Op een kwartiertje rijden van Marseille worden de klassieke ingrediënten van de Méditerranée – zon, zee, rotsen, badend in een feeëriek licht – gereduceerd tot hun glorieuze essentie. Zelfs een getormenteerde geest als Virginia Woolf kwam tot rust in de Calanques, fjorden op Provençaalse wijze.

Behalve een suite van componist Darius Milhaud is La cheminée du Roi René dat plekje in een Provençaals dorp waar het het lekkerst zonnekloppen is. In Cassis, een juweel van een kuststadje in amfitheatervorm tussen het rotsmassief van de Calanques en de duizelingwekkende Cap Canaille, is dat een bankje in de luwte van de oude haven, goed beschut tegen de mistral. De zon tintelt op mijn blote armen en benen zoals alleen de eerste lentezon dat kan, en mijn brein dobbert doezelig op het ritme van de vriendelijke golfslag. Mocht Moeder Natuur in opdracht van het Office du Tourisme gewerkt hebben, ze had het er niet beter kunnen afbrengen, denk ik zomaar voor me uit. Grote geesten waren het met mij eens. “Qui a vu Paris, mais n’a pas vu Cassis, n’ a rien vu”, beweerde de Provençaalse dichter Frédéric Mistral. ( Cassi zeggen ze hier, de eind-s wordt niet uitgesproken). Vlak bij de vuurtoren staat het standbeeld van zijn held Calendal, in de fameuze pierre de cassis waaruit ook de sokkel van het Amerikaanse Vrijheidsbeeld gehouwen werd. Niet dat dat op iedereen evenveel indruk maakt, vandalen hebben de heroïsche ansjovisvisser net van verse graffiti voorzien.

Maar ze hebben hier nog meer om trots op te zijn. Schilders Braque, Derain, Vlaminck en Max Ernst lieten zich hier graag door het licht inspireren, ook Churchill plantte meer dan eens zijn schildersezel in de baai. En schrijfster Virginia Woolf ontvluchtte samen met haar zuster Vanessa de Londense nevelen en de neurasthenie die haar uiteindelijk tot zelfmoord zou drijven, en vond hier inspiratie voor haar roman To the Lighthouse. “A little paradise”, zou ze uitgeroepen hebben toen ze hier in 1925 voor het eerst neerstreek en de bootjes van de sardinevissers met hun vangst zag terugkeren. De visserssloepen zijn grotendeels verdrongen door zeiljachten en plezierboten, maar de haven met haar pastelkleurige huisjes en vele uitnodigende terrassen heeft niets van haar charme verloren. Hetzelfde geldt voor de schaduwrijke straatjes en steegjes van de oude binnenstad met hun charmante details : hier een houten deurknop in de vorm van een krekel, daar een oud uithangbord in de vorm van een stralende zon. Een Rue Rompe-Cul mag natuurlijk niet ontbreken ; de meer poëtisch geïnspireerde Rue Pavé d’Amour werd herdoopt tot Rue Bonaparte, omdat een zekere jonge brigadeofficier er op 10 februari 1894 in het nummer 19 overnachtte. Voor iemand die zo weinig uren slaap nodig had, kende Napoleon in de Provence aardig wat logeeradresjes. Een wandeling door oud Cassis is des te verrassender in het gezelschap van Jean-Pierre Cassely, auteur van de gids Provence insolite et secrète. Uit zijn vele smeuïge anekdotes onthoud ik vooral dat een trip naar Cap Canaille, met zijn 400 meter de hoogste klif van Europa, niet altijd een plezierreisje was. Maffiosi uit Marseille rekenden hier met dwarsliggers af, en daarvan waren er niet veel die het konden navertellen.

Idyllisch plaatje

Nee, dan liever een stevige wandeling in de Calanques, alleen niet in juli en augustus, want dan is dit beschermd natuurgebied geregeld gesloten wegens brandgevaar. Maar in het voor- en najaar is het hier heerlijk stappen op de paden tussen de witte kalkrotsen. Daarnaast kun je de baaien, kreken en verborgen strandjes ook per boot verkennen, of per kajak, onder leiding van Pilou, een gebronsde en laconieke Marseillais die landrotten geduldig de eerste beginselen van het paddelen bijbrengt. Zelf vind ik dat ik beslist aanleg heb voor deze discipline, een uitspraak die door mijn metgezel op hoongelach onthaald wordt. Kan ik het helpen dat links en rechts voor mij eerder arbitraire begrippen zijn ? En ja, dat rokje waarmee je in de kajak vastgesnoerd wordt, is een tikkeltje omslachtig. Maar wel nuttig als je in het zog van een plezierboot terechtkomt. De drie calanques die we aandoen, zijn van een adembenemende schoonheid. Port-Miou dringt fjordgewijs een kilometer diep het land in en vormt een natuurlijke jachthaven. Port-Pin heeft een beschut keienstrandje dat uitnodigt tot picknicken, de kleur van het zeewater varieert er van mysterieus smaragdgroen tot onwezenlijk turkoois. Maar de echte parel van de Calanques is En-Vau, genesteld in een diepe canyon, omringd door loodrechte rotsen, een uitdaging voor klimfanaten.

