Uitlaat
Mijn auto en ik gaan uit elkaar. Niet dat we bonje hebben. Integendeel zelfs, ik ben er nogal aan gehecht, aan mijn karretje. En toch, morgen gaat hij één kant op en ik de andere. Een aangekondigde scheiding, zoals vermeld in het leasecontract. Waarin ook gestipuleerd staat dat ik mijn voertuig ‘als een goede huisvader’ dien te beheren. Als het nu nog als een goede huismoeder was. Maar kan ik het helpen dat de vakken in de gemiddelde vaderlandse parkeergarage belachelijk smal zijn en omzoomd door moedwillige pilaren ? Of dat nachtelijke vandalen hun bocht wel eens te kort nemen en zodoende zwarte schampsporen op de linkerflank van mijn reglementair geparkeerde vehikel achterlaten ? Van nature ben ik namelijk een zorgzame chauffeur, van het soort dat al ontkoppelt als aan de einder het licht op oranje springt. En verder heb ik zelden haast, wat maakt dat ik op weg van het werk naar huis vaker dan niet de hele tijd achter dezelfde drietonner blijf hangen.
Vandaar dat ik me bezorgd afvraag waar mijn bakje morgen terecht zal komen. Onder de kont van een zogenaamd ‘sportieve’ chauffeur die met gierende banden optrekt ? Een kettingroker die er een rijdende asbak van maakt ? Wellicht heeft die aan sentimentaliteit grenzende bezorgdheid met mijn stamboom te maken. Mijn grootvader heeft nog bij Minerva gewerkt, het Belgisch prestigemerk voor koningen en sterren waar maar één ding aan mankeerde : dat de auto’s onverslijtbaar waren. Ook mijn vader en oom zaten ‘in den auto’. Mijn moeder tufte jarenlang rond in een goudkleurige Fiat 600, een verguld ei als het ware, dat ze liefkozend met ‘Tuutke’ aansprak en een eigenzinnig karakter toedichtte, naar analogie met Herbie, de antropomorfistische kever uit de Disneystal.
Zover wil ik het niet drijven. Wat niet wegneemt dat ik het afscheid met enige weemoed tegemoet zie : 85.000 kilometer samen onderweg, waarvan minstens driekwart knus in de file, dat schept een band. In afwachting van de overdracht heb ik mijn wagen alvast ontruimd. Onwaarschijnlijk hoeveel spul zich daar in vijf jaar tijd kan opstapelen. Of hoe een auto gaandeweg tot mobiele opslagplaats evolueert. Of tot een spiegel van de persoonlijkheid van de chauffeur. Vast niet iedereen rijdt rond met een zak houtblokken voor de open haard. Of met twee klapstoelen en een plaid, voor het geval hij/zij onderweg van Antwerpen naar Evere plots een aandrang tot picknicken zou krijgen. Eveneens aangetroffen : een paar rubberlaarzen, drie ruitenkrabbers, vijf paraplu’s waarvan drie kapotte, een familieverpakking vochtige doekjes – niet te geloven hoeveel noodsituaties daarmee gestabiliseerd kunnen worden -, een beduimeld exemplaar van Mannen die vrouwen haten, één sportsok, een stapel cd’s, waaronder één Sven Van Hees, om mellow te blijven in de verkeerschaos, en één met het liedje Katmandu van Cat Stevens, om sentimentele redenen. En verder schelpen uit Bretagne, een dennen- appel uit Schilde en vreemd genoeg twee munten uit Letland, waar ik weliswaar geweest ben, maar niet met de auto. Nu nog flink stofzuigen, een ererit door de wasstraat en mijn Fordje en ik zijn klaar. We zijn nog jong allebei, we kunnen opnieuw beginnen. Zijn opvolger heeft een minimale CO2-uitstoot en komt in Ocean Blue. Allicht het begin van een mooie nieuwe vriendschap.
Linda Asselbergs
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier