Hun toekomstvisie is daar helemaal op geprojecteerd. Hun levensdoel is niet: een huisje, een tuintje en een job. Nee, ze steken een breakdancechoreografie in elkaar en proberen een platencontract te versieren.”

Het engagement

“Frustratie is een goede voedingsbodem voor hiphop. Je schrijft iets van je af. Als je politiek geëngageerd bent, kun je aanklagen wat er in je stad allemaal misloopt. De teksten van de eerste plaat schreef ik toen ik zestien, zeventien was. Ik was vastbesloten de wereld te verbeteren. Ik wou het de mensen in hun strot rammen. Een paar jaar daarna werd het me duidelijk dat ik de wereld toch niet kon veranderen en begon ik meer te schrijven over wat me persoonlijk raakt. Ik maak me nog altijd druk, alleen is het iets autobiografischer van toon geworden. Als ik nu die teksten van vroeger terughoor, vind ik het vrij puberaal. Ik herken er mezelf nauwelijks nog in. Het is soms echt bevreemdend, wat niet wegneemt dat ik dat toen in alle eerlijkheid deed. Ik wou het allemaal eens zeggen: over de flikken van Mechelen en over het cannabisbeleid.

Hiphop kan zeker nog altijd militant zijn. Luister naar een collectief uit Brussel als Souterrain: dat is hard. De Franstalige MC’s zijn nog heel politiek gericht. Dat is een goeie zaak. Er zal in hiphop altijd een boodschap blijven zitten. Hiphop geeft jonge mensen een stem. Het is een uitlaatklep. Het is positiever uit frustratie een pen vast te pakken dan een hamer om iemand de hersens in te slaan. De kracht van de hiphopcultuur is dat de creativiteit zo breed gaat. Het is geen mode. Je hebt de rappers, de dj’s, de producers die de beats leveren, de breakdancers en de graffiti writers. In Brussel heb je echt nog collectieven die stevig aan elkaar hangen. Dat is mooi om te zien: met toewijding werken die aan hun eigen ding en vertegenwoordigen ze allen hun crew. Het spijtige is dat, als zo’n groep een platendeal krijgt, de dansers en de graffitispuiters meestal wat opzij worden geschoven.”

De sociale functie

“Hiphop brengt mensen samen: niet alleen verschillende huidskleuren, maar ook de Vlamingen en de Walen. Hiphop is de grootste nachtmerrie van het Vlaams Blok. Hiphop gaat over de barrières van culturen en talen heen.”

De Belgische hiphop

“Daar kan ik me geen duidelijk beeld van vormen. Je hebt een paar vaste kernen in Gent, Antwerpen en Brussel, maar voor de rest kan je niet echt spreken van een eenheid. Dat is ook de charme, vind ik. De onenigheid hoort er in feite bij. We liggen niet constant overhoop met elkaar, maar ik zie ook geen duidelijke lijn.

De majors zijn bang om in Belgische hiphop te investeren. De stroming is hier nog heel nieuw, maar er is een vooruitgang merkbaar. Je hebt een aantal kleinere labels die heel actief zijn. Vijf jaar geleden was er nog bijna niks: een wasteland. Eindelijk heeft Belgische hiphop een identiteit. Al is ons land een zakdoek groot, we hebben MC’s die internationaal iets kunnen betekenen.

Starflam is een mijlpaal in de Belgische popgeschiedenis. Voor Nederlandstalige groepen als ’t Hof van Commerce en ABN blijft het moeilijk om veel exposure te krijgen. Het devies zal altijd ‘do it yourself‘ blijven, vrees ik. Je moet het zonder grote opnamebudgetten stellen, zelf een tournee organiseren, zelf een storyboard schrijven en clips draaien. Maar eerlijk: liever zo dan dat de platenfirma een hippe regisseur op ons zou afsturen. Ik geniet van de vrijheid om al mijn eigen ideeën uit te werken.”

De competitiegeest

“Dat pochen – ‘Wij zijn de beste!’ – is een spel. Hiphop is een machocultuur. Al moet je dat niet te serieus nemen. Het is een louter verbale strijd. MTV dikt die pose en dat stoere gedrag nog aan. De definitie van hiphop vult ieder voor zichzelf in. Zeggen: ‘Zo en zo moet hiphop zijn’, dat vind ik slap gezeik. Hiphop moet evolueren. ’t Hof van Commerce en ABN werden drie jaar geleden tegen elkaar opgezet. De gevolgen waren niet te overzien. De reacties werden steeds heftiger. Ofwel was je pro ’t Hof ofwel pro ABN, maar ze allebei goed vinden, dat kon niet. Nadien nodigde ik Flip Kowlier van ’t Hof als gast uit op het nummer Bloedschande.”

Starflam in concert: op 18/1 in De Velinx in Tongeren. Tel. 012-39 38 00.

Peter Van Dyck / Foto’s Guy Kokken

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content