De Olympische Spelen lieten Athene achter als een glimmend nieuwe stad. Al waren wij ook gecharmeerd door haar doorleefde, bestofte ziel. Alvorens af te zakken naar Kreta, waar achter een dun laagje zontoerisme een eeuwenoude wereld schuilgaat.

Athene mag dan bezoekers lokken met zijn historische en culturele schatten, er waren Olympische Spelen (en de allereerste vrouwelijke burgemees-ter ?) voor nodig om de stad een grondige facelift te geven : een gloednieuwe luchthaven, een metronet en het door architect Calatrava vernieuwde olympisch stadion zijn de indrukwekkendste resultaten. Het is niet voor niets dat IOC-voorzitter Jacques Rogge twee weken geleden een gouden medaille van verdienstelijkheidvan de stad Athene kreeg. Hoewel ze de voorbije jaren heel wat stof moesten slikken, zijn de Atheners het er fier over eens : hun stad is er een pak aangenamer op geworden.

Want tegelijk met de nieuwbouwkoorts leven een paar verloederde stadswijken op. Uit Psirri, dat geprakt zit tussen het toeristische Monastiraki, het Atheense China town en het groezelige Metaxourgio, bleef je vroeger ’s avonds beter weg. Maar de wijk herrees tot een levendige artistieke plaats en hippe uitgaansbuurt. De stad zelf gaf downtown Gazi een injectie door de voormalige gasmaatschappij om te bouwen tot een kunstencomplex met regelmatig openluchtconcerten en maar liefst zeven exhibitieruimtes. De straatjes achter het 30.000 vierkante meter tellende terrein vullen zich stilaan met trendy discotheken en clubs.

Maar het loont om achter de nieuwe façades – het doel is meer dan 5000 nieuwe gevels tegen 2006 – en de nieuwe wijken te kijken om het doorleefde Athene te ontdekken : ’s ochtends vroeg in het Areospark bijvoorbeeld, waar oude mannen sinds jaar en dag hun spelletje tavli spelen, straathonden hun territorium verdedigen en jongeren voetballen. Met een sérieux alsof ze er persoonlijk voor gezorgd hebben dat Griekenland nu Europees kampioen is.

Exotisch

Het is diezelfde tijdloze Griekse levendigheid en gastvrijheid die we op een uurtje vliegen terugvinden in Kreta. Maar tegelijk is duidelijk dat dit grootste Griekse eiland al dicht bij het Afrikaanse en Aziatische continent ligt. In Chania bijvoorbeeld zijn Turkse én Venetiaanse invloeden merkbaar : de galactisch aandoende janitsarenmoskee, de verdedigingsmuren en de broeierige doolhofstraatjes aan de westzijde van de oude haven doen een ooit levendige havenstad vermoeden. Geliefd bij de opeenvolgende Kretenzische overheersers die er elk op hun beurt hun stempel achterlieten.

En al vraagt het een halve dag om er vanuit het noorden te geraken, ook de zuidelijke havenstadjes zijn de moeite. Je zou kunnen kankeren op de wat toeristische sfeer in plaatsen als Chora Skafion, maar een korte wandeling naar het einde van een pier doet de drukte vergeten. Want qua schakeringen van blauw kan de Libische Zee tellen. Je ervaart ze nog beter op een van de prachtige stranden. Of van op een boot die je tussen twee havenstadjes vervoert, of naar het eilandje Gavdos, meteen het zuidelijkste punt van Europa.

Dat het binnenland van Kreta minder buitenlandse bezoekers ontvangt, merk je aan de wegwijzers die plots alleen nog Griekse letters tonen. Hoe dichter bij de Lefka Ori (letterlijk Witte Bergen), hoe lager de kilometerteller. Dat komt niet alleen door de gevaarlijke haarspeldbochten, maar ook door de prachtige vergezichten die om elke bocht opduiken. Of door de kudden schapen en geiten, door een paar herders naar hun zomerverblijf geleid. Of door grote dorst, die ons recht naar een kafenio in Spilia brengt, waar cafébaas Illias meteen de opdracht krijgt om ons te trakteren. Vijf paar donkere ogen volgen nauwlettend elke slok maar even later al betrekken ze ons in hun stoere verhalen uit de wereldoorlogen. Veronderstellen we, want Griekse woorden zijn uitgesproken nog onbegrijpelijker dan geschreven. n

Tekst Leen Creve

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content