Van al die inspanningen krijgt een mens honger. En op de kade lokken de vele visrestaurants met hun mediterrane specialiteiten. La Vieille Auberge is met haar keuken zonder chichi en haar amicale sfeer zowat de kantine van Cassis, bij de Poissonnerie Laurent is het heerlijk zitten op een van de balkons, de gegrilde tonijn kan ik van harte aanbevelen. Wie iets gesofisticeerder wil tafelen, zit goed bij Fleurs de thym in de Rue Lamartine, waar een uiterst creatieve keuken harmoniseert met een sympathiek en eigentijds Provençaals kader. Hét nieuwe lokale topadres is La Villa Madie, een creatie van chef Jean-Marc Banzo, bekend van Le Clos de la Violette in Aix-en-Provence (goed voor twee sterren in de Guide Rouge), en Enrico Bernardo, in 2004 gelauwerd als Meilleur Sommelier du Monde. Het terras van deze strak moderne gastronomietempel, hoog op de rotsen boven een azuurblauwe zee, is een droom, de combinatie van de kraakverse producten met de aangepaste terroirs een feest voor de papillen. De mikado van gekonfijte asperges zal me nog lang heugen, net als de supions (kleine inktvisjes) in een bouillabaissejus. Om van het dessert met vier verschillende chocoladebereidingen nog te zwijgen. We drinken een Clos Ste. Magdeleine 2004 en grappen dat er vast in een directe pijplijn tussen het restaurant en het vlak ernaast gelegen domein ( fournisseur du Palais de l’ Elysée !) geïnvesteerd werd.

De roep van de wijn

Tja, le vin de Cassis, dat is een hoofdstuk apart. De Grieken die Marseille stichtten, zouden hier al wijn verbouwd hebben. Met 3000 uur zon per jaar en beschut tegen de mistral door de omringende rotsmassieven is het dan ook een uitgelezen wijngebied. In 1936 werd Cassis een Appellation d’Origine, een van de oudste van Frankrijk. “Hij schittert als een heldere diamant, ruikt naar rozemarijn, heide en mirte en danst in het glas”, schreef Mistral, evenzeer wijnkenner als dichter. Op een grondgebied van tweehonderd hectare produceren twaalf domeinen jaarlijks zo’n miljoen flessen. Hoofdzakelijk witte wijn, met nog wat rosé voor de liefhebbers. Vaak is de vraag groter dan het aanbod. Van mijn favoriet, de Clos Ste. Magdeleine 2004, blijft nog maar een beperkt aantal flessen over, weet oenologe Anne-Marie Point. Het domein is prachtig gelegen, van op de flanken van Cap Canaille tot vlak bij de zee. Pure passie, dat is het wat deze wijn zo speciaal maakt. De passie van wijnbouwers die tijdens de vinificatie letterlijk naast hun wijn slapen. “Il faut écouter le vin”, zegt Anne-Marie, en houdt haar glas naast haar oor. Ik denk dat ik ‘m toch liever opdrink.

Een ander prestigieus domein is Château de Fontcreuse, eigendom van Monsieur Brando. Jean-François, niet Marlon. Type gentleman farmer, net als Colonel Teed, de stichter van het wijnhuis. De Britse militair die in India zijn echtgenote ‘vergeten’ was, had een zwak voor de Rivièra. Tijdens een van zijn zwerftochten ontdekte hij Cassis en verloor er zijn hart. Net als een van zijn beroemde gasten, Virginia Woolf. La Bergère, het huisje tussen de wijngaarden waar ze verbleef en schreef, maakt nog steeds deel uit van het domein.

