Tussen Tati en Bowie
Haar naam klinkt Vlaams, maar modeontwerpster Nathalie Demedts is op en top Brussels. Vorig jaar kreeg ze de ‘Coral Fashion Award’, sindsdien ontvangt ze in haar atelier almaar meer klanten. Vrouwen die van maatwerk houden én van Jacques Tati of David Bowie.
:: Info : Nathalie Demedts, 02 544 07 42.
Het is buiten al donker als ik het ruime, witte atelier binnenstap aan de Brusselse de Mérodestraat. Een vrouw van midden de dertig zit achter een grote, hoge werktafel, omringd door patroonpapier, tekeningen en stofstalen. Ontwerpster Nathalie Demedts geeft me een hand en leidt me rond. Achterin hangen de collectiestukken : pas afgewerkte bestellingen van klanten, zoals drie geruite minirokjes en een krijtstrepen pak, enkele stukken uit de collectie waarmee ze vorig jaar de Coral Fashion Award won, en ook een bruin jasje dat ze maakte van oude stof, voor een project met Spullenhulp.
“Ik doe alles zelf : tekenen, patronen maken, stof zoeken, stukken in elkaar zetten. Dit is dan ook mijn heiligdom, mon jardin secret”, licht Nathalie toe. “Maar de laatste tijd is dit atelier meer een salon geworden. Vooraleer ik iets maak voor een vrouw, wil ik weten wie ze is. Dus praat ik met haar. Tijdens het passen raken klanten dan weer met elkaar aan de praat. Dan leren ze elkaar kennen, terwijl ze halfnaakt hun maten laten opnemen. Bizar is dat.”
Nadat je de ‘Coral Fashion Award 2003’ hebt gekregen, werd je naam een gevestigde waarde in de hoofdstedelijke modescene. Maar bestaat er eigenlijk zoiets als Brusselse mode ?
Nathalie Demedts : Het is natuurlijk een jong gegeven, Brusselse mode. Ik denk dat er intussen, mede door een initiatief als Modo Bruxellae, wel degelijk een Brusselse scene bestaat, alleen : ik hoor er niet echt bij. Als kind was ik ook al erg op mezelf, aan Ateliers Lannaux was ik vrij student, en nu… ik denk niet dat je mijn kleren kunt vergelijken met wat er in de Dansaertstraat ligt.
Ik zie enerzijds veel statige jassen in zwart, rood en wit, en anderzijds glanzende topjes met pastelkleurige borduursels. Wil je een zekere dualiteit, een spanningsveld, in je collecties leggen ?
Eigenlijk zijn al mijn ontwerpen terug te voeren naar mijn twee helden, Jacques Tati en DavidBowie. De films van Tati behoren tot mijn vroegste jeugdherinneringen. Mijn vader was een grote fan. Jour de fête of Les vacances de Monsieur Hulot, ik begreep die films niet helemaal, maar ik heb ze wel tientallen keren gezien. Wat Kuifje is voor anderen, is Tati voor mij. Mijn Tati-collectie staat voor onbezonnenheid, lichtvoetigheid, kinderlijke onschuld. Die Chinese bloesjes maken daar bijvoorbeeld deel van uit. Natuurlijk is het werk van Tati zeer gelaagd, Behalve humor en veel geklungel zit er ook maatschappijkritiek in een film als Traffic, maar dat heb ik pas later begrepen. In mijn eindejaarscollectie op Atelier Lannaux verwees ik naar de vooruitgangsdromen van de jaren vijftig. Op en top Tati, want in Mon Oncle heeft monsieur Hulot de grootste moeite om die moderne snufjes aan de praat te krijgen ! Wat ik wil zeggen : Tati is voor mij een onuitputtelijke bron van inspiratie.
En David Bowie ?
Die werd belangrijk tijdens mijn puberteit. Bowie symboliseert voor mij de rebellie, luide muziek draaien op je kamer, je afzetten tegen je ouders. Heb ik ook gedaan, ja. Maar Bowie is ook donkerte, androgynie en mysterie. De zwarte jassen, broeken met uitlopende pijpen, allemaal Bowie.
Als ik het goed begrijp, heb je dus maar twee collecties ?
Inderdaad : Tati voor de zomer, Bowie voor de winter, ieder jaar opnieuw. Ik heb een bron aangeboord, en ik blijf uit diezelfde bron putten. Als ik er zin in heb, dan breid ik beide collecties uit met nieuwe stukken. Zo heb ik in samenwerking met Scabal de Bowie-collectie aangevuld met de tartanserie, rokken en jasjes in Schotse ruiten. De modeseizoenen volg ik niet, en dat hoeft ook niet, want voorlopig lig ik niet in boetieks. Een klant komt hier binnen, kiest een stuk, en vervolgens voer ik het uit op maat. In principe kan iedereen die hier komt, een ‘oud’ Tati-stuk laten maken.
Je bent pas op latere leeftijd mode gaan studeren. Daarvoor had je al een diploma moleculaire biologie gehaald. Een verplichting van je ouders ?