Mocht Virginia nu leven, dan zou ik haar van harte le Château de Cassis aanbevelen, een waar arendnest boven de stad waarvan de eerste grondvesten van de achtste eeuw dateren, en dat door de huidige uitbaters Laurent en Rodolphe tot een prestigieuze chambre d’hôtes omgetoverd werd. De vijf suites en kamers zijn met een fantastisch oog voor detail gedecoreerd in een eclectische stijl die tegelijk luxueus en nonchalant is. In de gemeenschappelijke vertrekken creëren souvenirs van verre reizen en mooi uitgegeven kunstboeken een persoonlijke sfeer, van op de terrassen heb je een spectaculair panorama over le tout Cassis. Een bonus is het heerlijke zwembad omringd door cipressen.

Cinema met ballen

Over de snelweg is het maar een kwartiertje rijden van Cassis tot het nabijgelegen stadje La Ciotat, maar je zou wel gek zijn om niet de toeristische Route des Crètes te nemen : het betere bochtenwerk en om de haverklap een point de vue met zicht op de Golfe de Cassis en de eilanden voor de kust van Marseille. Je ziet ook duidelijk het verschil tussen de witte calanques van Cassis en de okerkleurige van La Ciotat. Op het eerste gezicht heeft La Ciotat (de naam is afgeleid van het Latijnse civitas, stad of staat) niet het in het oog springende pittoreske van het compacte Cassis, ook al omdat de haven beheerst wordt door de enorme kranen van de teloorgegane scheepswerf. Anderzijds ligt in de haven ook de toekomst van het stadje, want een splinternieuwe scheepslift maakt het tot een serieuze concurrent voor Genua op het gebied van bouw en onderhoud van luxejachten. En wie door de oude stad met haar levendige straatjes en Provençaalse pleintjes slentert, valt snel voor haar charme. Mis vooral ook de Eglise Notre Dame niet, oorspronkelijk een vijftiende-eeuwse kapel, maar met schitterende hedendaagse fresco’s en kruisweg. Bovendien is La Ciotat een echte badplaats met een 19,5 kilometer lange strandboulevard langs de Golfe d’Amour die uitnodigt tot joggen en flaneren. Plezierboten brengen je naar het Ile Verte vlak voor de kust, of varen langs de intieme Calanques de Mujel en Figuerolles. Een andere must is Le parc Mujel, een droom van een tropische tuin die in de luwte van het rotsmassief van een microklimaat geniet, en waar op 12 hectare 730 plantensoorten uit alle windstreken bijeengebracht werden. Wie genoeg adem en stevige benen heeft, haalt de belvédère, waar je met je neus op de toepasselijk genoemde Cap d’Aigle zit.

Maar wat La Ciotat helemaal onweerstaanbaar maakt, is dat hier twee uitvindingen gedaan werden die de mensheid onnoemelijk veel plezier bezorgden. In de eerste plaats la pétanque. Goed, le jeu de boules was in deze contreien al langer populair, getuige een gemeentelijke verordening van 22 Plu-viôse VII (10 februari 1799) die verbood nog boules te spelen op de openbare weg. Dit nadat een onfortuinlijke burgeres vol door zo’n boule getroffen werd. Maar het was in 1910 dat ene Jules Lenoir, krom van de reuma en niet in staat het traditionele la longue te spelen, het petanque zoals we het nu kennen uitvond, over een kortere afstand en met de voeten stevig verankerd tijdens de worp ( les pieds tanqués). Sindsdien mag La Ciotat zich trots Le berceau de lapétanque noemen.

Een paar jaar eerder al, op 22 september 1895, schreven de broers Louis en Auguste Lumière geschiedenis met de vertoning van hun eerste korte films, waaronder de bekende L’aroseur arosé en L’arrivée du train en gare de La Ciotat. Onder de gasten brak paniek uit omdat ze dachten dat de trein echt de zaal inreed. De wereld zou nooit meer dezelfde zijn. La Ciotat eert zijn beroemde burgers in L’ Espace Lumière, een monument op de strandboulevard, een jaarlijks filmfestival en L’Eden, de oudste nog bestaande cinema ter wereld die momenteel gerenoveerd wordt.

Restaurant La Sardine is dan weer een eerbetoon aan het gelijknamige visje. Wie een sardinade bestelt, kiest vier verschillende bereidingswijzen uit een lange lijst : beignets, carpaccio, tartare, rillettes, sushi tot tarte tatin toe, je kunt het zo gek niet bedenken. Nooit een groot sardineliefhebber geweest, maar dit smaakt geweldig. Een pluim ook voor de aantrekkelijke, frisse presentatie en de joviale bediening. We kijken naar de bedrijvigheid in de oude haven en luisteren naar het getik van de boules op het pleintje en de commentaren van de spelers. Af en toe laaien de emoties hoog op. In het land van Pagnol gaan passie en petanque perfect samen.

Tekst en foto’s Linda Asselbergs

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content