Neen, toch niet. Als kind had ik twee hobby’s : poppenkleertjes maken en naar Cousteau-documentaires kijken. Eigenlijk was Jacques-Yves Cousteau mijn eerste grote held, zelfs voor Tati. Ach, ik was gewoon een goede leerlinge. En wat doet die als ze gaat voortstuderen ? Precies, die gaat voor de moeilijkste studie, het werd dus biologie. Ik heb in farmaceutische labs gewerkt, ik heb biologie gegeven aan scholieren in Afrika, ik ben milieuconsulente geweest. Die laatste job heeft me iets heel belangrijks bijgebracht : diplomatie en communicatievermogen. Als tiener durfde ik in groep amper mijn mond open te doen, maar toen ik bedrijfsleiders ging uitleggen hoe ze hun afval moesten sorteren, werd ik wel verplicht aan mijn verlegenheid te werken.
En voor jezelf op te komen.
Precies. Rond mijn 27ste voelde ik het poppenkleertjesgevoel weer opkomen. Ik maakte wel zelf mijn kleren, maar dat was vooral erg onhandig knip-en-plakwerk. Dus ging ik privé-les volgen bij een Brusselse dame die nog in een coutureatelier had gewerkt. Heerlijk was dat, van de strakke wetenschap donderde ik in de fantasiewereld van de haute couture ! Maar natuurlijk ging het me om de techniek, die wou ik absoluut onder de knie krijgen : ontwerpen, patroontekenen.
In 1997 schreef ik me in als vrije leerling aan Atelier Lannaux, in 2000 haalde ik mijn diploma, en drie jaar later won ik, tot mijn grote verbazing overigens, de Coral Fashion Award. Plots was ik fulltime ontwerpster. Ik sta er nog altijd van versteld : nooit had ik durven te dromen dat ik van mijn hobby mijn beroep kon maken.
Helpt je wetenschappelijke achtergrond als je experimenteert met nieuwe materialen ?
Net niet. Qua materialen ben ik eigenlijk zeer traditioneel : katoen en wol, en heel soms eens een stof waar wat lycra of zo in vermengd zit, om de pasvorm te verbeteren.
Toch zijn er wel degelijk raakvlakken tussen wetenschap en mode. Een van de dingen die ik vroeger het liefst deed, was schetsen in mijn practicumschrift : heel minutieus natekenen wat je ziet in de microscoop. De zin voor details die me in mijn studie biologie is ingepeperd, komt me nu erg van pas. Kleding ontwerpen en maken is voor mij precisiewerk. Ik geloof in de klare lijn, maar ze moet wel perfect afgewogen zijn. Ik ben fan van Christian Dior, en dan bedoel ik echt Christian Dior en niet John Galliano, en van Courrèges. Zeker die laatste ging heel beredeneerd te werk.
Je lijkt wel een ouderwetse kleermaakster !
Maar waarom zou je je geld geven aan vijf minirokken, waarvan de sluiting bij de minste beweging tegen je navel zit, als je voor hetzelfde bedrag één perfect zittend stuk kunt kopen ? Kijk naar mijn klanten : die zijn de slechte pasvormen van de confectie beu. Leeftijd speelt geen rol, de vrouwen die hier over de vloer komen, variëren van zeventien tot zeventig.
Je werkt ook op bestelling ?
Ja, maar binnen bepaalde grenzen. Je moet niet komen aandragen met een foto uit een modetijdschrift, ik ben geen kopieermachine. Daarom praat ik altijd met mijn klanten : van welk kledingstuk ze dromen, aan welke details ze belang hechten. Meestal willen ze iets uit de collectie, maar het kan ook zijn dat ze een trouwjurk willen. Geen probleem. Zij vertellen, maar ik maak de tekening ! Laatst had ik een vrouw die mijn tartancollectie kende, gek was op de stoffen van Scabal, maar het zo jammer vond dat die geen vrouwenkostuums maakten. Dat vond ik een goed argument.
Tot slot : wat brengt de toekomst ?
Ik wil vooral het gevoel behouden dat ik nu heb : een constante roes van plezier terwijl ik werk. Ik wéét wat het is om niet gelukkig te zijn in je job. Maar anderzijds wil ik natuurlijk ook groeien. Ik heb pas iemand ontmoet die mijn ontwerpen aanvoelt, een meisje dat een boetiek heeft in Namen. En speciaal voor haar publiek ga ik nu een aparte collectie maken. Dan zal ik voor het eerst echt in een winkel liggen, worden kleren van mij verkocht zonder dat ik de klanten zie of ken. Spannend ! Maar het hoeft niet te snel te gaan. Want ik heb het hier erg naar mijn zin in mijn geheime tuin, mon jardin secret.
Tekst Katia Vlerick
“Tati voor de zomer, Bowie voor de winter, ieder jaar opnieuw. Ik heb een bron aangeboord, en ik blijf uit diezelfde bron putten.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier